Duivenkweek
Hoe Chinese miljonairs de duivensport veranderen: ‘Duiven zijn, net als bonbons en frieten, een echt Belgisch product’
Belgische wedstrijdduiven zijn in trek bij miljonairs uit China, waar gokken bij duivenraces een lucratief tijdverdrijf is geworden. Het grote geld maakt de sport kapot of voorkomt juist dat zij uitsterft, afhankelijk van wie je het vraagt.
Vroeger dachten zijn vrienden dat hij gek was. Frederik Leliaert had als tiener op straat een duifje gevonden, en raakte verstrikt in de duivenliefhebberij. ‘Ik was een gabber en hield wel van een feestje’, vertelt hij lachend. ‘Maar om vier uur ’s ochtend wilde ik weer thuis zijn voor die beestjes.’
Het lachen verstomde toen één van zijn duiven een belangrijke wedstrijd won, en iemand 10 duizend euro voor het dier wilde neertellen. Vanaf dat moment keken zijn vrienden met andere ogen naar zijn hobby. Misschien waren duivenraces toch niet alleen voor oude mannetjes, met zo’n donkerblauwe stofjas en een geruite pet.
De oude volkssport is de laatste jaren inderdaad uitgegroeid tot big business, en de verklaring daarvoor komt uit China. Tijdens de culturele revolutie van Mao waren wedstrijdduiven verboden, maar nu telt het land 1 miljoen duivenmelkers, en nog veel meer Chinezen die op de races willen gokken.
‘Chinese miljonairs trekken naar België om hier hun nieuwe kampioenen te vinden’, vertelt Leliaert, die ondertussen zijn brood verdient bij Pipa (Pigeon Paradise), een bedrijf waar duiven worden gekweekt en online worden geveild. ‘Ze zijn, net als bonbons en frieten, een echt Belgisch product omdat de sport hier al van oudsher wordt bedreven; kennis gaat over van generatie op generatie. Bovendien gelden onze klassieke races nog steeds als de Champions League van de duivensport.’
Wedstrijdduif New Kim
Die miljonairs tellen gigantische bedragen neer voor een topduif, en vorige maand werd er een nieuw record gevestigd: een Chinese liefhebber heeft 1,6 miljoen euro neergeteld voor New Kim, een vrouwelijke wedstrijdduif van een bekende Vlaamse duivenmelker die met pensioen is gegaan.
Deze dieren werden verhandeld via Pipa, dat bij liefhebbers bekend staat als het Sotheby’s voor de duivenmelkerij. Ook bij oprichter Nikolaas Gyselbrecht (40) is het allemaal begonnen als een hobby: toen hij nog studeerde, heeft hij voor de lol een internetportaal opgericht met links naar internationale duivensites, foto’s van duiven uit de eigen hokken en nieuws over de sport. Na zijn studie, in 2003, wilde hij proberen of hij iets aan de site kon verdienen en bood online een paar duiven te koop aan. ‘Ik woonde nog bij mijn ouders, had geen vaste lasten, en had dus weinig te verliezen.’
De duiven raakten snel verkocht, andere mensen informeerden of zij hun beestjes ook via zijn portaal konden verkopen, en langzaam maar zeker groeide Pipa uit tot een professionele omgeving. Na een jaar kreeg Gyselbrecht een mailtje van iemand die potentie zag voor de Chinese markt, en voorstelde als vrijwilliger te helpen met vertalen. De site telt ondertussen acht talen (binnenkort komt daar Arabisch bij) en Gyselbrecht heeft meer dan honderd werknemers. Hij schat dat Pipa dit jaar een omzet heeft tussen de 35- en 40 miljoen euro.
Opstuivend gefladder
Gyselbrecht voelt zich niet zo lekker en kan zijn verhaal alleen aan de telefoon vertellen, maar Frederik Leliaert geeft graag een rondleiding over het terrein van Pipa. Het is een klein doolhof van smalle straatjes en houten huisjes: luxe duivenhokken die ook wel lofts worden genoemd. Overal klinkt zacht gekoer en opstuivend gefladder. Er worden hier tot 4.000 duiven gehuisvest. Dieren die ze zelf kweken, maar ook beestjes die bij Pipa logeren tot ze naar hun nieuwe eigenaar gaan.
New Kim is er niet. Zij wacht op een geheime locatie tot ze naar China kan worden gebracht − er is nog wat gedoe met het transport vanwege de vogelgriep. Echt leuk gaat het leven voor haar niet meer worden. Ze komt terecht in een prachtig hok, maar mag nooit meer naar buiten; een duif zal altijd terug willen naar de plek waar hij is opgegroeid, en vanuit China gaat New Kim die plek natuurlijk niet meer vinden.
Nee, New Kim wordt een soort broedkip. Ze mag aan de lopende band gaan paren met Armando, die andere prijsduif die vorig jaar voor 1,3 miljoen euro is verkocht aan dezelfde Chinees. Hun kuikens zullen heel veel geld waard zijn.
Terwijl de profs denken aan de dollars, is de liefhebber gewoon bezig met zijn hobby. En je moet veel van duiven houden, weet Leliaert, want het is een tijdrovende liefhebberij. Zijn eigen vrouw heeft de vogels regelmatig vervloekt omdat hij weer eens geen weekeinde weg wilde, of niet mee uit eten kon. En die ene duif, die hij voor 10 duizend euro kon verkopen? Die heeft hij gehouden − toen het dier een jaar later weer kampioen werd, werd er 50 duizend euro voor geboden. ‘Dat is mooi, vond mijn vrouw, zo hebben we nog iets aan die hobby van jou. Ze dacht aan een nieuwe badkamer, of een veranda, die wilden we ook al lang hebben.’ Maar dat is het niet geworden. Lachend: ‘Ik heb er een BMW van gekocht!’
Adrenaline
Zoveel geld heeft Oreil Focquart (70) nooit voor een duif gekregen. Hij is een duivenmelker van het klassieke soort, met een duivenhok in de achtertuin. ‘Een duif zien thuiskomen, daar gaat het allemaal om’, vertelt hij met glimmende ogen. ‘Dat stipje in de verte, dat je direct herkent aan de manier waarop hij aanvliegt. Dan voel je de adrenaline door je hele lichaam stromen.’
Al sinds zijn vijftiende levensjaar is Focquart dagelijks met de duiven in de weer, net als zijn vader en zijn opa vroeger waren. Maar er is veel veranderd, zegt hij. De boel is vergrijsd. ‘Vroeger hadden we elf duivenmelkers in de straat van mijn vader. Nu is het er nog maar één. Dat is jammer. De kameraadschap die erbij hoorde, verdwijnt.’ De duivenvereniging is een ‘ouwemannenhuis’ geworden, en dat begrijpt Focquart ook wel, omdat de hobby zoveel tijd kost.
Maar ook het grote geld maakt de sport kapot, zegt hij. Het wereldje wordt steeds kleiner, en de professionals (Vlaanderen telt ongeveer honderd topkwekers) worden steeds groter. Omdat iedereen aan dezelfde races meedoet, is het alsof het lokale voetbalelftal het moet opnemen tegen Real Madrid. ‘Maar wat wel weer leuk is’, zegt hij daarna fier, ‘is dat het wel kán. Als jouw beestje de snelste is, wint hij gewoon van de grote jongens.’
Volgens Gyselbrecht zorgt het grote geld er juist voor dat de duivensport niet uitsterft. ‘Het stoffige imago verdwijnt en een bedrijf als Pipa wordt voor vol aangezien. Pas stond hier een jongen van 18 die zei dat hij later ook professional wilde worden. Nog even en duivenmelken is hartstikke hip.’
Klassieke duivenraces (Europa)
Alle duiven worden op een centraal punt ingezameld en in manden met een vrachtwagen naar de losplaats gebracht. Daar worden ze tegelijk losgelaten, waarop de duif terug naar huis vliegt. Degene die het eerst arriveert, is de winnaar.
De aankomst- en vertrektijden worden bijgehouden door een chip die de dieren bij zich dragen, en het verschil in afstand tussen de verschillende duivenhokken wordt verrekend. Eigenaars kunnen op hun eigen duiven gokken, maar als zij dat al doen, worden er meestal niet meer dan een paar tientjes gewonnen.
One-loftraces (Azië)
Honderden eigenaars brengen jonge duiven naar een immens hok (een loft) waar de dieren opgroeien. Deze plek geldt voor hen als ‘thuis’, dus daar zullen zij bij een wedstrijd allemaal naar terugvliegen. Kwekers moeten flink inleggen om hun duif mee te laten doen, en sommigen brengen honderden jonkies naar de loft, om hun kansen te vergroten.
Ook hier is de duif die het eerste terug is de winnaar, en voor de eigenaars zijn er miljoenen euro’s aan prijzengeld te verdienen. De wedstrijden kunnen via een livestream worden gevolgd, en er wordt door honderdduizenden mensen op de uitslag gegokt.
(VK)