'Hoe zal ik het zeggen' op VTM: 'Had je maar meer moeten afwassen'
Je zou denken dat de lof van ‘Hoe zal ik het zeggen’ onderhand wel gezongen is, maar toch is de pedagogische rol van Jens Dendoncker nog onderbelicht gebleven. In het verleden diende zich al menig ouderpaar bij hem aan om hun kroost middels goedbedoeld bedrog en verborgen camera’s weer het juiste pad op te jagen, en kijk: ook bij de aanvang van het derde seizoen stond er weer zo’n stel klaar.
Een 16-jarige puber had op school een broertje dood aan Frans: niet ongewoon op die leeftijd, maar omdat dreigen met Sint of Piet niet meer volstond, spoorden de ouders Jens Dendoncker aan om in hun plaats tot een gepast lik-op-stukbeleid over te gaan. Daar hadden ze danig plezier in: het risico je kinderen openlijk te vernederen zou een overweging kunnen zijn om hen toch maar niet in te schrijven voor ‘Hoe zal ik het zeggen’, maar hier ging het duidelijk om een vorm van immanente rechtvaardigheid.
De balorige knul werd onder het mom van een meet and greet blootgesteld aan twee vermeende fransozen die zijn idolen Daft Punk moesten verbeelden: onder hoongelach van zijn helden schuimde hij wanhopig de schaarse tableaux des conjugaisons af die hij toch ergens in zijn tienerbrein weggestopt moest hebben. Zijn ouders, die het alleen maar goed met hem meenden, lagen ondertussen verdekt opgesteld in een deuk. ‘Ik vind het niet erg,’ zei de jongen nadat Dendoncker zich op het einde kenbaar had gemaakt. Zo hoor je te reageren als je op de aanwezigheid van verborgen camera’s wordt gewezen, maar de toon was die van iemand die al uitkeek naar het moment in de verre toekomst waarop een beademingsapparaat uitgeschakeld moest worden.
In ‘Hoe zal ik het zeggen’ meen je af en toe de hang van de Vlaming naar een adequate kliklijn te herkennen. Niet zelden kom je dan ook evenveel te weten over de opdrachtgever van de grap als over de gedupeerde. Ene Glenn werd door zijn vriendin aangegeven bij Jens Dendoncker omdat hij een hekel had aan afwassen: een vergrijp dat niet strafbaar is en zelfs des mensen lijkt, maar dat hem niettemin op een gewapende politie-inval kwam te staan. Je zou zomaar een traumaatje kunnen overhouden aan ‘Hoe zal ik het zeggen’. Had je maar vaker moeten afwassen.
Het moet gezegd dat er nog altijd creativiteit in hoge dosissen vereist is voor de uitwerking van zulke grappen. Vindingrijkheid die doet vergeten dat ongein met verborgen camera’s een hele tijd geleden al de grenzen van de houdbaarheid heeft afgetast. Jens Dendoncker geeft er ook blijk van in zijn presentatie. Zelfspot, het begin van alle humor, is hem niet vreemd, en zijn vis comica weerhoudt slachtoffers ervan hem na hun beproeving op een bloeduitstorting te trakteren. Al leek Niels Destadsbader het er wel erg lastig mee te hebben dat hij een tijdlang in de waan had verkeerd dat zijn sociale media gekaapt waren. Die kwelling dreigde gevolgen te hebben voor de band met zijn klanten, met wie Niels het alleen maar goed meent.
Doorgaans baal je als zich weer eens een BV in een zonevreemd programma openbaart, maar als in ‘Hoe zal ik het zeggen’ een bekende kop in de maling wwordt genomen, verkneukel je je harder dan wanneer een onbekende wordt afgerekend op z’n afkeer van stofzuigen. Misschien is dat mededogen. Misschien net niet.