'Horses' van Patti Smith: het ros onder de loep
Op het drielandenpunt van rock-’n-roll, poëzie en punk, dat toen strikt genomen nog moest worden uitgevonden, debuteerde Patti Smith in 1975 met ‘Horses’. The Patti Smith Group komt ‘Horses’, 40 jaar oud, deze week spelen op Rock Werchter en Down the Rabbit Hole.
Thuis hebben wij een driedubbele elpee uit 1971 waarop, als met een beiteltje in een stenen tafeltje gehouwen, al het essentieels staat wat de vroege rocker Eddie Cochran in zijn veel te korte carrière heeft opgenomen: ‘Twenty Flight Rock’, ‘Summertime Blues’, ‘C’mon Everybody’, een cover van Ray Charles’ ‘Hallelujah I Love Her So’... Alles wat een jongenshart nodig heeft, mooi uitgegeven en voorzien van fraaie liner notes, die vertellen over de rocker en zijn jeugd in de Midwest, diens foto in de portefeuille van een jonge fan en zijn vroege dood. Opgesteld in trefzeker proza dat consequent de artiest en niet de schrijver zelf, Lenny Kaye, centraal stelt. Kaye was een rockjournalist met een voor de beroepsgroep zeldzame bescheidenheid – zeker in die tijd – en een feilloos oor. Hij is het ook die met de eerste ‘Nuggets’-verzamelaar in ’72 een verdronken land vol garagerock ontsloot.
undefined
'Patti Smiths woede gaat met veel liefde gepaard: ze is als punk net genoeg hippie, als hippie precies genoeg punk.'
De liefde van Lenny Kaye voor het woord en die van Patti Smith voor rock-’n-roll dreef hen in elkaars armen. Zijn gitaar, haar woorden, haar navel en zijn bescheidenheid: hun huwelijk van tegenstellingen, hun onervarenheid en Smiths hang naar vrijheid zorgden op ‘Horses’ voor volstrekt niet te klasseren songs als ‘Free Money’, ‘Gloria’ en ‘Land’, waarin dichteres en gitarist elkaar naar de ene na de andere climax jagen. Kaye zal er ook zijn in Werchter en Beuningen. Doe ’m een kreet cadeau: ‘LENNY!’
Het is moeilijk te zeggen wie wie is in de optelsom power + eloquentie die de vroege Patti Smith Group zo perfect maakte, maar als het op de boogie aankomt, de swing die het boeltje afmaakte (en die door flink wat punks als eerste overboord werd gegooid), wijzen wij graag naar pianist Richard Sohl. De toetsen van Sohl, steengoeie rock-’n-rollpiano (denk Jerry Lee en Fats Domino) en toch volledig vrij van vorm, zijn vaak het begin en het einde op de songs van ‘Horses’. De driehoek Sohl-Kaye-Smith werd ook perfect uitgespeeld op ‘Piss Factory’, de B-kant van debuutsingle ‘Hey Joe’, die een jaar eerder uitkwam. Gesteld dat ‘Piss Factory’ donderdag of vrijdag een bisnummer wordt – een mens mag dromen, dat hebben we van Patti geleerd – zal iemand voor Sohl moeten invallen: de pianist stierf in 1990 aan een hartaanval.
Beluister 'Horses' integraal:
undefined
'Patti Smith is misschien niet de beste dichteres aller tijden, maar ze noemt man en paard'
Het is niet zo moeilijk te zeggen wat ons aantrekt in Patti Smith, al zal het voor iedereen wel iets anders zijn. Wij houden ervan dat haar woede met zo veel liefde gepaard gaat: ze is als punk net genoeg hippie, als hippie precies genoeg punk. Ze gelooft in individualiteit én samenhorigheid, in kunst én eten op de tafel, in zelfontplooiing én jezelf wegcijferen. Ze is misschien niet de beste dichteres aller tijden – weten wij veel – maar ze noemt man en paard. Met ‘Jesus died for somebody’s sins, but not mine’, de begin- en slotzin van ‘Gloria’, schudde ze laconiek tweeduizend jaar katholiek zondebesef van zich af. Dat is niet niks, hoor. Of neem nu ‘Rock N Roll Nigger’, dat op het ook al essentiële ‘Easter’ staat, en de zin ‘Outside of society that’s where I wanna be’, en leg het eens op na een slecht examen, een verpletterende werkdag, een bezoek van de deurwaarder. Het is geen wonder dat Smith en Bruce Springsteen elkaar al in ’78 vonden op ‘Because the Night’: ze zijn er allebei voor iedereen. Blank, zwart, groen, rood, geel, klein, groot: we kunnen allemaal op elk moment een aai of een tik van Patti krijgen.
Wat hebben we nog niet gehad? De ska van ‘Redondo Beach’. Die flard ‘Land of a Thousand Dances’, voor wie zou vergeten te dansen. ‘Birdland’, dat in woord en vorm het best de naakte essentie van The Patti Smith Group benadert. De onbreekbare ketting, ook: John Cale van The Velvet Underground als producer en snotjong Tom Verlaine, die met Television nog alles moest bewijzen, als gastmuzikant. Blondie, Talking Heads, Richard Hell z’n blank generation, maar ook PJ Harvey, U2,R.E.M., Charlie Poel en The Smiths: allemaal kinderen van Patti Smith, die op haar beurt afstamde van The Velvets, Arthur Rimbaud, Jimi Hendrix, Bob Dylan, Allen Ginsberg, The Who en vast ook Eddie Cochran. Als u zich vrijdag op Down the Rabbit Hole ergens bij aansluit, is dat goed. Als u iets mee terugbrengt: nog beter.
Bekijk 'Horses' en 'Hey Joe' live in 1976: