Humo's Rock Rally 2012: de preselecties in Hamont-Achel en Leffinge
We zijn voorbij halverwege, toch wat betreft de preselecties. Zes achter de rug, nog vier te gaan. Verondersteld dat wij aan een gemiddelde van twee halvefinalisten per preselectie raken, zijn er heden nog acht plaatsen te verdelen.
Maar laten we niet vooruitlopen: over het gebodene in Hamont-Achel (diep in Limburg, en van daaruit nog twintig minuten) en Leffinge (West-Vlaanderen, bijna in zee) moeten wij u nog vertellen wat we ervan vonden. Vooruit!
Hamont-Achel
Tubelight
Tubelight was Lee Swinnen, zoon van Scab Guy, die vier jaar geleden met exact dezelfde bezetting in dit concours al eens een poging ondernam. Net als toen had hij van pa een gitaar in bruikleen – de Gretsch Country Gentleman dit keer. ‘En die Fender Deluxe-versterker is ook van mij,’ aldus vaderlief in de zaal. En net als toen is de kans groot dat Swinnen Junior in de halve finale zal belanden. Het strakke keurslijf van grote voorbeeld The Strokes had in Hamont-Achel plaatsgemaakt voor een meer relaxte, meer stonede, slepende sound die bij momenten deed denken aan The Jesus and Mary Chain of My Bloody Valentine, met Ian McCulloch aan de microfoon. McCulloch naar de kroon zingen, het is er niet zo heel velen gegeven.
JFJ
JFJ had in 2009 Limbomania gewonnen, en jawel: anno 2012 was het nog steeds een tof Limburgs groepje, al werden er misschien net dat tikje te veel hoekige gitaren gegeseld en clichés op een hoopje gespeeld. Goeie stem, en ze konden spelen, maar zou het een Limburgs fenomeen zijn, dat net náást de melodie spelen, net náást die geweldige gitaarbreak, dat net niet voor de volle popsong gaan? Ik dacht de invloed van fellow Limburgers Fence te horen. Het goede nieuws: van Fence verschijnt binnenkort een geweldige comebackplaat.
August Hydes
August Hydes is het pseudoniem van Simon Cosemans (27), een singer-songwriter die voor de gelegenheid een wel heel erg vreemde groep had meegebracht. Links van hem stond een bassist die in gedachten, zo leek het, ergens in de vroege jaren tachtig vertoefde, en met Simple Minds Wembley Stadium moest zien plat te krijgen, links van hem een gitarist die het met argusogen gadesloeg. August zelf verhaalde aan de microfoon over ‘brothels in Brussels’, maar geen hond die geloofde dat hij die verhalen uit eerste hand had.
Sleeper’s Reign
Sleeper’s Reign ging op wandel in de buurt van Amatorski, liet de zanger een vreemd doch uiterst melodieus keelgeluid voortbrengen en haalde ter garnering een toefje dubstep uit een batterij effecten. Zij leken zich bij dat alles niet noemenswaardig te amuseren, maar storen deed dat gek genoeg niet. Gekker nog: dat verveelde paste wel bij hun muziek. Saaide muziek dan, zegt u? Tegen het einde wel een beetje, ja. Sleeper’s Reign speelde in Hamont-Achel zijn tweede optreden. Waar het derde?
The Black Su Love
Classic rock, het zou niet de laatste keer zijn dat we er dat weekend mee geconfronteerd zouden worden. The Black Su Love lonkte naar The Cult, terwijl de zanger Eddie Vedder in het vizier had. In het tweede nummer waren Black Sabbath en The Black Crowes de norm, zo leidden wij af uit respectievelijk de intro en de titel (‘Black Crow’): een norm die helaas net niet gehaald werd. 'Net': een in twee jaar te overbruggen afstand.
Sexy Sunday
Het lot had ervoor gezorgd dat de zanger van The Black Su Love na hun set meteen met zijn andere groepje het podium op moest. Voor het frontmanschap van Sexy Sunday had hij een elektrische gitaar omgehangen waardoor het Vedderschap noodgedwongen naar de achtergrond verdween. In plaats daarvan kwam iets waarin zijzelf volgens hun bio britpop menen te herkennen, maar wat volgens ons toch akelig dicht bij Creed en Stiltskin belandde. Met een gemiddelde leeftijd van zeventien jaar en negen maanden is hen dat voorlopig vergeven.
Nicegrass
De Houthalense formatie Nicegrass zorgde voor een primeur in de geschiedenis van Humo’s Rock Rally: nooit eerder was het een groep ontgaan dat zij geselecteerd waren voor de preselecties. Verbazing alom toen een Humo-controleur hen bij aanvang van de avond – Nicegrass moest eigenlijk al als vierde groep aan de slag – thuis opbelde. ‘De Rock Rally? ’t Is niet waar? Te gek!’ En dat zij zich zouden haasten. Toen ze uiteindelijk als zevende de planken betraden, bleek wat ze te presenteren hadden niet helemaal in verhouding te staan met de gedane moeite. De pret die zij bij hun haastig en slordig afgehaspelde poppunk tentoonspreidden stak schril af bij de verbaasde gezichten en gefronste wenkbrauwen in het publiek. Nicegrass? We twijfelen er niet aan.
Nevada Fellow
Nevada Fellow was Ruben Focketyn, zoon van acteur Frank, die het tijdens het openingsweekend in het CC Mechelen al eens had geprobeerd met een groepje vrienden van Codarts, de popschool van Rotterdam. La Nonchalance heette het toen. Dit keer was hij alleen, met een akoestische gitaar, en daar leek hij halverwege zijn setje, toen het gebral om bier de decibellimiet naderde, enigszins spijt van te hebben. Maar de jury had ‘m gehoord, en was gecharmeerd door zijn warme stem, zijn beheerste gitaarspel en ‘Creature of Eden’, een liedje dat veel ouder klonk dan zijn twintigjarige zelve.
Smiling Industries
De gebroeders Jerôme (20) en Remy (18) Scheren vooraan bij Smiling Industries, een rocktrio dat Arctic Monkeys en Editors beloofde, alsook postpunk met een seventiestouch, maar behalve energie en een meer dan degelijke beheersing der instrumenten weinig in de aanbieding had om een halve finale te rechtvaardigen. U gaat ons niet horen zeggen dat wij de songs van Editors fantastisch vinden, maar songs zijn het wel. En daar had Smiling Industries er voorlopig nul van.
The Greatest Handshake
Afgesloten werd er op vrijdag met The Greatest Handshake, wederom een trio en veruit het hardste wat Hamont-Achel in de aanbieding had. Het zag er prima uit: een zanger die sprong en bleef springen, brulde en bleef brullen, en intussen een tamboerijn naar de verdoemenis probeerde te helpen. Een bassist die wij liefkozend Weird Krist Novoselic doopten, en een drummer die er, als een bokser in de touwen, het beste van probeerde te maken. Het visuele haalde het helaas ruimschoots van het auditieve. ‘Melvins en Death From Above 1979’, stelden zij ferm in hun bio. Uitmuntende invloeden waar wij zonder hulp echter nooit waren opgekomen.
Leffinge
Januskopf
Een propere jongen, met een propere gitaar en propere liedjes, die om onduidelijke redenen in één van die liedjes een bassist liet aanrukken die ook niet leek te weten waarom hij was geroepen: swingend beginnen deed het in Leffinge niet. ‘Blowing me from here to you’ zong Janus in zijn slotsong, een lied gemaakt voor wanneer de fles aan het kampvuur anderhalve keer is rondgegaan. Wat zou zijn scoutstotem zijn, vroegen wij ons af? Onvaste Nachtegaal?
Paper Fox
Paper Fox is Rein De Paepe uit Gent, een dame om rekening mee te houden, zeker als je in haar groep speelt. Ook Rein had een propere akoestische gitaar meegebracht, maar haalde er verhalen uit, uit het leven gegrepen en ver van huis. Er stond een hoop elektronica rondom haar, en twee groepsleden, maar met niets of niemand liep het fout. Zeggen dat Reins songs stonden als een huis, is de waarheid geweld aandoen, maar als ze erin slaagt om het gefriemel eruit te krijgen, kan het wat worden.
Noble Tea
Ook in Noble Tea zat gefriemel. Niet in de aankleding, helaas, maar in het hart hunner composities. Moeilijker eruit te krijgen. Noble Tea houdt van de eeuwige opbouw en presenteerde een soort Black Mountain dat nooit losbarstte. Een mens werd er zenuwachtig van. Talent hoor, ongetwijfeld (die bassist kan overal mee), maar talent kunnen gebruiken is ook een talent.
Mad Sin
En dan was het tijd voor Mad Sin. Oftewel: een verschijning. Een rapper ook, die voor aanvang van de set zijn hiphopjasje afgooide en een chirurgenjas aantrok. Hij lachte akelig in de microfoon en begon eraan: ‘Left/Right! Left/Right!’ Een boksterm, ‘Left/Right’: aanzetten met links, afwerken met rechts. Helemaal knock-out leek de jury niet te gaan, daarvoor was de hiphop van Mad Sin te eenzijdig, maar hij had een indruk nagelaten.
Soldier Six
Een mooie witte Gretsch-gitaar kopen en daar een hoop teringherrie mee maken, men kan ergere beslissingen nemen in het leven. Soldier Six probeert het in de hoekigere richting van de classic rock, maar slaagde er in Leffinge niet in om met één memorabele, aan de ribben klevende riff uit te pakken. Zouden die driehonderd drumfills bedoeld zijn geweest om dat te verdoezelen?
Semper Fi
Het rondje classic rock werd afgerond met Semper Fi, opnieuw een trio. De gitarist stak zijn tong uit, de bassist ging met zijn voet op de monitor staan, en intussen wisten zij als volleerde multitaskers ook nog eens hun songs te brengen. Goed te brengen? Bwah.
The Glücks
The Glücks hadden de demojury blij gemaakt met vette garagerock waar het zweet van afdroop, uitvergroot op het podium van De Zwerver bleef daar nog maar weinig van over. Het zag eruit als The Kills: rock-'n-rollchick aan de microfoon, wilde jongen op gitaar, maar de attitude haalde het helaas ruimschoots van de muziek. ‘We he’n mor vuftien minuut’n, hé,’ zei het meisje in de streektaal toen de jongen al na het eerste liedje zijn gitaar begon te stemmen. ‘I know, baby doll,’ antwoordde hij. Het had een scène uit ‘Wild at Heart’ kunnen zijn, mocht die door Stijn Coninx zijn gefilmd. Goeie film, slechte beurt van The Glücks.
Breathe the Sound
Breathe the Sound waren vier frisgewassen prille twintigers die het groots zagen en Starsailor, Keane, Dire Straits en Coldplay naar de kroon wilden steken. Brede songs, uitwaaierende refreinen. In slotsong ‘Roses’ gingen zij finaal uit de bocht door net dat tikje meer passie tentoon te spreiden dan er in het lied aanwezig was. ‘Am I the fire, without desire, am I the only one’ - van dattum. En daar 'roses' bij. Dat hun grote voorbeelden in de platenkasten der juryleden geen prominente plaats innemen, maakt hun halvefinalekansen er niet groter op.
Nelly Ann
De tweeëntwintigjarige Annick De Meyer uit Antwerpen houdt van KT Tunstall en Sheryl Crow, en pakte uit met het soort pronte folkrock waarmee haar heldinnen groot zijn geworden. Ze deed iets moois met ‘Blue Jeans’ van Lana Del Rey, nóg een voorbeeld van Nelly Ann, maar wat de eigen songs betrof had het iets meer mogen zijn. Iets meer melodie, iets meer straffe strofes, een pakkende brug hier en daar. Niks verloren, echter.
Dirty Harry & His Smelly Harper
Dirty Harry & His Smelly Harper waren twee jongeren uit de streek die de instrumenten gitaar, bas en drums onder elkaar hadden verdeeld en er de blues mee bezigden. Edoch niet in muddy waters maar in een ondiepe plasjes. Zo klonk het ook. Het eerste nummer was het kortste en dus het aangenaamste.
undefined
In de auto naar huis nog één keer Noordkaap, ook blues: ‘Ik hoop dat de regen jou bevalt / Zoals hij ook steeds mij bevalt / En ik hoop / Ik ben hoopvol / Dus ik hoop’.
undefined