Humo's zomerleesvoer (5): het mythisch universum van Sylvia Plath
Ha, zomer! De zon richt haar schitterende grijns weer op ons Belgenland, de dagen zijn langer dan de gemiddelde vakantieliefde, en u vervelt sneller dan een slang – tijd voor sangria, barbecues, en hypnotiserend goede boeken, denken wij zo. Om u in de oceaan der letteren wegwijs te maken, geeft Humo u een paar uitdagende aanraders mee!
De poëzie van de Amerikaans-Britse dichteres Sylvia Plath is een meedogenloos staaltje vrouwelijk vuurwerk, een woordelijke godendrank die u geïntoxiceerd en gehypnotiseerd achterlaat, en (bovenal) een essentieel onderdeel van de poëziegeschiedenis. Ze was (samen met collega-dichter Robert Lowell) in de jaren ’50 en begin ’60 een van de pioniers van de confessional poetry of confessionele poëzie: dieppersoonlijke gedichten die (soms duidelijk, soms niet) over het eigen leven van de schrijver gaan – een methode die nog steeds nazindert in het werk van hedendaagse auteurs.
Oprechte, vonkende, bliksemende taal
Persoonlijke gedichten dus, maar geen kitscherig of onnozel gemekker à la ‘ik mis mijn liefje zo zeer als een kweepeer’; integendeel, Plath weet haar gedachten op papier te zetten met een griezelige intensiteit zónder melige trucjes te gebruiken. Ze schreef over de maatschappelijke druk van vrouwelijkheid en moederschap, over haar vaak minder-dan-plezante huwelijk met Ted Hughes, en over het leed en de machteloosheid die daarbij kwamen kijken. Ze giet haar eigen ervaringen als vrouw, als moeder, en als gekwelde geliefde in poëzie die de werkelijkheid dichter (no pun intended) benaderen dan gewone taal ooit zou kunnen.
'Boven alle miserie heen, blijft haar poëzie ontspannend, louterend, een geweldig plezier om te lezen'
Daarbij gebruikte ze geen druppel emotionele chantage, maar wel oprechte, vonkende, bliksemende taal die wel de neerslag van een trance lijken, of de meditaties van een manisch-depressief genie dat net een laatste pot prozac achterover heeft gekeild – vergeef ons de ongevoelige metafoor. Plath had immers te kampen met een hele resem depressies en pleegde uiteindelijk zelfmoord. De gekweldheid in haar laatste gedichten neemt daardoor een haast transcendente proportie aan.
Venijniger dan blauwzuur
En toch, ook al zijn Plaths mentale demonen nog zo angstaanjagend en razend dat ze die uit The Exorcist of The Conjuring doen lijken op Jommeke, haar poëzie bottelt die vlammen tot een bubbelend goedje – om maar te zeggen: haar werk is niet het onleesbare geraaskal van een geesteszieke, maar bestaat uit scherpe, kristalheldere observaties, uit zorgvuldig geplaatste beelden, uit headshots van een sluipschutter in plaats van hagel uit een jachtgeweer. Boven alle miserie heen, blijft haar poëzie ontspannend, louterend, een geweldig plezier om te lezen. Haar metaforen zijn scherper dan een sabel, en haar maatschappijkritiek, vooral op de onderdrukking van de vrouw, is nog steeds venijniger dan blauwzuur.
Tijd te over in de zomer? Laat u dan dopen door deze poëtische godin, deze absolute titaan van de poëziegeschiedenis, deze sabelsprinkhaan.