Humo sprak met schrijfster en Pulitzer Prize-winnares Jennifer Egan
‘Ben je voor dit interview helemaal hierheen gevlogen? Oh my God, hoe flatterend!’ Alsof het een straf is om op een zonovergoten terras aan de oevers van de Hudson de New Yorkse schrijfster Jennifer Egan (55) te ontmoeten.
'In New York haat iedereen Donald Trump. We zouden maar wat graag een onafhankelijke staat worden'
Was ‘Bezoek van de knokploeg’ een experimentele roman over de punkrockscene in San Francisco en de desillusies die het onverbiddelijke verstrijken van de tijd met zich meebrengt, dan is ‘Manhattan Beach’ klassieker van opzet. De roman speelt zich af in het door de maffia gecontroleerde New York van de Grote Depressie en de Tweede Wereldoorlog, en kan ook gezien worden als het coming-of-ageverhaal van Anna Kerrigan, de eerste vrouwelijke militaire duiker in de haven van Brooklyn.
Toch staan beide boeken ook niet zó ver van elkaar: Egan begon ‘Bezoek van de knokploeg’ te schrijven tijdens haar extensieve research voor ‘Manhattan Beach’ – haar nieuwste boek bleek een zodanig ambitieus project, dat ze vaak geen zin had om ermee bezig te zijn. Uitstelgedrag dat tot een Pulitzer leidt: nou!
JENNIFER EGAN «Ik was al in 2004 begonnen met m’n re-search voor ‘Manhattan Beach’, maar ik ben er pas echt aan beginnen te schrijven in 2012. De verhalen die uiteindelijk tot ‘Bezoek van de knokploeg’ zouden leiden, zag ik eerst als een tussendoortje, tot ik er zodanig door werd meegesleept dat ik besloot ‘Manhattan Beach’ voor onbeperkte tijd op te schorten. Toen in 2010 ‘Bezoek van de knokploeg’ uitkwam, bleek het ook veel succesvoller te zijn dan om het even welk vorig boek. Ik kreeg kansen die ik niet kon laten liggen. Ik heb toen enorm veel gereisd om mijn lezerspubliek uit te breiden.
»Het enige wat ik in 2004 al wist, was waar en wanneer ‘Manhattan Beach’ zich zou afspelen. Ik kreeg een beurs aan de New York Public Library om research te doen voor het boek en heb veel tijd gespendeerd in de New York History Room, waar ik me aan oude foto’s zat te vergapen. Ik raakte geïntrigeerd door de marinewerf in Brooklyn, en door duiken. Ik had toen nog geen flauw benul van het verhaal, al wil dat ook niet zoveel zeggen: ik weet nooit vooraf waar ik naartoe wil.»
HUMO Het verhaal ontvouwt zich aan u tijdens het schrijven zelf?
EGAN «Ja: ik schrijf en zie wel wat er gebeurt. Maar bij een historische roman is dat natuurlijk moeilijk: ik zat in een catch 22, omdat ik niet goed wist waar ik precies naar moest zoeken. Ik heb zelf nog nooit gedoken en wist niets over scheepswerven of koopvaardijvloten – ik had alleen een fascinatie voor water. Je wilt niet wéten hoeveel boeken over de marine ik heb gelezen, tot de meest technische toe. Dan stond ik in het fitnesscentrum op een crosstrainer te zweten, terwijl ik een kopie van het handboek van marineofficieren uit 1943 aan het doornemen was. Ik zag de man naast me denken: ‘Die is gek!’ (lacht)»
HUMO Weet u waar uw fascinatie voor water vandaan komt? In ‘Bezoek van de knokploeg’ verdrinkt de getroebleerde Rob in de East River.
EGAN (denkt na) «Misschien heeft het wel te maken met mijn verleden: ik ben geboren in Chicago, een stad die gedomineerd wordt door Lake Michigan, en opgegroeid in San Francisco, dat langs drie kanten door water omgeven is. In het heuvelachtige San Francisco zie je die watermassa bovendien voortdurend, terwijl je in New York kunt rondlopen zonder er continu aan herinnerd te worden.
»Ik denk dat mijn fascinatie voor de zee vergelijkbaar is met andermans fascinatie voor het heelal: omdat de omvang ervan niet te bevatten valt, oefent ze – net als bij Anna in het boek – een elektrische mix van aantrekking en ontzag op me uit. En door de klimaatverandering hebben we nog meer redenen om die gigantische watermassa te vrezen. De zee is waar we allemaal vandaan komen, en als we niet voorzichtig zijn, is het ook waar we allemaal weer zullen eindigen.»
HUMO ‘Manhattan Beach’ weet de tijdgeest van het New York uit de jaren 30 en 40 treffend te schetsen: rijke families hadden nog zwarte dienstmeisjes, sigarettenpakjes bevatten coupons waarmee je kon sparen voor broodroosters of serviezen, en fietsen werden gehuurd omdat niet iedereen genoeg geld bezat om er één te kopen. En dat is nog geen honderd jaar geleden.
EGAN (knikt) «Er is de afgelopen eeuw beangstigend veel veranderd. Ik heb met veel tachtigers gesproken die als kind in New York woonden, en allemaal vertelden ze me dat de stad toen zoveel kleiner aanvoelde. Het wás ook een kleinere wereld: er waren veel minder mensen dan nu en de hele wereld stond nog niet digitaal met elkaar in verbinding. Er waren wel auto’s in het straatbeeld aanwezig, maar bijlange niet zoveel als nu... Het fascinerende aan New York is dat het eigenlijk een 19de-eeuwse stad is: hoewel de technologie er met rasse schreden op is vooruitgegaan, worden we hier nog omringd door architectuur uit die tijd. Heerlijk. De moderne wolkenkrabbers vind ik maar niets, net als the suburbs: wat is er met onze goede smaak gebeurd na de Tweede Wereldoorlog?
»Als je nu in New York rondloopt, zou je haast vergeten wat voor belangrijke rol de stad heeft gespeeld tijdens de Tweede Wereldoorlog. Duizenden soldaten zijn hier in de havens vertrokken, oorlogsschepen werden hier in elkaar gezet… Newark Harbour is nog steeds een belangrijke containerterminal, maar veel havens hebben plaats moeten ruimen voor joggerspaden en voetbalvelden – die, toegegeven, wel een gezelliger uitzicht bieden (lacht).»
HUMO U hebt met verschillende oorlogsveteranen gepraat, wier verhalen u in ‘Manhattan Beach’ hebt verwerkt. Welke vond u de opmerkelijkste?
EGAN «Het verhaal van James D. Kennedy, een militaire duiker uit de Tweede Wereldoorlog die na de aanval op Pearl Harbor lijken uit de schepen moest halen. En wat Herman Rosen heeft meegemaakt, zou zo in een filmscenario gegoten kunnen worden: hij maakte deel uit van de bemanning van de SS John Drayton, die in 1943 werd getorpedeerd. Maar liefst dertig dagen heeft hij rondgedobberd op de Indische Oceaan, tot er uiteindelijk redding kwam: van de drieëntwintig andere mariniers met wie hij in een reddingsboot wist te ontsnappen, hebben er slechts zeven de beproeving overleefd. Rosen heeft er het boek ‘Gallant Ship, Brave Men’ over geschreven, met binnenin een foto waarop je hem in zijn ziekenhuisbed ziet lachen! Zijn veerkracht is ongelofelijk.
»Verder heb ik verschillende gesprekken gevoerd met Andrea Motley Crabtree, de eerste vrouwelijke Amerikaanse militaire diepzeeduiker, op wie het hoofdpersonage Anna gebaseerd is. Hoewel zij die job begin jaren 80 deed, was het toch geen pretje voor haar: ze werd het slachtoffer van seksisme en zag haar carrière gedwarsboomd door haar mannelijke collega’s. Ze is ook Afro-Amerikaanse: dubbel zo lastig. Door alle vooroordelen waarmee ze te kampen kreeg, heeft ze uiteindelijk haar job opgezegd. Na het lezen van ‘Manhattan Beach’ liet ze me weten dat ik het Anna ‘te gemakkelijk had gemaakt’. Ik dacht: ‘Jezus, ze wordt zowat door haar mannelijke collega’s de rivier in gemept!’»
HUMO De seksistische opmerkingen vliegen in ‘Manhattan Beach’ in het rond. Wanneer een meisje met haar fiets in het grind uitglijdt, roepen mannen haar toe: ‘Jammer dat je geen rok draagt!’ en ‘Je bent zelfs mooi als je huilt!’ Hoe was dat om te schrijven als feministe?
EGAN «Heel plezierig, omdat ik van tevoren wist dat sommige vrouwelijke personages het pleit zouden winnen (lacht). Er staan ook veel racistische uitspraken in, maar dat moet nu eenmaal als je waarheidsgetrouw wil weergeven hoe men toen sprak. Ieren waren ‘Micks’, zwarten waren ‘negers’, Duitsers waren ‘Krauts’. Zo gaat Anna’s vader Eddie bijvoorbeeld ook geld lenen bij ‘Shylock’ – slang voor een Jood. Mijn man, die zelf Joods is, porde me daarover aan na het lezen van mijn manuscript: ‘Euh, Jennie?’ (lacht)»
HUMO Voelt u als Amerikaanse vrouw de invloed van uw seksistische president Donald Trump?
EGAN «Niet in New York: iedereen hier haat Trump. We zouden maar wat graag een onafhankelijke staat worden. Ik weet natuurlijk niet hoe het er elders in Amerika aan toegaat, maar hier verkeren we vooral in een permanente staat van shock: elke dag is erger dan die ervoor. Hij doet alleszins erg zijn best om afgezet te worden (lacht). Maar serieus: wat moet er nog meer gebeuren voor iedereen beseft dat hij een gangster is? Moet hij eerst iemand een kogel door het hoofd jagen?»
New Yorkse watjes
HUMO In ‘Bezoek van de knokploeg’ zegt Alex, die pas naar New York is verhuisd: ‘Het is moeilijk om de mensen hier te doorgronden. Ze hebben geen twee gezichten, maar meerdere persoonlijkheden.’ Weerspiegelt dat hoe u zich voelde toen u voor het eerst in New York arriveerde?
EGAN «Ik ben naar New York verhuisd in 1987. De allereerste keer dat ik hier op bezoek kwam, was om universiteiten uit te zoeken: ik had nog nooit zo ver naar het oosten gereisd, maar ik wist meteen dat ik hier wilde wonen. En het voelt nog steeds alsof ik gemaakt ben om hier te leven. Ik heb nog nooit een auto gehad – wat erg zeldzaam is voor een Amerikaan (lacht) – omdat ik die hier gewoon niet nodig heb. Ik hou van het straatleven: je ziet mensen van allerlei pluimage de gekste gesprekken voeren. Ik denk dus helemaal anders over New York dan Alex. Enkele jaren geleden zag ik een geweldige cartoon over een ontmoeting tussen een New Yorker en een Californiër. De New Yorker zegt: ‘Fuck you!’ terwijl hij denkt: ‘Prettige dag!’ Terwijl de Californiër groet met: ‘Prettige dag!’ maar denkt: ‘Fuck you!’ (lacht luid) Ik ben opgegroeid in Californië: die cartoon vat het mooi samen. New Yorkers lijken misschien bot, maar eigenlijk zijn het watjes. Het is niet eenvoudig om hier te overleven, maar ik heb zelfs nooit overwogen om hier weg te gaan.»
HUMO ‘Bezoek van de knokploeg’ leverde u naast een Pulitzer ook lovende recensies op, iemand noemde u zelfs ‘een Proust voor de rockgeneratie’. Kon u genieten van dat succes?
EGAN «Het is nog altijd even surreëel als zes jaar geleden: ik vind het nog steeds absurd dat een journalist helemaal uit Europa komt om mij te ontmoeten, en ik zal dat nooit vanzelfsprekend vinden. Maar: ik hou wel van surreële toestanden (lacht). Dus ja, ik heb ervan genoten. Ik ben wel blij dat het succes me pas als late veertiger te beurt is gevallen: het lijkt me enorm moeilijk om daar als jonge debutant mee om te gaan.»
HUMO Waar staat uw Pulitzer te blinken?
EGAN «Het is een kleine, kristallen presse-papier die op een boekenplank in mijn schrijfkamer staat – hij is helaas niet zo groot als een sporttrofee (lacht). Ik durf hem niet te gebruiken waarvoor hij dient, omdat ik nogal onhandig ben: ik ben bang dat ik hem in een onbewaakt moment per ongeluk van m’n bureau zou stoten.»
HUMO In het dankwoord van ‘Manhattan Beach’ bedankt u uw man en uw zonen, omdat ze uw ‘echte leven zo prettig maken’. Is het verzonnen leven vaak plezieriger dan het echte bij schrijvers?
EGAN «Idealiter zijn ze allebei amusant. Ik heb het geluk dat ik in twee verschillende werelden kan leven – iets wat we allemaal tot op zekere hoogte proberen te doen. Veel auteurs schrijven vanuit hun eigen ervaringen, maar ik ben daar niet goed in: mijn persoonlijke essays zijn in het beste geval middelmatig van kwaliteit. Het boeit me ook niet. Wat ik doe, is alleen maar goedkoop escapisme.
»Door m’n research voor ‘Manhattan Beach’ speel ik wel met het idee ooit een autobiografie te schrijven: ik had namelijk nergens gestaan zonder de getuigen die hun ervaringen lieten optekenen. Als je er het talent voor hebt, vind ik het ook je plicht om je verhaal op één of andere manier eerlijk te vertellen, zodat mensen zich later een beeld kunnen vormen van het tijdsgewricht waarin je leefde. Zeker in deze digitale tijden, waarin veel schriftelijk verkeer via e-mail gebeurt. Onlangs vertelde een middelbareschoolvriendin dat ze een stapel brieven had teruggevonden die ik haar tijdens onze universiteitsjaren had gestuurd: hoeveel mensen doen dat nog? Ik kan niet wáchten om ze te herlezen: ik vraag me af waarover ik het had, want er liep toen veel mis in m’n leven. Laatst heb ik een inleiding geschreven voor de Britse editie van George Eliots ‘Middlemarch’, waarvoor ik me verdiept heb in een fantastische nieuwe biografie over haar (George Eliot is het pseudoniem van de Britse 19de-eeuwse schrijfster Mary Anne Evans, red.), die werd samengesteld aan de hand van stapels brieven. Wat zullen biografen later ter beschikking hebben? Hoeveel mensen printen hun e-mails af? Ik probeer dat wel te doen met degene die me dierbaar zijn: ik hou ze bij in een map.»
undefined
'In de 19de eeuw schreven de knapste koppen nog fictie, maar ik betwijfel of dat over honderd jaar nog het geval zal zijn. Ze zullen zich aan film- of tv-scenario's wijden'
HUMO Ik las dat Steve Jobs in uw studentenjaren samen een Macintosh-computer in uw slaapkamer installeerde. Was dat even revolutionair als het klinkt?
EGAN «Zonder hem zou ik waarschijnlijk nog steeds geen computer gebruiken (lacht). Dat was toch redelijk uniek, ja: haast niemand beschikte toen over een pc.
»Toen ik die Macintosh voor het eerst gebruikte, heb ik geprobeerd om er fictie op te schrijven, maar daar ben ik snel weer van afgestapt. Ik schrijf nooit fictie op een computer, ik pen alles nog met de hand. Het is voor mij een vorm van meditatie: door met de hand te schrijven, is het alsof ik buiten mezelf treed. In die onbewuste toestand krijg ik toegang tot ideeën die me niet zouden komen aanwaaien als ik achter m’n computer zou zitten en denken: ‘Wat nu?’ ‘Manhattan Beach’ is geschreven op 38 notitieblokken: dat heeft me anderhalf jaar gekost, en daarna moest ik het nog overtypen – goed voor drie extra maanden (lacht).
»Ik heb over het algemeen weinig met schermen: ik kijk zelden televisie en ik heb pas sinds 2013 een smartphone. Die heb ik me alleen aangeschaft omdat het problematisch werd er geen te hebben: als je niet snel genoeg je e-mails beantwoordt, gaan mensen ervan uit dat je dood bent! Het gebeurde dat ik op feestjes vroeger naar huis vertrok, omdat ik m’n e-mails moest checken: compleet belachelijk. Dus nu heb ik zo’n ding, maar toch heb ik er weleens discussies over met mijn kinderen. Ik vind het schokkend hoeveel tijd ze spenderen aan allerhande schermen.»
undefined
undefined
'Ik weet nooit vooraf waar ik naartoe wil.'
HUMO In ‘Manhattan Beach’ zegt Dexter Styles: ‘De persoonlijkheid van kinderen verraadt veel over hun ouders.’ Herkent u veel van uzelf in uw zonen?
EGAN «Die uitspraak was voor mij evenzeer een verrassing: plots stond ze op papier, terwijl ik daar zelf nooit over had nagedacht. Maar het is wellicht waar. Ik heb twee pubers die op bepaalde vlakken helemaal anders zijn dan ik – zelf ben ik geen fervente sporter – en op andere vlakken dan weer goed op me lijken. Ze hebben bijvoorbeeld m’n ongeduld geërfd.
»Het is tegelijk fantastisch en raar om kinderen te hebben: je hebt ze gemodelleerd naar je eigen geloofssysteem, maar je kunt helaas niet beslissen hoe ze zullen evolueren (lacht). Het is een uitdaging om van hen los te komen: ik ben een moeder die vervlochten wil zijn met haar kinderen. Dat vinden ze uiteraard maar niks – ik haatte dat zelf vroeger ook. Ze hebben me ingewijd in allerlei dingen waar ik vroeger niets van afwist: ze spelen allebei baseball, waardoor ik nu op de hoogte ben van allerhande tactieken. Ik hoop er bepaalde elementen van in m’n fictie te kunnen gebruiken.»
HUMO U had het daarnet over George Eliot, een schrijfster uit de 19de eeuw. Is het vreemd te bedenken dat mensen over honderd jaar nog steeds uw boeken zullen lezen?
EGAN «Ik vraag me veeleer af of de mensheid over honderd jaar nog zal bestaan. Zo ja, dan hebben we de klimaatverandering het hoofd kunnen bieden: spannend! Hoewel ik vertrouwen heb in onze vindingrijkheid, ben ik onthutst door het allesoverheersende egoïsme van de mens. We zijn apathisch, tot zich een ramp voordoet: pas dan beginnen we langzaam in beweging te komen.»
HUMO Allerhande catastrofes even buiten beschouwing gelaten, hebt u op z’n minst toch één klassieker geschreven.
EGAN «Het is nog wat vroeg om dat met zekerheid te zeggen: als je er de volledige lijst van Pulitzer Prize-winnaars op zou naslaan, zou je gegarandeerd schrijvers aantreffen van wie je nog nooit hebt gehoord.»
HUMO Maar je zult ze misschien weleens checken omdat hun werk werd bekroond?
EGAN «Dat zou mooi zijn, maar dan nog verval ik meteen in grotere vragen als: ‘Zullen mensen over honderd jaar überhaupt nog lezen?’ E-readers vind ik maar niets: ik wil notities kunnen aanbrengen in de marge en mijn vooruitgang kunnen zien in een boek. Maar ik ben wel een ongelofelijke fan van audioboeken, m’n iPhone staat er vol mee. Nu kan ik lezen terwijl ik wandel, kook, in de tuin werk of op de metro wacht – ik was naar een audioboek aan het luisteren op weg naar hier. Een zegen: plots beschik je over dúbbel zoveel tijd om te lezen!
»In de 19de eeuw schreven de knapste koppen nog fictie, maar ik betwijfel of dat over honderd jaar nog het geval zal zijn. Ze zullen zich wellicht eerder aan film- of tv-scenario’s wijden, waardoor de kwaliteit van fictie zal dalen. Fictie uit de 19de eeuw is zo zelfverzekerd en vrijmoedig. Ze had een enorme reikwijdte en het voelt alsof de auteurs er geen inspanning voor hoefden te leveren. Het is ontzettend moeilijk om vandaag in de voetsporen van een Zola of een Dickens te treden. Ik weet niet of ik over honderd jaar nog een lezerspubliek zal hebben, maar ik hoop van wel.»
Jennifer Egan, ‘Manhattan Beach’, Singel Uitgeverijen