Idwer de la Parra: 'Ik begrijp waarom in België veel meer fietsers een helm dragen'
Toen ik van Scheveningen naar Oostende verhuisde, voelde het alsof ik vanonder een glazen stolp vandaan kroop. Waar de Nederlandse kustplaats last heeft van overtollig vet, is Oostende een stadje zonder love handles.
In Scheveningen waait de liberale ondernemersgeest, zelfs het zwerfplastic op het strand wordt onderdeel van een educatief verdienmodel, elke vierkante centimeter moet geld opbrengen. In Oostende brokkelen statige gebouwen langzaam af, zelfs Thermae Palace op de dijk. Scheveningen heeft één zwerver, maar die heeft een huis – eigenlijk is hij de eerste hipster van Nederland, met een elastiekje in zijn ijdele baard. Als je in Oostende een groot stuk karton ziet liggen, weet je dat daar iemand slaapt.
Beide kustplaatsen zijn begonnen als bescheiden nederzetting waarvan de arme inwoners de zee als een visvijver zagen. Scheveningen is altijd een onderdeel van het machtige Den Haag geweest. Het begon met een graaf die een aantal vissers toestond zijn duinpad te bewandelen om hem verse vis te bezorgen. Oostende kreeg ooit allure omdat de koning er graag kwam uitwaaien en zijn op de kap van Congo verdiende geld omzette in marmer, brons, zandsteen en een rechtstreekse treinverbinding met de hoofdstad.
Leopold II is ondertussen bijna uit de gratie, heb ik begrepen. Bij zijn ruiterstandbeeld op de dijk zie ik tegenwoordig vooral zwarte mensen poseren. Vast een sardonische inside joke. Het chique volk dat in Leopolds kielzog kwam, vertoont zich er nog nauwelijks. Oostende ligt er al decennia verweesd bij. Alsof de grond zich verlaten voelt – dat denk ik trouwens wel vaker in België.
Aan het gehobbel van de auto op het wegdek merk ik dat we de grens oversteken, het geluid doet me aan de Balkan denken. Wegenwerken worden hier zo nonchalant aangeduid dat ik soms vermoed dat de overheid een speurtocht voor me heeft georganiseerd. Maar ik ben verwend: de Nederlandse overheid is erg helder en consequent. Aan een kruispunt in Twente worden precies dezelfde regels gevolgd als in Nederlands Limburg. In België merk ik een put in de straat pas als ik bijna over een slap wapperend plastic lintje struikel. Dat zouden ze in Nederland nooit durven, bang om voor nalatigheid vervolgd te worden. Steeds meer Nederlandse bedrijven kleven schreeuwerige stickers op de trapleuningen: ‘Hou me vast!’ Je valt dan ook minder snel van een trap als je de leuning vasthoudt, daar heeft een Nederlandse universiteit onderzoek naar gedaan.
Het gedrag van de Belgen lijkt zich te plooien naar de omstandigheden. Zoals vandaag in Oostende: de arm van een enorme hijskraan zwenkt tot ver voorbij de bouwput – grote hoeveelheden bouwmateriaal en slordig opgestapelde hekken zweven boven fietspad en trottoir. De weg is niet afgezet en ik blijf naar boven kijken als ik eronderdoor fiets. En ik begrijp waarom in België veel meer fietsers een helm dragen.