Idwer de la Parra: 'Mijn vrouw vindt het niet leuk dat de wet zich met haar kut bemoeit'
Twee eenden zwemmen in een volgeregend bandenspoor, hij voorop. Hij weet kennelijk waar het heen moet. Die kant op, wuf.
Stapvoets reizen per trein geeft kilometerslang een goed zicht op de steenweg naast het spoor. De lintbebouwing die, zo heb ik me laten vertellen, de ziel van Vlaanderen blootlegt. Droomkastelen zonder hoogte, oprijlanen zonder lengte, streng snoeiwerk omringd door overwoekerde kavels. Maar ik heb de Vlaamse ziel intussen wel begrepen.
Iets sneller, alstublieft. De trein komt tot stilstand – net nu ik haast heb: ik moet voort, voorweeën overvallen mijn geliefde. Hoe je het verschil tussen weeën en voorweeën voelt, is ons niet duidelijk.‘Dan toch?’ zei ze hoopvol en vertwijfeld over de telefoon. Alsof ons kind nog met de spijsvertering mee had gekund.
Nu wordt de trein ingehaald door de fietsende zonen en dochters van kleinhandelaars. Verderop zie ik een jongen afslaan bij een grote buxuskwekerij, een bedrijf waar heldere keuzes zijn gemaakt: een perceel met geschoren struikjes, en nergens het verwoestende spoor van de buxusmot. Daar zal een ondernemer zijn zoon iets moois en rendabels nalaten. En wat laat ik mijn jongen na? Een paar poëtische oprispingen.
De herfstige kruinen van treurberken zwiepen. Laat ze verdraaid nog aan toe deze trein opzwepen! Ik kan hem vertellen over de verschijningsvormen van de berk. De bast van de ruwe berk lijkt op besneeuwde rotsen, en de treurberk aapt de treurwilg na. Povere erfenis.
Ik kan hem niet eens beloven dat hij thuis geboren zal worden, ver weg van de ongenadige lampen van het verloskwartier en de gynaecologen met hun zuignappen. De trein komt eindelijk weer in beweging, en de 42 wekengrens nadert met rasse schreden. Na 42 weken zwangerschap is er geen arts of vroedvrouw meer te vinden die je nog durft bij te staan tijdens een thuisbevalling.
Het is een vervelend verzekeringstechnisch verhaal over aansprakelijkheid. Niemand wil die ene – volgens de statistieken ook na 42 weken nog steeds erg zeldzame – dode baby op zijn geweten hebben. Het hart van de onze klinkt na 41 weken onverminderd sterk. En mijn vrouw vindt het niet leuk dat de wet zich met haar kut bemoeit. Dus hoed ik me voor de dag waarop ik zeggen zal: ‘Die kant op, wuf. Naar het ziekenhuis.’
Ik heb gelezen dat intensieve tepelstimulatie de bevalling kan opwekken, maar vooralsnog heeft mijn arbeid slechts tot orgasmes geleid. ‘Rust is belangrijk,’ zegt ze, om vervolgens op haar smartphone te lezen dat lange duinwandelingen een mens rustig maken. De lichten dimmen kan ook helpen, want geen enkel dier bevalt op klaarlichte dag.
Als ik eindelijk thuiskom, tref ik haar op handen en knieën aan, grommend. Kennelijk was een paar uur zonder man ook zeer rustgevend.