misbruikjonge topsporters
‘Iedere dag werd er wel iemand geslagen. Soms trok de coach me aan mijn haren en schopte hij me’
Een kind met talent voor sport is in het ene land veiliger dan in het andere. Japan en Noorwegen zijn twee extremen. In Japan zijn meer dan honderd kinderen overleden door de keiharde trainingen en straffen in de judozaal. Noorwegen daarentegen wil de jeugd zo lang mogelijk onbezorgd laten sporten. Selectieteams zijn uit den boze voor kinderen onder de dertien jaar.
Ik ben zo vaak geslagen dat ik de tel ben kwijtgeraakt’, vertelt een 23-jarige topsporter van het eiland Kyushu over zijn honkbalervaringen op de middelbare school. Hij is niet de enige. Iedereen uit zijn huidige team heeft soortgelijke jeugdherinneringen. ‘Een keer vond de coach dat ik de loopoefeningen niet serieus genoeg deed. Hij riep me voor de hele groep ter verantwoording en begon me te slaan. Ik bloedde, maar hij stopte niet.’ (Uit het rapport ‘Misbruik van kindatleten in Japan’)
Sporten is gezond, maar niet in Japan. Mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch (HRW) ontdekte dat in het land waar in 2021 het grootste sportfeest ter wereld wordt gehouden, kinderen al decennialang fysiek en verbaal worden mishandeld in de jacht op medailles. 'Nationale sportfederaties weten van het misbruik', vertelt Minky Worden van HRW door de telefoon vanuit New York, 'maar hebben geen stappen ondernomen om het te stoppen'.
In een kritisch rapport over de gastheer van de komende Olympische Spelen staat dat er in Japan sinds 1983 121 kinderen zijn overleden door judotrainingen. Er braken nekken tijdens het uitdelen van straffen, er volgden zelfdodingen na de jarenlange vernederingen. Een onbekend aantal kinderen hield blijvende gezondheidsschade over aan hun tijd op de tatami. Zo was er een jongen van vijftien uit Yokohama die in 2004 een judotraining had gemist en vervolgens één-op-één met de coach moest sparren. Volgens de moeder van de tiener nam de coach hem zo stevig in een houdgreep dat hij zijn bewustzijn verloor. Het veroorzaakte een bloeding in de hersenen, en de jongen is cognitief nooit meer de oude geworden.
In Nederland ontstond deze zomer naar aanleiding van excessen in de opleiding van jonge turnsters een discussie over de veiligheid van kinderen die aan topsport doen. Dat is een mondiaal probleem, waarbij de landscultuur en volksaard mede bepalend lijken voor de omstandigheden waaronder de jeugd wordt klaargestoomd voor later sportief succes.
Slaan met liefde
Japan kent een lange geschiedenis van lijfstraffen. Fysiek geweld is een coachingstechniek die volgens de traditie daar essentieel is voor het bereiken van uitmuntende prestaties. Tot verbazing van Worden, directeur mondiale initiatieven van HRW en auteur van het rapport, kent de Japanse taal er zelfs een woord voor: taibatsu. 'In Japan noemen ze het ‘slaan met liefde’. De klappen zouden goedbedoeld zijn: om de pupil verder te helpen op weg naar de overwinning.'
Dat verklaart misschien ook de wonderlijke cocktail van geweld en liefde die uit de verhalen van de geïnterviewde voormalige en huidige ‘kindatleten’ spreekt. HRW vermeldt in haar 67 pagina’s tellende rapport niet de hun echte namen. Angst en schaamte spelen daarbij een rol, maar verrassend vaak willen ze ook hun voormalige coach of trainer niet beschadigen. Zo veroordeelt een voormalig professioneel basketbalspeelster uit Aichi het fysieke geweld dat zij als kind onderging niet. ‘Iedere dag werd er wel iemand geslagen, ik moest het als aanvoerder ook vaak ontgelden. Soms trok de coach me aan mijn haren en schopte hij me. Vooral mijn gezicht zat geregeld onder de blauwe plekken. Maar ik mocht de coach graag. Nu nog steeds trouwens. Ik had het gevoel dat hij me als speler hielp. Niemand haatte hem, maar bang waren we wel.'
Misbruik is wijdverbreid in de sport
HRW vroeg ongeveer achthonderd Japanners naar hun jeugdervaringen. Onder hen ook sporters die op Olympische en Paralympische Spelen hebben gestaan. De deelnemers aan het onderzoek komen uit heel Japan en zijn actief in zo’n vijftig verschillende sporten. HRW noemt het daarmee een landelijke studie, zij het niet representatief voor de meer dan 125 miljoen inwoners van Japan. ‘Het geeft wel een goed inzicht in gedeelde ervaringen en de uitkomsten suggereren in ieder geval dat het misbruik wijdverbreid is in de sport’, aldus het rapport, dat een jaar voor de start van de Spelen verscheen.
Meer dan vijftig procent van de ondervraagden, 425 om precies te zijn, gaf aan fysieke mishandeling te hebben ondergaan tijdens het sporten. Van de achthonderd respondenten waren er 381 24 jaar of jonger. Van deze groep moest 22 procent geblesseerd doortrainen, 18 procent kreeg te maken met verbale mishandeling en bij 6 procent werd het haar afgeknipt als straf. Vijf jongeren rapporteerden seksueel misbruik.
'Ik kan me niet herinneren dat ik ooit een compliment van mijn coach heb gehad', vertelt Naomi Masuko, een voormalige speelster van het nationale volleybalteam die als een van de weinigen wel onder haar eigen naam in het rapport staat. ‘Iedere dag was ik ermee bezig hoe te voorkomen dat ik geslagen zou worden door de coach. Ik heb volleybal nooit leuk gevonden. Als speler haatte ik de sport.’
Cultuurverandering vindt allerminst plaats
De uitkomsten tonen volgens HRW dat misbruik van kinderen op sportvelden in Japan een onverminderd groot probleem is, in weerwil van eerdere beloftes door de Japanse autoriteiten om voor een veiliger sportklimaat te zorgen. In 2013 ontstond er ophef na de zelfdoding van de aanvoerder van een basketbalschoolteam, die in zijn afscheidsbrief duidelijk aangaf dat het fysieke misbruik door zijn coach hem tot deze daad dreef. HRW constateert nu dat er allerminst een cultuurverandering heeft plaatsgevonden. De toegezegde hotlines waar misbruik gemeld kan worden zijn er niet of nauwelijks en er bestaat nog altijd geen verplichting om klachten te rapporteren. Dus op de vraag of er behalve in het judo ook in andere sporten doden zijn gevallen moet Worden het antwoord schuldig blijven. Die statistieken bestaan niet.
Wat het judo bijzonder maakt, is dat een groep ouders het aantal doden is gaan tellen.
WORDEN «Om je zo uit te spreken in een land waar het collectief belangrijker is dan het individu is bijzonder dapper. Deze ouders zijn, zeker nu de Olympische Spelen naderen, onder enorme druk gezet om zich stil te houden. ‘Jullie verpesten de Spelen voor iedereen.’ Maar zij hebben hun culturele schaamte overwonnen, in de hoop misbruik te voorkomen.»
Na het verschijnen van het HRW-rapport belde de baas van het Internationaal Olympisch Comité Thomas Bach in hoogsteigen persoon met zijn collega van het Nationaal Olympisch Comité van Japan. Worden noemt dat een hoopgevend signaal. Nog zeker een jaar staan de schijnwerpers op Japan.
In Noorwegen gaan plezier en gezondheid voor
Kinderen van zes jaar die met hun ouders naar China reisden om daar deel te nemen aan een gymnastiekwedstrijd, voetbalelftallen van achtjarigen die meegenomen werden naar toernooien in Barcelona. Dat kon zo niet langer, vond men in Noorwegen.
Sinds 1987 gelden daar strenge regels over wat wel en niet mag in de jeugdsport – buitenlandse trips zijn taboe. 'Er werd op een verkeerde manier geprobeerd talent uit kinderen te persen. De regels helpen ons om gekke ouders in het gareel te houden', vertelt Mads Andreassen. Hij is bij het Noorse olympisch comité belast met ethische zaken. 'Onze belangrijkste boodschap is: laat kinderen kinderen zijn.'
Wereldwijd is er een zoektocht naar welke prijs kinderen mogen betalen voor later succes op de internationale sportvelden – succes dat natuurlijk afstraalt op het land van herkomst. The New York Times kopte naar aanleiding van de laatste Winterspelen, waar Noorwegen met zijn 5,4 miljoen inwoners de meeste medailles (39) won: ‘Heeft Noorwegen het antwoord op excessen in de jeugdsport?’
Geen niveauselectie, geen ranglijsten bij de jongste jeugd
In het Scandinavische land bestaan geen eerste en tweede jeugdelftallen. Er wordt niet geselecteerd op niveau tot kinderen dertien jaar zijn. Ranglijsten van resultaten mogen niet worden bijgehouden van kinderen jonger dan elf. Tot die leeftijd zijn ook slechts regionale wedstrijden toegestaan.
'Meer kinderen houden zo langer plezier in sporten. Van onze jeugd is 93 procent aangesloten bij een sportvereniging. Dat is voor onze regering de belangrijkste reden, want uit onderzoek blijkt dat sporten in de jeugd de kans verhoogt op een actief volwassen leven – en dat scheelt gezondheidskosten.'
Voor Andreassen weegt ook een andere reden zwaar, verklaart hij telefonisch vanuit Oslo. 'We weten dat het moeilijk, zo niet onmogelijk is om op jonge leeftijd een talent te herkennen. In het verleden werden er vooral kinderen geselecteerd die in januari en februari waren geboren.
Omdat die meer talent hadden dan degenen uit november en december? Echt niet. Ze waren gewoon bijna een jaar ouder. Daarom houden wij liever zo veel mogelijk kinderen er zo lang mogelijk bij. Als we al ons geld op een handjevol zogenaamde talenten zouden zetten, hebben we minder kans om uiteindelijk het echte toptalent te vinden.'
Uitzonderingspositie
Noorwegen neemt mondiaal ook een uitzonderingspositie in als het gaat om consequenties verbinden aan de wetenschap dat topsport gezondheidsrisico’s met zich meebrengt. 'We zijn het enige land ter wereld met een stoplichtsysteem, onder het principe ‘When do we say stop’', zegt sportdiëtiste Kristin Jonvik van ‘Healthy Sport’, een organisatie die onder het Noorse olympisch comité valt. 'Gezondheid gaat voor prestaties.'
Dat geldt voor kinderen maar ook voor volwassenen. Om die reden kreeg eind 2019 een aantal langlaufers geen toestemming om aan het wereldkampioenschap mee te doen. De topsporters kregen geen gezondheidsverklaring van een arts, vanwege stressfracturen (in de volksmond vermoeidheidsbreukjes) en een verstoorde energiebalans, wat het gevolg kan zijn van te zware trainingen.
Dat stoplichtsysteem is in 2011 in werking getreden, nadat ouders en coaches van duursporters aan de bel hadden getrokken over het hoge aantal eetstoornissen.
JONVIK «Te veel focus op gewichtsverlies kan zeker tijdens de groei gevaarlijk zijn. Kilo’s kwijtraken kan misschien op de korte termijn de kans op prestaties verhogen, maar op de lange termijn kan het nadelige consequenties hebben voor de gezondheid.»
Jonvik heeft zeven jaar in Nederland gewoond en zich in die tijd verbaasd over de prestatiecultuur in de jeugdsport. 'Ik heb het altijd gek gevonden dat er op zo’n jonge leeftijd al geselecteerd wordt. Hoe kun je dan al voorspellen wie het gaat maken en wie niet?
Datzelfde geldt voor het onderwijs. In Noorwegen krijgen kinderen op school geen cijfers tot ze dertien zijn. Wij vinden dat je iedereen zo lang mogelijk dezelfde kansen moet geven.'
(Trouw)