Booker Prize-winnaardouglas stuart
‘Ik heb als kind geleerd stiekem geld uit de gas- en elektriciteitsmeters te halen’
De aanhouder wint: na 32 afwijzingen vond Douglas Stuart (44) eindelijk een uitgever die zijn debuutroman wilde publiceren, waarna hij prompt de Booker Prize in de wacht sleepte. Naar inspiratie voor ‘Shuggie Bain’ was het niet ver zoeken: Stuart baseerde het boek over een arm jongetje dat opgroeit in het Glasgow van de jaren 80 op zijn eigen jeugd. ‘Ik wil dat je als lezer de sigarettenrook en de geur van verschaald bier kunt ruiken.’
Een vader die het gezin in de steek laat, een alcoholistische moeder en een rauwe omgeving vormen de hoofdingrediënten in de roman. Maar te midden van alle ellende is het vooral de liefde tussen een goedbedoelende, trotse en ondanks haar verslaving stijlvolle moeder – ze werd dikwijls met Elizabeth Taylor vergeleken – en haar loyale zoon die de toon van het boek bepaalt.
Stuart zelf wist te ontsnappen aan het grauwe Glasgow. Toen hij 16 was, stierf zijn moeder, waardoor hij na schooltijd en in de weekends in een doe-het-zelfzaak ging werken om zijn studies te betalen. Hij studeerde onder meer aan het Royal College of Art in Londen, waar hij de aandacht trok van de firma Calvin Klein, die hem een baan aanbood. Stuart verhuisde in 2000 naar New York en was in de jaren die volgden werkzaam voor diverse grote modemerken. In zijn vrije uren schreef hij meer dan tien jaar aan zijn debuutroman ‘Shuggie Bain’. Op de dag van publicatie trouwde hij met de man die al twintig jaar zijn partner is: Michael Cary, curator van de Gagosian Gallery.
– Waarom wilde u dit boek schrijven?
DOUGLAS STUART «In 2008 begon ik dingen op te schrijven, maar niet met de gedachte dat ik aan een boek bezig was. Dat idee was veel te intimiderend. Ik kom uit een milieu waarin boeken een onbekend fenomeen zijn, en had ook geen literair-academische achtergrond. De eerste scène die ik schreef, is uiteindelijk hoofdstuk dertien in het boek geworden. Daarin gaan de 7-jarige Shuggie en zijn oudere broer koper uit elektriciteitskabels stelen.»
– Als kind probeerde u uw moeder soms van de drank af te houden door een schrift te pakken en haar te vragen haar memoires te dicteren. In de praktijk kwam dat nooit verder dan het motto voor die memoires: ‘Voor Elizabeth Taylor, die niets over de wreedheden van de liefde weet, al denkt ze van wel.’ Wilde u dat project voortzetten met het schrijven van uw roman?
STUART «Ik denk dat het te maken had met mijn verhuizing naar New York. Ik kwam uit Glasgow, was mijn hele leven straatarm geweest en ineens woonde ik als dertiger in the Big Apple. Als je in de New Yorkse modewereld terechtkomt, gaat iedereen ervan uit dat je net als zij bent. Er was absoluut geen ruimte om over je achtergrond te praten. Dat ik ben gaan schrijven, was vooral een poging om de twee verschillende helften waaruit ik bestond – de New Yorkse modeontwerper en de armeluisjongen uit Glasgow – bijeen te brengen. Ik denk dat ik me in New York onbegrepen voelde en mezelf als het ware op papier in kaart wilde brengen.»
– Tijdens uw werk aan het boek had u veel succes als modeontwerper. Heeft die loopbaan invloed gehad op het schrijven?
STUART «Zeker. Om te beginnen was mode alles wat ik had, als achtergrond. Het was mijn enige ervaring met het fenomeen creativiteit. Terwijl ik zwoegde op mijn boek, realiseerde ik me ineens dat ik als ontwerper dag in, dag uit bezig was dingen te maken waarin mensen zich konden onderdompelen: kleuren, stoffen, patronen, silhouetten. Ik besefte dat ik zo moest schrijven dat mensen de stof van de bank waarop mijn personages zaten konden voelen. Dat ze de sigarettenrook en de geur van verschaald bier konden ruiken. Ontwerpen lijkt op schrijven. Beide zijn een proces van voortdurend aanpassen en herzien.»
– Verklaart dat waarom u tien jaar over het boek hebt gedaan?
STUART «Deels. Mijn baan als ontwerper was ook simpelweg heel zwaar. New York is een meedogenloze stad en als je voor een groot merk als Calvin Klein werkt, betekent dat werkdagen van twaalf, veertien uur. Het schrijven vond plaats in de marges van mijn leven: ’s morgens vroeg, tijdens de vakanties, op lange vluchten naar het buitenland, waar ik voor mijn werk moest zijn. Het was heerlijk om aan boord van een vliegtuig naar China te stappen en te weten dat ik zestien uur lang onbereikbaar was en aan mijn boek kon werken. Ook tijdens het ontwerpen van kleding was ik voortdurend bezig scènes en dialogen op te zetten. Die tien jaar waren in feite één grote liefdesaffaire met mijn personages. Een deel van de verklaring waarom het zo lang duurde, is dat ik geen afscheid van ze wilde nemen.»
– Zijn er schrijvers die u hebben geïnspireerd?
STUART «Als je in Schotland 16 wordt, mag je stoppen met school. Veel van mijn klasgenoten hielden er op dat moment mee op. Ik ging door, omdat ik het belangrijk vond een opleiding af te ronden. Bij Engels zaten we toen ineens nog maar met twee leerlingen in de klas. De leraar merkte dat ik belangstelling had voor boeken en zo kwam ik in contact met het werk van Thomas Hardy, Daphne du Maurier, Tennessee Williams en de dichter John Donne. Dat waren geweldige ontdekkingen, al was het toen te laat om nog Engelse literatuur of creatief schrijven te kunnen studeren, zoals ik graag had gewild. Pas later begon ik Schotse literatuur te lezen, waarin ik mij echt herkende, zoals de boeken van James Kelman, Alan Warner, Janice Galloway en Alasdair Gray.»
– Hoewel het boek duidelijk autobiografisch is geïnspireerd, wilt u het geen memoires of autobiografie noemen. Waarin verschilt het van die genres?
STUART «Het boek is gebaseerd op een reeks ervaringen die ik met Shuggie deel. Ik ben net als hij opgegroeid in een arme arbeiderswijk en ben de homoseksuele zoon van een alleenstaande moeder die haar gevecht tegen alcohol verloor. Maar ik heb altijd een weerstand gevoeld om alleen over mijn eigen leven te schrijven. Ik wilde een grotere vrijheid. Ik wilde kolengruis door de straten laten stuiven, als mij dat zo uitkwam, of Shuggies oudere zus naar Zuid-Afrika laten vluchten, hoewel mijn eigen zus dat niet heeft gedaan.
»Het sleutelwoord in mijn boek is liefde. Kinderen hebben een onvoorwaardelijke, vrijwel onbreekbare liefde voor hun ouders. Hoeveel zwakheden en slechte eigenschappen die ook hebben, hun kinderen blijven ze trouw. Dat gold voor mij en mijn moeder, en dat geldt ook voor Shuggie en zijn moeder Agnes.»
– De werkelijkheid die u in uw roman beschrijft, wordt voor een belangrijk deel bepaald door de sluiting van de scheepswerven en de kolenmijnen door de regering-Thatcher, die een hele generatie Schotse arbeiders werkloos heeft gemaakt. In hoeverre is ‘Shuggie Bain’ een politiek boek?
STUART «Dat is nooit mijn opzet geweest. Ik wilde een intiem portret schetsen van een moeder en een zoon. Mijn boek beschrijft een vrouwenwereld, terwijl politiek geëngageerde auteurs als Kelman, Warner en anderen vooral een mannenwereld beschrijven. ‘Shuggie Bain’ gaat over hoe vrouwen zich door het leven slaan en over een homoseksueel jongetje dat in geen enkel opzicht voldoet aan de verwachtingen die aan mannen worden gesteld.
»Maar natuurlijk speelde politiek een enorme rol in het Glasgow van de jaren 80: de werkloosheid bedroeg 26 procent.»
– De foto op de cover is buitengewoon krachtig. Ik begrijp dat u die zelf hebt uitgekozen.
STUART «Ik ben mijn uitgever heel dankbaar dat dat mocht. De foto is gemaakt in de destijds erg vervallen wijk Easterhouse in Glasgow. Je ziet een jongetje van Shuggies leeftijd, dat op een paal met een dwarsbalk zit. Die palen werden door huisvrouwen gebruikt om waslijnen aan te bevestigen. Doordat het jongetje op de balk zit, krijg je onvermijdelijke associaties met traditionele beelden van de kruisiging. Tegelijk is hij verheven boven zijn omgeving en kijkt hij in de verte, misschien naar iets hoopvols. Allemaal heel typerend voor Shuggies situatie.»
– De lunch op Britse scholen, die in ‘Shuggie Bain’ ter sprake komt – voor Shuggie soms zijn enige maaltijd op een dag – is nog altijd een actueel onderwerp, zoals voetballer Marcus Rashford onlangs liet zien.
STUART «Het is buitengewoon cynisch, maar armoede is een industrie. Er zijn bedrijven die dik verdienen aan de overheid door goedkope en ongezonde schoolmaaltijden aan te bieden. Ook op andere terreinen wordt nog steeds geld verdiend over de rug van de allerarmsten. Ik voel veel sympathie voor de vrouwen in mijn boek die hebben geleerd stiekem geld uit de gas- en elektriciteitsmeters te halen zonder de verzegeling te verbreken. Ik heb als kind geleerd hoe dat moet en ik ben bereid het iedereen te leren.»
– Ondanks alle treurnis leest uw boek als een liefdesbrief aan Glasgow.
STUART «Het is op een afstand geschreven, vanuit New York, en heeft daarmee iets van een brief naar huis. Tien jaar lang van een afstand over een plek schrijven kan alleen maar uit liefde. Die afstand heeft me veel helderheid geschonken, maar ook een groot verlangen.»
– U gebruikt flink wat Glaswegian dialect.
STUART «Aanvankelijk was ik bang dat mensen het boek moeilijk leesbaar zouden vinden, maar dat bleek ontzettend mee te vallen. Toen ik mijn Amerikaanse redacteur voorstelde bepaalde Schotse termen eruit te halen, weigerde hij dat. Hij vond het ten koste gaan van de authenticiteit. Al met al heeft de uitgever weinig aan het boek veranderd.»
– Hoe zou u uw stijl omschrijven?
STUART «Ik probeer toegankelijk te zijn en te schrijven in zo helder mogelijke taal. Ik heb er een hekel aan als ik me door een boek buitengesloten voel, omdat het proza te gecompliceerd is of ik woorden niet begrijp. Verder werk ik graag met tegenstellingen. Ik wissel geweld graag af met tederheid, diep verdriet met humor.»
– Zijn er passages waarover u in het bijzonder tevreden bent?
STUART «De intieme scènes tussen Shuggie en Agnes. Bijvoorbeeld die waarin Agnes Shuggie leert dansen en ze zich realiseert dat kinderen op straat hem daarom een verwijfd homootje vinden. Of de keer dat Shuggie zijn moeder laveloos aantreft op een feestje, onder een stapel jassen. En misschien de scène waarin Shuggie op zoek gaat naar restjes drank in huis, omdat hij zich realiseert dat zijn moeder die op dat moment nodig heeft, hoewel hij weet dat alcohol haar schaadt. Scènes waarin liefde en verdriet onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.»
– De tegenstelling tussen katholiek en protestants speelt een grote rol in het boek. Hoe belangrijk is die in Glasgow?
STUART «Die speelt vooral in de arbeidersklasse, niet zozeer bij de midden- en hogere klasse. Onder de oppervlakte leeft er een sektarisme dat teruggaat op de tijd dat veel straatarme Ieren naar Schotland trokken. In het dagelijks leven manifesteert zich dat meestal in een vorm van rauwe humor. Maar bij vlagen uit het zich ook in vechtpartijen tussen scholen en buurten. En als je het verkeerde antwoord geeft op de vraag of je voor Rangers (protestants) of Celtic (katholiek) supportert, kun je in elkaar worden geslagen. In Glasgow hebben we de op één na grootste (protestantse) Oranjemars, alleen die in Belfast is groter. Mijn tweede roman, die in het voorjaar van 2022 verschijnt, gaat over de relatie tussen twee homoseksuele jongemannen, een katholiek en een protestant, en de problemen die hun achtergronden met zich meebrengen.»
– Uw boek is door 32 uitgevers afgewezen. Zakte de moed u op een gegeven moment niet in de schoenen?
STUART «Een aantal afwijzingen deed beslist pijn. Vooral als uitgevers zeiden dat ze het boek geweldig vonden, maar niet wisten hoe ze het in de markt moesten zetten. Het maakte me kwaad dat boeken uit en over de arbeidersklasse kennelijk buiten hun werkterrein vielen. De uitgeverswereld is ontzettend middenklasse en is veelal op zoek naar boeken die de eigen werkelijkheid weerspiegelen.»
– U noemt uw agent Anna Stein in het dankwoord ‘een trage lezer, maar een agent met lef’.
STUART (lacht) «Het duurde een halfjaar voordat ik eindelijk een reactie van haar kreeg. Al die tijd had het manuscript op de slushpile gelegen, de stapel ongevraagd aangeboden manuscripten. Verschrikkelijk vond ik dat.»
– Uw hoofdpersoon heeft een sprekende naam: rauw en teder tegelijk. Ik heb nooit geweten dat ‘Shuggie’ een verkleinwoord is voor ‘Hugh’.
STUART «Nee, dat weet bijna niemand. Er woonde ooit een Shuggie bij mij in de buurt, een jochie dat al op jonge leeftijd een echte gangster was. Ik vond het contrast tussen zijn lieflijke naam en zijn angstaanjagende gedrag fascinerend. Het boek had ook ‘Agnes Bain’ kunnen heten, want Shuggies moeder speelt een hoofdrol. Maar Shuggie is het flintertje hoop dat van Agnes loskomt en het boek voortstuwt.»
– Hoe belangrijk was uw verhuizing naar de VS voor u en voor het boek?
STUART «Ik denk dat die cruciaal was voor mijn schrijverschap. In Groot-Brittannië had ik sterk het gevoel dat wat je kon worden afhankelijk was van het milieu waaruit je afkomstig was. De VS is geen klasseloze maatschappij, zoals veel mensen denken, maar Amerikanen hebben veel respect voor ambitie. Waar ik me in Schotland bescheiden had moeten opstellen om niet het verwijt te krijgen dat ik naast mijn schoenen liep, had ik hier de vrijheid om me te ontplooien.»
– Hebt u plannen om ooit terug te gaan naar Glasgow?
STUART «Absoluut. Ik ging sowieso al een paar keer per jaar op bezoek bij mijn familie. In de toekomst wil ik meer tijd doorbrengen in Schotland. Misschien niet permanent, want we willen ook kunnen zorgen voor de ouders van mijn echtgenoot. Maar Glasgow is nog niet van me af.»