ouders van gepeste kinderen
‘Ik vloog op de pestkop af: ‘Gij moet oppassen of ik plak u tegen de muur!’’
Het is een vraag waar veel ouders mee worstelen: wat doe je als jouw kind wordt getreiterd? Humo sprak met de auteurs van het boekje ‘Mama, ze pesten me’, met getuigenissen zoals die van Patricia, mama van de zwaar gepeste Freya.
PATRICIA* «Ik weet niet precies wanneer het pesten is begonnen. Op een bepaald moment wás het er gewoon. Freya zat in het vierde leerjaar en ik had gemerkt dat haar resultaten achteruit kachelden. Ze ging ook niet meer graag naar school. Ze vertelde weleens dat ze wat werd geplaagd, maar je weet hoe dat gaat op die leeftijd. Ik dacht dat het wel over zou gaan.
»Met de signalen die ik van mijn dochter kreeg, ben ik naar haar juf gestapt. Zij zou het in de gaten houden, beloofde ze. Twee weken later kwam ze met de boodschap: ‘Uw dochter wordt veel harder gepest dan we dachten.’ Freya is een kind dat door iedereen graag gezien wil worden. Ze kan er niet tegen als iemand haar niet leuk vindt. Dan denkt ze: ‘Wat heb ik misdaan?’ Dat maakt van haar een makkelijke prooi en daar maakte een groepje van drie klasgenoten misbruik van. Ze zochten Freya doelbewust op tijdens elke speeltijd. Dan begonnen ze haar te schoppen, ze sloegen op haar hoofd en trokken aan haar haar, net zolang tot ze zei: ‘Ik ben een loser.’ Ze lieten haar zelfs niet naar het toilet gaan: ‘Alleen leuke meisjes mogen naar het toilet.’ Met z’n drieën voelden ze zich oppermachtig. Freya had ook wel vriendjes in de klas, maar die grepen niet in. Misschien wisten ze niet goed hoe ze ermee om moesten gaan.
LEES OOK:
Juf Dianne, mama van Kobe Ilsen, getuigt: ‘In de leraarskamer knepen de mannen in mijn borsten en billen’
De tol van jarenlange pesterijen: Xavier Taveirne, Fleur van Groningen, William Boeva en Saskia De Coster. ‘Het is vergelijkbaar met oorlogstrauma’s en incest’
»Eerst heb ik zelf de ouders van de drie aangesproken, maar mijn opmerkingen vielen op koude steen. Ze geloofden me gewoon niet: ‘Mijn kind doet zoiets niet.’ Ze draaiden de zaken zelfs om: ‘Het is jouw dochter die pest.’ Zo’n reactie snap ik niet. Wat moet zo’n kind dan denken? ‘Ik kan iemand bont en blauw schoppen, en ik kom er nog mee weg ook.’»
NO BLAME
Toen Freya naar het vijfde leerjaar ging, werd het gepest wat minder – de juf had de klas beter in de hand – maar in het zesde flakkerde het weer op, venijniger dan daarvoor.
PATRICIA «Ze noemden haar Freya Ebola: ‘Kijk niet naar Freya of je krijgt ebola.’ Of ze had een verliefde jongen afgewezen en die begon haar uit te schelden voor hoer en slet. Wanneer ze thuiskwam, zag ik meteen aan haar gezicht hoe erg het die dag was geweest. Vroeg ik hoe het ging, dan zei ze wel: ‘Ça va.’ Maar ik zag meteen: het is niet ‘ça va’.»
'Akkoord,' zei de directrice, 'maar misschien lokt uw dochter het gepest wel uit.' Zoals je tegen een verkrachte vrouw zegt dat ze maar geen minirok had moeten aandoen'
HUMO Deed de school niks?
PATRICIA «Telkens als het fout liep, werd de no blame-methode opgestart. Dan werd er in de klas over het gepest gepraat, maar zonder iemand te beschuldigen. Eigenlijk bleef het bij: ‘Ga je het nog doen?’ – ‘Nee, ik ga het nooit meer doen.’ Daarna begon het gepest weer van voren af aan.
»Op den duur was ik zo radeloos dat mijn stoppen zijn doorgeslagen. Die week was er weer een incident geweest – ze hadden Freya’s brooddoos kapot gestampt. Op vrijdag stond ik haar aan de schoolpoort op te wachten. Niet dat ik iets van plan was, maar ik zag die ene pestkop naar buiten komen en ben op hem afgevlogen: ‘Gij moet oppassen of ik plak u tegen de muur!’ Toen ben ik naar de juf gebeend en heb ik geroepen dat het nu maar eens gedaan moest zijn: ‘Die en die en die verpesten nu al jaren het leven van mijn dochter!’ De juf wist niet wat ze moest zeggen. Woest was ik.
»Ik geef toe: ik ben over de schreef gegaan. Achteraf ben ik zelfs bij de directrice geroepen, om te praten over mijn schandalige gedrag. Ook aan haar heb ik toegegeven dat ik dat niet had mogen doen, maar dat het uit pure wanhoop was. Dat hun no blame-methode misschien bij andere kinderen wel werkte, maar niet bij de pesters van mijn dochter. ‘Akkoord,’ zei ze, ‘maar misschien lokt uw dochter het gepest wel uit.’ Ik wist niet wat ik hoorde. Voor mij is dat hetzelfde als tegen een verkrachte vrouw zeggen dat ze het zelf heeft gezocht omdat ze een minirok droeg. Ieder kind maakt fouten, maar geen enkel kind is er zélf de oorzaak van dat het wordt gepest.»
HUMO Speelde je nooit met het idee Freya naar een andere school te sturen?
PATRICIA «Nee. In mijn ogen werd zij dan gestraft voor het gepest van een ander. Ik ben zelf ook zwaar gepest als kind en dat was altijd de oplossing van mijn ouders: ze stuurden me naar een andere school, waardoor ik weer maar eens mijn vertrouwde omgeving kwijt was. Het pesten ging gewoon door, tot ik op een dag zo moegetergd was dat ik heb teruggeslagen. Toen was het gedaan met pesten. Het klinkt misschien niet voorbeeldig van mij, maar ik heb mijn dochter die raad ook weleens gegeven: ‘De volgende keer dat ze je slaan, moet je terugslaan.’ Maar dat deed ze niet. Ik weet zelf: je slaat pas terug als je kookpunt is bereikt. Kennelijk ligt Freya’s kookpunt héél erg hoog (lachje).
»Hoe verkeerd het ook was van mij, nadat ik zo kwaad ben geworden in de klas, is het pesten van de drie wel geminderd. Maar toen begonnen twee andere vriendinnetjes Freya te cyberpesten: via Facebook en Snapchat stuurden ze haatberichten. Een opgestoken middelvinger, bijvoorbeeld: ‘Deze is voor jou.’ Of: ‘De volgende keer dat ik u zie, pas dan maar op.’ Dit keer was ik vastbesloten het niet meer zover te laten komen: ik heb screenshots genomen en ben ermee naar de school gestapt. Daar stuurden ze me door naar de politie, omdat het gepest buiten de schooluren was gebeurd. De politieagente reageerde heel begripvol. Ze raadde ons aan nog geen officiële klacht in te dienen, maar de pesters wel op de hoogte te brengen van ons bezoek aan de politie. ‘Meestal stopt het daar,’ zei ze. Freya en ik hebben de directie op de hoogte gebracht, die de pesters op het matje heeft geroepen. Het werkte: opeens werden ze poeslief. Ze boden Freya zelfs hun excuses aan: ‘We zijn te ver gegaan.’ Soms hebben kinderen gewoon wat sturing nodig.»
'Ze bleven op haar hoofd slaan tot ze zei dat ze een loser was'
GESTOLEN GOUD
Het relaas van Patricia is maar één van de vele getuigenissen in ‘Mama, ze pesten me’. Roeline Ham – ze werkt als brandmanager bij Brantano, die zorgde voor het tot stand komen van het boekje – sprokkelde de pestverhalen bij elkaar, om ze vervolgens samen met Kristl Habils van de vzw School Zonder Pesten te verwerken tot een handig instrument voor ouders. Tips die Ham – ja, ze is de zus ván – zelf ook kan gebruiken, als moeder van vier kinderen tussen 2 en 12 jaar.
ROELINE HAM «In geen tijd had ik meer getuigenissen dan we in het boek konden gebruiken. Ouders wilden graag meewerken, omdat ze zelf ook wel zo’n pestgids hadden gewild toen zij ermee geconfronteerd werden.
»Voor veel ouders hangt er nog altijd schaamte rond pesten. Aan de schoolpoort beginnen ze er niet over, uit schrik voor onbegrip of voor de stempel van incompetente ouder. Kijk maar naar wat de mama van Freya overkwam. Terwijl het zo belangrijk is dat wij er onder elkaar ook openlijk over praten. We kunnen nog 100 schoolvoorstellingen geven over pesten, maar dat helpt niet zolang ouders reageren met: ‘Wat, heeft An-Sofie je dikzak genoemd? Wacht, ik zal haar moeder eens een kwade sms sturen!’»
HUMO Zelf heb je ervaring met pesten, in beide richtingen.
HAM «Mijn twee meisjes zijn pestmateriaal – ze dragen allebei een bril sinds ze peuter zijn en ze zijn een beetje ‘speciaal’ – terwijl mijn oudste zoon eerder zélf pestgedrag vertoont.
»Misschien vond ik het wel erger te vernemen dat mijn zoon geen heilig boontje is. Ik viel compleet uit de lucht. Ik kreeg telefoon van één van zijn vriendjes, huilend: ‘Hij doet gemeen tegen me.’ Eigenlijk ging hun ruzie over twee keer niks, zoals zo vaak bij kinderen: de ene had meer goudstaven op Clash of Clans dan de andere, waarop mijn zoon zijn vriend had beschuldigd van valsspelen. Op het chatforum van de klas, nota bene.»
HUMO Hoe reageer je als ouder op zo’n beschuldiging?
HAM «Natuurlijk wilde ik heel boos worden op mijn zoon, maar dat heb ik niet gedaan. Bij pesten zijn er altijd twee partijen, met elk hun waarheid. Door mee te werken aan dit boek heb ik ingezien dat je als ouder nooit mag oordelen: je kan het best beide partijen observeren en dan pas reageren. Eerst heb ik met mijn zoon gepraat. Het woord ‘pesten’ heb ik zelfs niet laten vallen, maar ik heb hem wel duidelijk gemaakt dat hij een ander niet op zo’n manier mag beschuldigen. Als hij twijfels heeft over het gedrag van zijn vriend, dan moet hij dat één op één proberen uit te praten, niet op een chatforum. Anderen erbij betrekken, dat doe je niet. En dat hij een woord als ‘dikzak’ had gebruikt, dat kon zéker niet.
»Wat je als ouder ook nooit mag doen, is overreageren. Kinderen blijven kinderen: ze hebben nog niet de sociale vaardigheden van een volwassene. Mijn zoon is erg rechtlijnig, dus zegt hij: ‘Maar jij noemt papa toch ook soms dikzak?’ Ja, maar papa kan dat hebben en jouw vriendje niet. Voor een kind is het moeilijk in te schatten wat sociaal kan en wat niet.
»Eigenlijk vind ik het helemaal niet verkeerd dat kinderen weleens hard zijn voor elkaar. Het leven is een beetje een jungle. Je moet je kinderen daar niet per se tegen beschermen, maar je moet ze wel leren daarmee om te gaan en hun eigen grenzen te bepalen. Als je hen de juiste omkadering biedt, dan vinden ze hun weg wel in die jungle. Dat hoort allemaal bij het groeiproces.»
HUMO Een flinke ruzie is oké, maar waar trek je de grens?
HAM «Als het duidelijk is dat de ander zich er niet goed bij voelt: dáár ligt de grens. Dat was ook zo bij de ruzie van mijn zoon: het deed er niet toe wat er precies was gebeurd met die goudstaven. Het ging erom dat zijn vriendje zich gekwetst voelde. Dat is ook precies de grens tussen plagen en pesten: kinderen plagen elkaar continu, maar als het geplaag gaat kwetsen, dan wordt het pesten.»
DE MEXICAANSE MUUR
Voor veel ouders gaat pesten gepaard met een gevoel van machteloosheid. De hamvraag blijft: wat kan je doen? In het ideale geval slagen kinderen erin het zelf op te lossen, met wat subtiele hulp van buitenaf.
HAM «Uiteindelijk heb ik mijn zoon en zijn vriendje samengezet voor een goed gesprek. Ik hield me afzijdig – ik stond wat op te ruimen op de achtergrond. Het enige wat ik deed, was de boel een klein beetje op gang trekken: ‘Zeg, jullie waren precies wel érg boos op elkaar.’ Zo hebben ze die ruzie zelf uitgepraat. Ik had net zo goed tegen mijn zoon kunnen zeggen: ‘Foei! Jouw gsm vliegt drie weken de kast in.’ Maar wat had hij daaruit geleerd? Je moet je kind bij de hand nemen, maar je moet het niet in zijn plaats doen.
»Ik heb mijn zoon ook de raad gegeven: ‘Blijf wat meer uit elkaars buurt.’ Op school zitten kinderen met 25 in de klas. Ze zitten letterlijk op elkaars lip. Natuurlijk bouwt de spanning zich dan weleens op. Als een kind voelt dat een ander hem irriteert, dan moet het leren dat het die maar beter niet gaat opzoeken. Dat doen wij ook met de collega die we wat minder kunnen hebben. Ook dát is een sociale vaardigheid.»
HUMO In het boek wordt gehamerd op de voorbeeldfunctie van ouders: ‘Gebruik je zelf weleens scheldwoorden of doe je denigrerende uitspraken?’ Ik pleit schuldig.
HAM «Kinderen houden ons een spiegel voor. Je mag best eens uit de bocht gaan in het bijzijn van je kinderen – niemand is altijd een positivo – maar dan kader je dat best achteraf: ‘Niet goed dat mama daarnet zo boos is geworden op die meneer.’ Er bestaat een heel scala aan emoties en boosheid is daar één van. Da’s oké en een kind moet dat leren.
»Een evolutie die ik erg kwalijk vind, is dat ouders elk probleem bij hun kind doorschuiven naar een ander – naar de school, naar de juf, naar het CLB. Het ligt nooit aan hen. Terwijl ik denk: ‘Moeten we niet eens beginnen bij onszelf?’ Of misschien nog ruimer: bij onze maatschappij. Als mijn kinderen Donald Trump bezig horen op Karrewiet, dan vragen ze: ‘Mama, waarom wil die man een muur bouwen? En wat doen die Mexicanen dan verkeerd?’ Dat krijg je niet opgelost door alleen maar met die kinderen bezig te zijn.
»Pas op: al die aandacht voor pesten is geweldig. Want we komen echt wel van ver. In mijn kindertijd bestond de term ‘pesten’ niet eens, terwijl ik er toch stevig mee te maken heb gehad. Ik was 4 toen we met het gezin van Nederland naar Dilbeek verhuisden. Natuurlijk vielen Otto-Jan en ik meteen op, al had ik dat zelf niet zo door. Ik was een nogal Sociaal Incapabele Michiel op dat vlak (lacht). Bepaalde situaties kan ik me nog zo voor de geest halen: hoe de juf zei dat ik de tiret van mijn pennenzak moest dichtdoen, ik geen flauw idee had waarover ze het had, de hele klas begon te lachen en de juf vervolgens boos werd op mij. Ik ben zelfs in de hoek moeten gaan staan, omdat ik niet deed wat ze vroeg. Ze vond me stout. Maar ik wás niet stout, ik was gewoon Hollands (lacht).
»Wat hielp, is dat we elkaar hadden. Bij Otto-Jan gebeurde het gepest vooral tijdens het voetballen. Hij was als kind nogal licht ontvlambaar, dus vonden de andere kinderen het leuk hem zover te drijven tot hij ontplofte. Ik heb hem vaak moeten wegtrekken bij zo’n groepje vechtersbazen. Maar dat gepest heeft ons nooit gekraakt. Otto-Jan en ik zijn er nooit diep ongelukkig door geworden. Soms was het op het randje, maar nooit erover. Misschien heeft het ons zelfs heel zelfstandig en vechtlustig gemaakt. Otto-Jan heeft toen gevoeld dat mensen hem grappig vonden en daarop is hij gaan inzetten. Vandaag is het zijn sterkte.»
HUMO Nu is hij zelf een beetje een pestkop, althans op tv.
HAM «Hij kan hard zijn, ja. Soms gaat hij erover en dan zeg ik hem dat ook. Ik blijf altijd de grote zus, hè (lacht).
»Hoe het er in onze kindertijd aan toeging, dat is nu ondenkbaar. Zelfs de leerkrachten noemden ons weleens ‘kaaskop’. Ik zou dat nooit goedpraten, maar nu slaan we misschien wat te ver door in de andere richting, zijn we wat te soft met onze jeugd. Enerzijds schermen we ze niet al te erg af voor lelijkheid: kijk maar naar de games die ze spelen of wat ze te horen en te zien krijgen op tv of sociale media. Ter compensatie gaan we hen overbeschermen. Ze hoeven hun lip maar te laten hangen of we denken al: ‘O nee, mijn kind is ongelukkig!’ Een beetje ongelukkig zijn is niet erg. We hoeven niet altijd high te zijn van geluk. Dat soort verwachtingen kunnen we zelfs maar beter niet scheppen. Chronisch ongelukkig zijn is een probleem, maar een keertje huilen is oké.»
BESTE VRIENDINNEN
Vandaag zit Freya nog altijd in de klas met één van de meisjes die haar zo zwaar heeft gepest.
PATRICIA «Nu ze haar twee kompanen niet meer heeft, is het pesten gestopt. Ze zullen nooit de beste vriendinnen zijn, maar ze kunnen elkaar verdragen en doen zelfs klasprojecten samen. Freya weet haar vrienden nu veel beter te kiezen – kinderen met wie het wél goed klikt.
»Door dat pesten heeft ze een achterstand opgelopen voor wiskunde. Het zal nog even duren voor ze die heeft weggewerkt, maar intussen staat ze wel veel sterker in haar schoenen. Nu springt ze er zelfs als eerste tussen als ze ziet dat een ander wordt gepest. Ze is weerbaarder geworden. Serieus weerbaarder, zelfs. Soms moet ik haar een beetje afremmen: ‘Freya, nu ben je wel tegen je mama bezig.’ (lacht)»
* Patricia en Freya zijn schuilnamen.
Kristl Habils, ‘Mama, ze pesten me’, Borgerhoff & Lamberigts