Henny Vrienten (1948-2022)
‘Ik zit in een onthechtingsfase, ik ben aan het opruimen. Als ik straks de pijp uitga, wil ik niet dat mijn kinderen daar nog aan moeten beginnen’
Henny Vrienten is op 73-jarige leeftijd overleden. Dat meldt zijn familie via concertorganisator MOJO. De frontman van Doe Maar moest in september vorig jaar de afscheidstournee van de band afzeggen. Vier jaar geleden blikte Henny Vrienten met Humo terug op zijn leven en werk. ‘Ik heb geen moeite met de dood. Als je van de natuur houdt, besef je heel hard hoe vergankelijk alles is.’
(Verschenen in Humo op 24 september 2018)
Ik rij naar Amsterdam en ik neem mee: ‘Het allerbeste van Doe Maar live: top 20’. 46 jaar, wel een beetje raar: ik zing alle liedjes van voor naar achter mee. ‘Doe maar net alsof’, ‘Zoek het zelf maar uit’, ‘Okee’, ‘Pa’, en uiteraard de meisjesnamen in ‘1 nacht alleen’. ‘Sylvia, Jeannette, Natalie en Fiene / Elsje, Treesje, Truus, Babbette, Betsie en Sabine / Greet, Magreet, Margriet, Marie, Marije en Angeline / Wies, Marjan, Marjo, Marlyn en kleine Ti-i-ne.’ Ze komen er nog zo uitgerold, als vriendinnen van weleer. Het regent pijpenstelen, maar in mijn hart schijnt de zon.
Vrienten ontvangt me in zijn prachtige huis aan de Amsterdamse grachten. Op de benedenverdieping bevindt zich de studio waar hij na Doe Maar meer dan tweehonderd soundtracks componeerde, een handvol gesmaakte soloplaten schreef, en al meer dan twintig jaar lang liedjes schrijft voor Sesamstraat. Maar vandaag ligt de focus op Doe Maar, de band waarmee hij tussen 1980 en ’84 België en Nederland op z’n kop zette. Henny is bassen aan het testen, klanken aan het uitproberen voor de nakende tour. Voor het interview verhuizen we naar zijn imposante en voor 90 procent uit poëzie opgetrokken bibliotheek op de eerste verdieping.
HUMO Zitten de liedjes van Doe Maar nog vlot in de vingers?
HENNY VRIENTEN «We spelen de laatste tijd veel vaker dan vroeger, dus het zit er allemaal nog. Sommige dingen gaan ook gewoon nooit weg: terwijl ik zit te denken van ‘hoe ging dat ook alweer?’ heeft mijn hand het al gevonden. Een spiergeheugen dat veertig jaar blijft hangen. Ik bereid me altijd goed voor op een Doe Maar-tournee, maar nu is het nog meer nodig, omdat we een heel lange, chronologisch opgebouwde set spelen met veel liedjes die we nooit live gespeeld hebben. Dingen die we niet aandurfden omdat ze te moeilijk waren. Maar nu dus wel, omdat we steeds beter spelen – al weet ik niet waaraan dat ligt.
»We moeten wat harder knokken om de machine geolied te houden, maar niemand van ons heeft artrose waardoor we onze gitaren niet meer kunnen vasthouden. Veel vrienden van mijn leeftijd zijn er niet meer, dus vind ik het sowieso een wonder dat we alle vier nog gezond zijn. En er nog zin in hebben, en – dit klinkt een beetje wollig en braaf – elkaar zonder voorbehoud liefhebben. Dat is altijd al zo geweest en het raakt nooit versleten. Iedere keer als we weer gaan spelen, wordt iedereen heel opgewonden. Ik ook.»
HUMO Vijf jaar geleden zei je in Humo: ‘Ik zie een grens: op mijn 70ste wil ik niet meer op de planken staan om ‘Pa’ of ‘Voordat de bom valt’ te zingen. Dat zou de schaamte voorbij zijn’. In juli ben je 70 geworden.
VRIENTEN «Ja, aan die schaamte ben ik dan blijkbaar netjes voorbij (lacht). Ik heb al zo veel uitspraken gedaan waarvan ik spijt heb. Ik ben ook altijd de eerste die na een tour zegt: ‘Jongens, dit was de laatste.’
»Kijk, als één van ons wegvalt, of niet meer kan spelen, dan gaan we niet verder met iemand anders. Dan stopt het vanzelf. Het moet een feestelijk verval zijn, geen pathetisch verval. Maar ik ben nu 70 en voel me beter dan ooit. En ik heb gekozen voor spelen, met de Vreemde Kostgangers (Nederlandse supergroep met Vrienten, Boudewijn de Groot en George Kooymans, red.) en met Doe Maar. Met filmmuziek ben ik gestopt. Ik word nog gevraagd, maar ik zeg consequent nee. Ik heb geen zin meer om maanden in mijn eentje te zitten werken, om daarna nog met zo’n orkest aan de slag te moeten. En ik krijg het toch nooit precies zoals ik het wil, daar ben ik nu wel achter.
»Alles wat ik nu doe, heeft met spelen te maken. Voor ‘Het uur van de wolf’ ben ik bijvoorbeeld een documentaire aan het maken over basmannen. Ik heb er ooit één over gitaristen gemaakt: ‘Gitaarjongens’. Gitaristen zijn jongens, bassisten zijn mannen (lacht). Ik doe het samen met mijn zoon Xander, die bij het groepje Jet Rebel speelt. Hij is een heel goeie bassist. Hij zoekt zijn jonge helden op, ik kom uit bij de fossielen. Dat heeft heel interessante ontdekkingen opgeleverd. Mensen als Rinus Gerritsen van Golden Earring of Herman Deinum van Cuby & the Blizzards bijvoorbeeld, of ikzelf, wij hadden geen YouTube-filmpjes waarin ons tot in de kleinste details werd uitgelegd hoe we moesten spelen. We moesten het zelf uitzoeken, waardoor we allemaal een heel eigen, herkenbare stijl hadden. Tegenwoordig hebben jonge bassisten allemaal zeer gedegen opleidingen, meteen alle spullen van de wereld, en ze kunnen allemaal veel en veel beter spelen. Als mijn zoon gaat bassen, sta ik al snel te kijken van ‘O mijn god, kan dat ook op dat ding?’ Alleen zijn ze veel minder herkenbaar. En spelen ze veel te veel noten (lacht).»
HUMO Welke zijn de nieuwe songs op de setlist?
VRIENTEN «‘Bang’ hebben we volgens mij nooit eerder gespeeld. ‘Macho’ ook niet, en ‘Vergeet Me’. Het zijn er zo veel. Met de Vreemde Kostgangers maken we telkens een plaat als we op tournee willen, maar Doe Maar is een apart geval. Doe Maar is die cesuur van vijf jaar in mijn leven – en blijkbaar ook in de levens van vele anderen – die ver boven het vervolg staat. We hebben de afgelopen jaren met het idee gespeeld voor een nieuwe plaat, maar ik zou nu simpelweg geen betere liedjes voor Doe Maar kunnen schrijven dan de songs die er al zijn. En dan vind ik dat we het beter niet doen.»
HUMO In 2000 was er nog nieuw werk, ‘Klaar’, een plaat waar ik heel blij mee was.
VRIENTEN «Vind je dat een mooie plaat?»
HUMO Op mijn persoonlijke best of van Doe Maar staan toch zeker drie liedjes van ‘Klaar’.
VRIENTEN «Welke dan?»
HUMO ‘Leven met een zeven’.
VRIENTEN «O ja, dat is een mooi liedje.»
HUMO ‘Niet nodig’ zeker ook, en ‘Aan de bewoners van dit pand’.
VRIENTEN «Wel, mijn favoriet van die plaat is ‘Dansmuziek’.»
HUMO Mag ook. Spelen jullie ‘Nix voor jou’?
VRIENTEN «Wat is dat weer?»
HUMO ‘Nix voor jou’ staat op ‘Skunk’. Drummer Carel Copier zong het.
VRIENTEN«Een heel mooi liedje, maar niemand anders dan Carel kan het zingen. Tijdens een concertreeks in de Ziggo Dome hebben we het gespeeld, met Carel erbij. Heerlijk was dat. Hij is veruit de beste zanger in Doe Maar, véruit. Zo’n waanzinnig talent, maar ook een ongeleid projectiel: met hem valt niet te werken. Als hij het busje instapte om naar een concert te gaan, viel hij al om, zo stoned was-ie. Je moest hem ook altijd weer even gaan rechtzetten achter zijn drumstel (lacht). Echt een heel leuke man, we waren allemaal dol op hem. En toen we nog een ongeregeld hippiebandje waren, ging dat nog wel – dan was je gewend dat er af en toe een muzikant omviel (lacht) – maar zodra de zalen volliepen omdat we hits hadden, ging het met Carel niet meer. Er moest gepresteerd worden, en ik wilde een beest van een drummer die altijd functioneerde.
»Ik herinner me een concert toen Carel al drie jaar uit de band was. We speelden in de buurt waar hij woonde. Hij was er, en tegen Ernst (Jansz, zanger/toetsenist, red.) had hij gezegd: ‘Ik kom meedoen, joh!’ Dat leek ons niet zo’n best idee en we dachten ook niet dat hij het echt zou doen. Maar voor de bisnummers zet ik de baslijn van ‘Smoorverliefd’ in, en ineens vallen de drums in: compleet verkeerd, vier strepen langzamer dan wat ik aan het spelen was. Ik wist meteen: ‘Carel!’ Ik keek om, en daar zat hij (lacht).»
Foutje spelen
HUMO Laten we even teruggaan naar de periode voor Doe Maar. Je speelde onder meer bij Boudewijn de Groot – waar je Ernst Jansz hebt leren kennen – maar je had ook een solocarrière, in het Engels, als Ruby Carmichael en Paul Santos.
VRIENTEN «Dat was geen solocarrière, je moet dat anders zien. Toen ik mijn eerste gitaar had en mijn Grundig-recorder, begon ik meteen liedjes te schrijven. Ik zat bij verschillende uitgevers en ik schreef voor iedereen: liedjes in het Engels, smartlappen, noem maar op. Op een bepaald moment wilde CBS dat ik zelf een plaat ging maken. Dat wilde ik eigenlijk niet, maar ik deed wat van me gevraagd werd. Het pseudoniem kwam ook van hen: Paul Santos. Dat voelde al heel snel aan als een slechtzittende jas. Maar zo ging dat in die tijd: als artiest luisterde je braaf naar de meneer van de platenfirma. Ik heb toen een plaat opgenomen met de producer van Boz Scaggs. Swingt de pan uit, en boven de muziek hoor je iemand heel dun, in heel slecht Engels zingen. Een totale mislukking (lacht).»
HUMO Hoe oud was je toen?
VRIENTEN «Drie-, vier-, vijfentwintig. Ik was de dertig al voorbij toen ik bij Doe Maar kwam. Ik had al een eigen studiootje toen, en ik schreef aan de lopende band, maatwerk voor iedereen. Op een dag kwam ik Ernst Jansz tegen, die me zei dat ze met Doe Maar – een reggaegroepje met teksten in het Nederlands – voor hun nieuwe plaat nog drie liedjes misten. Toevallig had ik net als Ernst een grote liefde voor reggae opgevat, en die drie liedjes heb ik in één namiddag geschreven: ‘32 jaar’, ‘Smoorverliefd’ en ‘De laatste X’.»
Vrientens telefoon gaat, hij twijfelt even maar neemt toch op. ‘Misschien is er een kind dat mij nodig heeft.’ Het is Xander, zijn zoon, die op weg is om papa te komen helpen met het kiezen van de bas en de versterker voor de komende concerten van Doe Maar.
HUMO Je ging in de groep van Ernst Jansz spelen en schreef met ‘32 jaar’ meteen de grootste hit van de nieuwe plaat. Zorgde dat voor jaloezie?
VRIENTEN (lachje) «Ernst heeft me vaak zijn koekoeksjong genoemd. Maar we waren jong en onbesuisd, en ik was best wel ambitieus. De geluidsman moest weg, het moest zus, het moest zo. Heftig hoor, ik was best een vervelend kereltje (lacht). Voor Ernst was dat schrikken, want hij was heel erg van whatever, doe maar – wat de naam al aangaf. Ik daarentegen was obsessief bezig met geluid en arrangementen, maar ook met hoe je moest performen en zo. Ik ben met olifantenpoten in zijn emotionele porseleinkast gestapt. Nu schaam ik me daar af en toe voor, maar Ernst zegt: ‘Nee Henny, dat heeft ons net ver gebracht.’»
HUMO Werd er wel eens een liedje van je afgekeurd?
VRIENTEN «Ja hoor, ik herinner me er zelfs nog eentje. (Neemt zijn gitaar en begint te zingen over een reggae-ritme) Al ga ik op mijn kop staan, kop staan, kop staan / Toch houdt zij haar broekje aan, broekje aan, broekje aan / Wel mag ik haar kussen / Maar nooit ertussen (lacht hard). Een hit! Maar dat zag Ernst anders: ‘Over mijn lijk!’»
HUMO Hoe zou je jezelf typeren als songschrijver?
VRIENTEN «Ik pak de gitaar en ik heb wat. Dat is altijd zo geweest, een zegen. (Neemt zijn gitaar en speelt twee akkoorden) Kijk, heb ik nooit eerder gespeeld, maar ik kan er zo een liedje van maken. Ik neem ook nooit iets op als ik níét aan het werken ben, omdat ik weet: straks of morgen komt er wel weer iets anders. En ik hou van arrangementen, maar blijkbaar is dat niet meer modern. Schraalhans is keukenmeester geworden, merk ik.
»Ik wil niet verheerlijken hoe het vroeger was, want ik hoor best nog wel nieuwe dingen die ik goed vind, maar ik kijk toch raar op als ik veel van die hedendaagse Amerikaanse dingen hoor. De stem zit baf in je gezicht, door zevenendertighonderd apparaten en autotunes gestuurd. Meer zit er niet in! Niet eens een bas. Dat klinkt dan waanzinnig goed – hoe ze het doen, weet ik niet – maar er gebeurt niks. Mijn zoontje zei onlangs: ‘Hier moet je naar luisteren, pap, deze meneer is 36 miljoen keer gedownload.’ Drake. Had ik nog nooit gehoord. Ik viel echt binnen drie maten in slaap. (Zingt met verveelde stem) ‘And I wish, and I wish, and I wish…’ Hè? Is het dat dan? Het klinkt bijzonder goed, maar compositorisch valt er voor mij niks te halen.»
HUMO In 1983 stond Doe Maar als opener op Pinkpop, een jaar later waren jullie headliner en werd de groep met appels bekogeld.
VRIENTEN «Het ging gewoon veel te snel, ook voor ons. We namen niet meer de juiste beslissingen en ik ben er nog steeds trots op dat we zijn gestopt op een moment dat we nog massaal veel albums verkochten.»
HUMO Het gigantische succes van Doe Maar mag dan heel snel een molensteen geworden zijn, op voorhand zou je er wel voor getekend hebben?
VRIENTEN «Tastbaar succes: natuurlijk wil je dat. En dat was net het schizofrene: aan de ene kant ben je je hele leven aan het kloten om gehoord te worden, en als je dan gehoord wórdt, denk je: nah, als dit het is? Het succes was waanzinnig. Als ouwe hippie plots geld hebben. Een garage binnenstappen en kunnen zeggen: ‘Doe die zwarte Volvo maar.’ ‘Wilt u niet weten of het benzine of diesel is, meneer?’ ‘Nee hoor, dat zoeken we thuis wel uit.’ (lacht) En dan wegrijden en roepen: ‘Ik kom terug als de asbak vol is!’ (lacht) Ik overdrijf, maar natuurlijk was dat een droom. En als ik erop terugkijk, stel ik vast dat ik alles te danken heb aan dat bandje. Aan die vijf jaar Doe Maar.»
HUMO Als het succes van Doe Maar niet zo waanzinnig uit de hand was gelopen, zou je dan minder de neiging hebben gehad om achteraf zo radicaal uit de schijnwerpers te verdwijnen?
VRIENTEN «Als ik heel eerlijk ben, is wat ik na Doe Maar heb gedaan veel meer mijn leven. Weinig mensen zien, in alle rust mijn ding doen: dat past gewoon veel beter bij mij. Maar ik vind spelen dus ook heel erg leuk, spelen met elkaar. Soms, als ik denk dat Ernst staat te dromen achter zijn keyboards, speel ik weleens opzettelijk een foutje, en dan zie ik zijn wenkbrauw omhoog gaan en weet ik: hij is wel degelijk bij de les. Dat voortdurend contact zoeken, daar draait het om. Repeteren is ook altijd heel erg leuk.»
Kettingzaag
HUMO Op YouTube zag ik beelden van het afscheidsconcert van Doe Maar in 1984. Jullie openen met ‘Okee’, maar meer dan het eerste woord krijg je niet gezongen: de rest van de tekst moet je noodgedwongen aan de krijsende tienermeisjes overlaten. Ik leek in je ogen te kunnen lezen: ‘Weet je wat, we beginnen wel opnieuw als jullie volwassen zijn.’
VRIENTEN «Ja, en dat is wat er gebeurd is. In de begindagen speelden we voor mensen van onze leeftijd: hippies, dertigers met een biertje en een joint in de handen. Maar werkelijk vanaf de eerste hit stonden er ineens allemaal heel jonge mensen. Meisjes van 15 en jonger: wij waren meer dan dubbel zo oud! Met ‘4US’, onze laatste plaat, hebben we willen bijsturen, gingen we heel dwarse muziek maken, meer dub dan reggae, met donkere teksten. Maar het tij viel niet meer te keren: de tieners en kinderen bleven komen, en in plaats van ‘Smoorverliefd’ stonden ze nu ‘Je loopt je lul achterna’ mee te brullen. Dat was niet wat we wilden. Het was een onhoudbare situatie.
»Toen we in de studio zaten voor de opvolger van ‘4US’ – niemand leek er nog plezier in te hebben – zei iemand: ‘Jongens, we kunnen ook gewoon ophouden.’ Je zag vier gezichten opklaren. ‘Ophouden? Wat een goed idee!’ Het was voor ons allen een gigantische opluchting. Ernst vertelde me dat hij naar huis reed, thuis uit zijn auto stapte, en voor het eerst in jaren weer een vogel hoorde fluiten. Ik had hetzelfde gevoel. De dag na de split ben ik naar de kapper gegaan, liet mijn blonde kuif afscheren, kocht een hoornen brilletje en een regenjas, liep over straat, en niemand herkende me! Ik was echt totaal bevrijd.»
HUMO Heb je het nooit gemist? Bij Doe Maar boden de ook al wat oudere meisjes zich bij bosjes aan, en drank, drugs en luxe waren er in overvloed.
VRIENTEN «Als zoiets je op je 18de overkomt, heb je geen vergelijkingsmateriaal en denk je: dit mag nooit stoppen. Maar ik had voordien ook al een heel leuk leven, met vriendinnetjes en zo. Daar had ik Doe Maar niet voor nodig. En we gebruikten weleens wat, maar we waren geen dopeheads. Iemand die minder goed speelde omdat hij van iets te veel had genomen, dat was ontoelaatbaar. De muziek is altijd op de eerste plaats gekomen. En als er iets gebruikt werd, dan iedereen hetzelfde. Als de één coke heeft gepakt, en de ander heeft geblowd, dan werkt het niet. Dan wil de ene vooruit terwijl de ander wil gaan slepen. Nee, daar waren we heel streng in.»
HUMO Hoe lang is het geleden dat je nog een jointje hebt gerookt?
VRIENTEN «Goh, héél lang geleden. (Denkt na) Schrik niet: ik denk wel vijfendertig jaar. Na Doe Maar rookte ik nog weleens een jointje terwijl ik aan mijn filmsoundtracks werkte, maar dan kreeg ik telefoon van de regisseur: ‘Die ene scène moet een beetje meer zo, en iets verderop zus...’ En dan dacht ik tien minuten later: wie heb ik hier in godsnaam ook weer aan de lijn? En waar heeft-ie het over? (lacht) En dan raakte ik in paniek, dus ben ik ermee gestopt.»
HUMO En hoe lang is het geleden dat je nog een liedje voor een meisje hebt geschreven?
VRIENTEN «Ik ben nu al een heel groot gedeelte van mijn leven met dezelfde vrouw, op wie ik dol ben, en voor haar schrijf ik er weleens één. Op de eerste plaat van de Vreemde Kostgangers staan er maar liefst vier.»
HUMO Heb je al eens een liedje voor haar geschreven dat niemand anders ooit te horen zal krijgen?
VRIENTEN «Maar dát is een heel mooi idee! Dat ga ik zelfs opschrijven. Dank je wel. Dat bespaart me weer een kerstcadeau (lacht).»
HUMO Welk liedje van Doe Maar vind je jouw mooiste?
VRIENTEN (denkt lang na) «Eentje dat nooit erg is opgevallen maar waarop ik altijd dol ben geweest, is ‘Als niet als’. Ik bezing er mijn eigen ontstaansgeschiedenis in: ‘1946, vader mist z’n trein / Laat nou de volgende die van mijn moeder zijn’ – echt zo gebeurd – ‘Hij vindt het laatste plaatsje naast haar op de bank / En het gesprek vlot aardig, waarvoor alsnog mijn dank’. ‘Het verschrikkelijke jaar’ is ook mooi, en ‘Nachtzuster’ loopt eveneens lekker.»
HUMO Wat doe je het allerliefst in dit leven?
VRIENTEN «Nu krijg je ’m recht voor z’n raap, een burgerlijk antwoord: in de tuin werken (lacht). De natuur helpen, of tegenwerken, of zijn gang laten gaan, daar kan ik enorm van genieten. En van poëzie lezen, en van spelen. En van mijn gezin en mijn kinderen uiteraard. Alle clichés op een hoop (lacht).
»Een aantal jaren geleden had ik hier net een complete musical gecomponeerd – ‘Ciske de rat’, een groot werk, een jaar mee bezig geweest – toen ik telefoon kreeg van de tuinman, met de melding dat er in de tuin van mijn huis op het platteland een boom was omgewaaid. Ik ben er meteen heen gegaan, en met een kettingzaag ben ik de hele dag met die boom bezig geweest, in de striemende regen. Tegen de avond had ik ’m netjes in kleine stukjes in het houthok gestapeld. Ik voelde toen meer voldoening van wat ik die dag in mijn eentje met die kettingzaag had gedaan, dan van het schrijven van die hele musical.»
HUMO De voorlaatste vraag is een luchtige. Ik heb het lang geweten maar ben het helemaal vergeten: wat is je favoriete kleur ook alweer?
VRIENTEN «Donkerblauw. Vooral de combinatie van donkerblauw met zwart vind ik erg mooi.»
HUMO En de laatste is een zware: denk je weleens aan de dood?
VRIENTEN «Vroeger na een tour met Doe Maar dacht ik: ‘Dit was echt de laatste keer.’ Nu denk ik: ‘Als het maar niet de laatste keer was.’
»In de lente heb ik het ook, dan denk ik: het zal mijn laatste toch niet zijn? Maar dat gezegd zijnde: ik heb geen moeite met de dood. Als je van de natuur houdt, besef je heel hard hoe vergankelijk alles is. Ik bedoel: 70 jaar, dat is toch mooi? Dan mag je al eens een slechte dag gehad hebben. Dat kan bijvoorbeeld een eendagsvlieg zich niet permitteren (lacht).»
Als we op de trap bij zijn voordeur afscheid nemen, stopt hij me nog een pakketje toe voor mijn kinderen: luisterboeken van Sesamstraat, met liedjes door hem geschreven.
VRIENTEN «Ik zit in een onthechtingsfase, ik ben aan het opruimen. Als ik straks de pijp uitga, wil ik niet dat mijn kinderen daar nog aan moeten beginnen. Alle boeken die ik heb, heb ik gelezen. En ik wil best nog weleens een Shakespeare vastpakken, maar ik ga niet nog een keer een studie lezen over het vermeende antisemitisme van T.S. Eliot. We willen ook kleiner gaan wonen, dus er moet sowieso een hoop weg.
»Wil je een zakje voor die boeken?»
HUMO Misschien wel, voor als het weer gaat regenen.
VRIENTEN «Niet voor de regen, maar dat ze niet zeggen: ‘Daar loopt een volwassen man met een pakket van Sesamstraat onder de arm.’»