Ilja Leonard Pfeijffer - La Superba
Op pagina 26 van 'La Superba' (De Arbeiderspers) praat Ilja Leonard Pfeijffer al tegen een geamputeerd vrouwenbeen. Hij heeft het kleinood-met-kous enkele bladzijden tevoren op straat gevonden. En ja hoor, even later bedrijft onze held er de liefde mee, om het vervolgens benauwd te krijgen: 'Een flinke kledder van mijn sperma op een geamputeerd vrouwenbeen, dat is precies het soort DNA dat technische rechercheurs het lekkerst vinden.'
Op dat moment denk je nog dat je in een roman van de scabreuze, geolied provocerende Pfeijffer zit, vol meisjes die 'iets olalaërigs' hebben. En dat zijn pen het wormpje in zijn broek is geweest.
Maar dan ontvouwt zich een boek dat verder kijkt en dieper graaft dan dampende jongenslol. De Nederlander Pfeijffer heeft zich (ook in het echte leven, trouwens) in een Italiaanse stad genesteld: Genua, bijgenaamd La Superba. En schijnt hij aanvankelijk met het wankele licht van een zaklampje in de ogen van haar inwoners, dan lukt het hem later om werkelijk te wroeten en te graaien in de ziel van zijn nieuwe habitat en haar merkwaardige bevolking.
Pfeijffer is een immigrant, dus, 'een luxe-immigrant'. Dat verhaal spiegelt hij door in een sterk uitgeschreven interludium Djiby op te voeren, een Senegalese gelukzoeker - wil paradijsvogel zijn, wordt woelrat. 'De waarheid is dat ik een rat ben voor iedereen hier in deze stad, zelfs voor jou, Ilja.' Nog een waarheid: dat Pfeijffer hier een onderwerp aansnijdt - migratie, dat hachelijke gokken op een illusie - dat in de mondiale actualiteit woont, en dat hij dat ook nog eens met veel brille doet.
Minder urgent, maar wel zeer vermakelijk, was daarvoor al het eerste intermezzo, waarin Pfeijffer een liederlijk portret borstelt van Don, een andere expat - een fabeldier getrouwd met gin-tonic. 'Hij had zichzelf glimlachend achter zijn zonnebril doodgedronken en schaterlachend had hij daar een levensverhaal bij verzonnen.'
Ondertussen blijft Pfeijffer door de stad struinen. Hij benadeelt zijn lever in bars en trattorias, ontmoet mensen, verdwaalt in steeg en straat, loopt op tragisch amoureus gekonkelfoes, bluft zich financieel in nesten, en ontdekt het seksueel verdorven darmkanaal van zijn Genua - hoewel, zal hij niet eeuwig de buitenstaander blijven? En o ja: hij raakt in de ban van 'het mooiste meisje van Genua', een pafferige maar aandoenlijke verliefdheid die naar een confronterende finale zal leiden.
Pfeijffer heeft het allemaal opgeschreven in die baldadige stijl van 'm. Roekeloos, breed uitwaaierend, barok én bruut humoristisch: het lijkt alsof het met een sardonisch genoegen op papier gekwakt is, achteloos haast, terwijl het in werkelijkheid ongetwijfeld bier, zweet en tranen gekost heeft.
'Ik overdrijf een beetje. Ik zit mijn fantasie uit te leven. Laten we het een stijloefening noemen.' Met dat soort relativerende kwinkslagen duwt Pfeijffer nog een ander cruciaal thema zijn roman in: het schimmige grensgebied tussen autobio en fictie, werkelijkheid en roman. Alles is een verhaal, schreeuwt hij op elke bladzij, en waarheid en fantasie zijn communicerende vaten. Misschien bestaan ze beide zelfs niet.
De nieuwe roman van Ilja Leonard Pfeijffer is een labyrint, een spiegelpaleis, een glorieus verdwaalparcours - veel huizen achter één gevel. Een stad.