Ilja Leonard Pfeijffer op Malta, het andere Lampedusa: 'De levenden zijn niet welkom op Malta. Alleen de doden worden hier geborgen'
De 24 geborgen doden van de scheepsramp in de Middellandse Zee waarbij bijna negenhonderd mensen omkwamen, zijn op Malta begraven. Ilja Leonard Pfeijffer wilde de graven bezoeken en zien hoe de dwergstaat omgaat met de stromen bootvluchtelingen. Beide missies bleken onmogelijk.
In de nacht van zaterdag 18 op zondag 19 april kapseisde enkele tientallen kilometers buiten de Libische kust een schip met voornamelijk Afrikaanse immigranten. Volgens ooggetuigen waren er meer dan 900 mensen aan boord. Van hen werden er 28 gered. Er werden 24 dode lichamen geborgen. De overige opvarenden zijn verdronken en hebben hun zeemansgraf gevonden in de Middellandse Zee. Men spreekt van de grootste scheepsramp sinds de Tweede Wereldoorlog.
De 28 overlevenden werden naar Italië gebracht. De 24 geborgen stoffelijke overschotten werden verscheept naar Malta, waar ze op donderdag 23 april zijn begraven. Twee dagen daarna nam ik een vlucht naar Malta om hun graven te bezoeken en om op onderzoek uit te gaan naar de manier waarop de dwergstaat, die lid is van de Europese Unie, omgaat met de stromen bootvluchtelingen die vanuit het zuiden het beloofde continent proberen te bereiken in de hoop op een beter leven.
Tenslotte is Malta het andere Lampedusa. Het ligt ongeveer op dezelfde breedtegraad als het Italiaanse eiland dat wordt overspoeld door vluchtelingen, op zo’n 400 kilometer van de kust van Libië. Malta ligt alleen ongeveer 150 kilometer oostelijker. Samen met Lampedusa vormt het de uiterste zuidgrens van ons continent in het midden van de Middellandse Zee en is het een logische springplank naar het Europese vasteland. Maar waar Lampedusa bijna dagelijks in het nieuws is, horen we over Malta weinig als het gaat om de vluchtelingenproblematiek. Ik wilde uitzoeken hoe dat komt.
undefined
'De levenden zijn niet welkom op Malta. Alleen de doden worden er geborgen'
Het was een vlucht van een uur vanuit Rome. We waren de zuidkust van Sicilië net twintig minuten geleden gepasseerd toen ik vanuit de lucht het okerkleurige eiland zag liggen in de blauwe onmetelijkheid van de Middellandse Zee. Het leek niet groot. Het is ook niet groot. Ik heb het opgezocht. Het meet 316 vierkante kilometer. Dat is in landoppervlakte ongeveer anderhalve keer zo groot als Antwerpen. En het heeft iets meer dan 400.000 inwoners. De meesten wonen in de hoofdstad Valletta en de daaraan vastgegroeide steden rond de natuurlijke havens aan de noordoostkant van het hoofdeiland. Lampedusa is overigens beduidend kleiner. Ook dat heb ik even opgezocht. Het meet een luttele 20 vierkante kilometer, iets kleiner dan Vilvoorde, en heeft iets meer dan 6.000 inwoners. Maar dat terzijde.
Onneembaar hoge muren
Ik landde op Malta International Airport, dat opvallend veel allure had. De terminal glansde van marmer en chroom. Alles was voorbeeldig schoongehouden en adequaat beveiligd. De liefhebber van taxfree winkelen hoefde niets tekort te komen. Hier was geïnvesteerd en groots ingezet op toerisme. Op de monitors in de aankomsthal zag ik dat er alleen vluchten uit het noorden arriveerden.
undefined
Ik vroeg aan de taxichauffeur die mij naar Valletta bracht of hij iets wist over de begrafenis van de 24 omgekomen vluchtelingen die twee dagen daarvoor had plaatsgevonden. We reden langs een enorm kerkhof dat zich uitstrekte vanaf het vliegveld tot aan de stad. Hier zouden ze waarschijnlijk liggen. Wist hij waar precies? Hij wist niet eens waarover ik het had. Maar als het om buitenlanders ging, lagen ze in elk geval niet hier, want deze begraafplaats was alleen voor Maltezen. ‘Katholiek?’ vroeg ik. Hij knikte: ‘Ja, natuurlijk.’
De eerste indruk die Valletta op mij maakte, was die van een fort. Onneembaar hoge muren van vele meters dik omgordden de stad. De taxi zette mij af bij de stadspoort. Verder kon hij niet komen. Ik liep de vesting in en nam mijn intrek in het Castille Hotel, net binnen de muren. Ik was met mijn tot wasdom gerijpte buik en grijze manen veruit de jongste gast van het hotel. Vanaf het dakterras van het hotel had ik een magnifiek uitzicht over het hele eiland en ik zag dat niet alleen de hoofdstad Valletta was verstevigd met vestingmuren. Het hele eiland was een fort. Rondom de baaien van de natuurlijke havens wemelde het van de vestingen en versterkingen. Een gigantisch cruiseschip van de Duitse touroperator TUI voer tussen de donjons en wachttorens de baai in. Dat schip had ik een paar dagen geleden nog in Genua zien liggen. Net als de vliegtuigen kwam het uit het noorden. Het had zo’n vierduizend man pure koopkracht aan boord. Toch hadden die voor hun ticket waarschijnlijk minder betaald dan de verschoppelingen uit het zuiden voor een plek op hun gammele bootjes. Maar van hen was geen spoor te bekennen.
Natuurlijk begreep ik al die muren wel. Door zijn ligging halverwege Europa en Afrika heeft Malta in de hele geschiedenis een groot strategisch belang gehad. Sir Winston Churchill vatte dat tijdens de Tweede Wereldoorlog met de hem kenmerkende snedigheid samen door Malta te karakteriseren als een vliegdekschip dat niet tot zinken kon worden gebracht. Historici zijn het erover eens dat het succes van de geallieerden aan het zuidelijke front voor een belangrijk deel te danken is geweest aan het feit dat ze Malta hebben weten te behouden. In vroegere eeuwen was Malta een vooruitgeschoven post van de christenen in de strijd tegen de moslims. Karel V had het eiland in 1530 aan de kruisridders van de Orde van Sint-Jan geschonken, ook wel de Maltezer Orde of de Orde van Malta genoemd. De meeste muren die ik zag, waren door hen gebouwd. Zij waren de elitetroepen van de paus, de verdedigers van het kruis en de frontlinie in de heilige oorlog tegen de horden van de halve maan en het kromzwaard. En de muren hebben gewerkt. Dankzij die versterkingen wist een klein leger van achtduizend kruisridders in 1565 een belegering te weerstaan van een Ottomaanse overmacht van veertigduizend man. Het geldt als één van de belangrijkste overwinningen van de christenen op de moslims.
Ik ging de stad in. De schoongeveegde straten blonken in de lentezon. Alles was aan de kant en opgeruimd. Er was niets waar een verwende toerist aanstoot aan zou kunnen nemen. Hier kon hij veilig in zijn veelkleurige bermuda boven zijn melkwitte kuiten op zoek naar leuke koelkastmagneten. Er was geen neger te zien. Zelfs de accordeonist op het pleintje was roomblank. Ondanks dat ik in een zuidelijke uithoek van Europa was, op enkele honderden kilometers van Afrika, maakte Valletta een geruststellend knusse, Noord-Europese indruk. Dat lag aan het overzichtelijke, rechthoekige stratenplan dat de architect Francesco Laparelli de Cortona (1521-1570) op het weerbarstige, heuvelachtige terrein had geperst. En het kwam door de kneuterige Engelse straatnamen, zoals Merchant Street en Old Bakery Street. Hoewel Afrika om de hoek was, was het onnoemelijk ver weg. Alles leek onder controle. Je kon pizza eten of vissoep met kerrie, waarin ze mosselschelpen hadden gegooid die je met je handen uit de soep moest vissen. Om tien uur ’s avonds was de stad uitgestorven. Hier woonde niemand meer. Dit was een eiland van doden en van schimmen die iets van hun leven probeerden terug te vinden in een reisgids. Ik stelde mij voor dat er alleen nog op de grote, katholieke begraafplaats licht brandde.
undefined
Mislukte missie
De volgende dag ging ik op zoek naar de plek waar de 24 geborgen doden van de ramp met het vluchtelingenschip waren begraven. Dat viel nog niet mee. Ik informeerde bij de receptie van het hotel, bij de toeristische dienst en op verschillende andere plekken, en kreeg overal het idee dat ik een vraag stelde die als pijnlijk of ongepast werd ervaren. Pas na lang aandringen kreeg ik te horen dat ze ter aarde waren besteld op het speciale kerkhof voor buitenlanders, dat Addolorata heet en waar ook de buitenlandse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog liggen begraven. Het was niet ver van Valletta. Ik nam een taxi. De chauffeur zei mij dat het kerkhof gesloten was. Ik geloofde hem niet en drong erop aan dat hij mij erheen zou brengen. Maar hij had gelijk. Ik begon te bellen. Na een aantal telefoontjes kreeg ik iemand aan de lijn die de indruk wekte bevoegd te zijn tot het verstrekken van informatie. Het kerkhof was inderdaad gesloten. Voor onbepaalde tijd. Voor hoelang dan? Dat kon hij niet zeggen. Het zou wel weer opengaan, maar niet op korte termijn. Of dat te maken had met de 24 verse graven? Nee, daar had het niets mee te maken. Waarmee dan wel? Dat wist hij niet zeker. Onderhoud. Waarschijnlijk was het vanwege onderhoud.
'De vierduizend man op het cruiseschip hadden voor hun ticket waarschijnlijk minder betaald dan de verschoppelingen uit het zuiden voor een plek op hun gammele bootjes'
Ik moest het belangrijkste deel van mijn missie als mislukt beschouwen. Maar ik liet het er niet bij zitten. Via een Italiaanse vriendin kwam ik op het spoor van Niccolò Zancan, een journalist die werkt voor La Stampa en die volgens zijn Twitterprofiel op Malta was op 21 april, toen de dode lichamen in de haven arriveerden. Hij had ook een foto gepost van de begrafenis op 23 april. Misschien was hij nog op Malta, zo suggereerde zij. Dat bleek niet zo te zijn. Hij was alweer weg. Maar hij stuurde mij zijn aantekeningen voor het stuk dat hij naar aanleiding van zijn ervaringen had gemaakt en hij zette mij op het spoor van videobeelden van de begrafenis. Dat stelde mij in staat om nauwkeurig te reconstrueren wat er met de 24 lijken was gebeurd.
Ze arriveerden op Malta in plastic zakken. Elk van hen had een kaartje aan de teen gebonden waarop met een merkstift de namen zouden zijn geschreven als we die hadden gekend. Nu stond er slechts: ‘Unknown number 7’, ‘Unknown number 11’, ‘Unknown number 3’. 24 naamloze doden. Ze werden overgebracht naar het mortuarium van het Mater Dei-ziekenhuis voor autopsie. Ze kwamen allemaal uit gebieden in Afrika ten zuiden van de Sahara, waarschijnlijk uit Eritrea en Somalië, volgens de inschatting van de patholoog-anatoom. 23 volwassen mannen en één tiener. Van elk van hen werd een DNA-staal afgenomen. Je weet nooit. Misschien meldt zich in de toekomst een dierbare of een familielid op zoek naar iemand die ooit een naam heeft gehad en van wie gehouden werd.
Ze zijn begraven op een afgeschermd deel van de Addolorata-begraafplaats dat is gereserveerd voor de naamloze doden. Op de videobeelden is te zien hoe zij in kisten door militairen naar de graven worden gedragen. Dat zijn gaten in de grond, uitgehakt in het okerkleurige zandsteen. Er is geen ceremonie. Omdat niemand weet wie de doden zijn en welke religie ze bij leven waren toegedaan, geeft men er de voorkeur aan om maar helemaal niets religieus te doen. Wat nog het meest frappeert op de videobeelden, is dat er bijna niemand bij is. Je ziet een tiental zwarte vrouwen met witte sluiers. Waarschijnlijk zijn dat ingezetenen van Malta die de laatste eer komen bewijzen aan de naamlozen, in de wetenschap dat het weleens landgenoten zouden kunnen zijn geweest. Verder is het stil. Naamloos, onbeweend en zo goed als zonder getuigen zijn ze weggestopt in de grond. Hun laatste bestemming is de vergetelheid in een verdomhoekje van de geschiedenis. Ik besefte dat het op een wrange manier symbolisch juist was dat het mij niet was gelukt om hun graven te bezoeken. In feite bestonden ze niet meer.
'Schepen met vluchtelingen worden niet meer toegelaten tot de Maltese territoriale wateren. Ze worden naar Italiaans gebied gedirigeerd. Laat de Italianen het maar opknappen'
undefined
Volgens de aantekeningen van Zancan zijn ze ter aarde besteld naast de graven van de 21 naamloze drenkelingen van een vergelijkbare scheepsramp op 11 oktober 2013, en naast een Eritreeër die is verdronken toen hij in een kleine boot het opvangcentrum op Malta probeerde te ontvluchten. Dat laatste gegeven schokte mij. Ik stuitte op meer getuigenissen van immigranten die levend op Malta arriveren en die verre van opgelucht zijn als ze beseffen waar ze zijn. Zancan citeert een Syrische jongen met de naam Molhake Al Roasrn die vanuit de Libische haven van Zuwarah Malta bereikte en die stampte van woede. ‘Dit is niet Europa!’ schreeuwde hij. ‘Ik wilde naar Italië en van daaruit naar Zweden. Dat is Europa! Dit niet! Ik heb niet die hele reis ondernomen om hier terecht te komen!’
De Barbaarse Zee
Verder onderzoek leerde mij dat de regering van Malta sinds het piekjaar 2009, toen er drieduizend vluchtelingen op het eiland arriveerden, het immigratiebeleid drastisch heeft aangescherpt. Schepen met vluchtelingen worden niet meer toegelaten tot de Maltese territoriale wateren. Ze worden naar Italiaans gebied gedirigeerd. Laat de Italianen het maar opknappen. De Italiaanse reddingsmissie Mare Nostrum was een zege voor de Maltezen. De weinigen die door de mazen van de strenge grensbewaking weten te glippen en het eiland weten te bereiken, worden zonder pardon vastgezet. Ook minderjarigen belanden in de gevangenis. Verschillende vluchtelingenorganisaties klagen al jaren over die schending van vluchtelingenverdragen en mensenrechten. De levenden zijn niet welkom op Malta. Alleen de doden worden er geborgen.
Bij een kiosk in Valletta kocht ik een krantje, de Times of Malta van dinsdag 28 april. Op de voorpagina stond een kort stuk van de journalist Kurt Sansone, die de recentste immigratiestatistieken bespreekt. Het blijkt dat er in heel 2014 in totaal 568 immigranten per boot op Malta zijn aangekomen. Ze kwamen op vijf verschillende boten. Vijf. In een heel jaar. In Italië zijn dat er ongeveer vijf per uur. Maar Malta heeft het probleem opgelost. In diezelfde krant stond een groot juichend stuk over het feit dat het toerisme op Malta wederom spectaculair is toegenomen. En er was een bericht over een zeldzame kaart van Malta uit de napoleontische tijd die was teruggevonden. De zee ten zuiden van het eiland heette op die kaart de Barbaarse of Afrikaanse Zee.
Ik maakte een wandeling door de schoongeveegde straten en besloot om de kathedraal van Sint-Jan te bezoeken, het religieuze hart van de orde van de Maltese ridders. De rijkdom en de pracht en praal spatten van de vergulde muren. De kerk was gedecoreerd met de werken van de beste kunstenaars die er in die tijd op het continent rondliepen. De vloer was één groot mozaïek van de pronkgraven van de leden van de orde, de ridders van de paus, de verdedigers van het enig ware geloof. Ze waren uitgevoerd in kostbaar polychroom marmer. Elk graf was voorzien van de nobele namen van deze soldaten van het kruis, met gulle toevoeging van al hun ronkende titels. Het contrast met de 24 naamloze graven in een uithoek van het eiland had niet groter kunnen zijn.
undefined
De Orde van Sint-Jan had zich gespecialiseerd in twee taken. Ze waren niet alleen militairen, maar ook artsen. In hun hospitaal in Valletta werden de gewonden van de heilige oorlog verpleegd. Ooit was dat de voornaamste bestaansgrond van Valletta: om anderen te helpen. Maar ook toen al gold dat natuurlijk alleen voor christenen. Op de lunet boven de hoofdingang van de kathedraal werden de beide activiteiten die de Maltese ridders groot hadden gemaakt, verbeeld in een magnifiek fresco dat tussen 1661 en 1666 is geschilderd door de Napolitaanse meester Mattia Preti. Het is een allegorie op de triomf van de orde. Rechts wordt een zeeslag tegen de moslims herdacht en links wordt een christen verpleegd. In het midden zien we een allegorische vrouwenfiguur in kuras met een groot banier met een kruis, die de onderworpen moslims met haar voeten vertrapt.
De 24 naamloze doden zijn begraven op een kerkhof voor oorlogsslachtoffers. Misschien is dat toepasselijker dan ik dacht.
‘Is hier eigenlijk een moskee?’ vroeg ik aan de taxichauffeur die mij terugbracht naar het vliegveld. Hij moest lang nadenken. ‘Er zijn hier wel 365 kerken, één voor elke dag van het jaar.’ Vloekend haalde hij een stadsbus in. ‘Volgens mij is er één moskee, ergens in een buitenwijk.’ Ik vroeg hem wat hij vond van het probleem van de immigratie. ‘Dat probleem hebben we hier niet,’ zei hij.
Bekijk: 'The Pursuit of Happiness'
undefined
Video: Behoud de Begeerte