Ilja Leonard Pfeijffer - Peachez, een romance
Liefde, dat krukkige aquagymmen waarmee we de tijd tussen geboorte en dood doorkomen, is altijd weer een kwestie van hubris: even willen geloven dat we bijzonder zijn, zó bijzonder dat iemand van ons zou kunnen houden.
De naamloze verteller in ‘Peachez, een romance’, een classicus, heeft een leven lang genoeg gehad aan het eigen hoofd, waarin de grote antieke schrijvers zingen, en geen plaats is voor de Albert Heijn-werkelijkheid en haar sirenes. Maar dan krijgt hij een mail van ene Sarah, prikt hij zich aan een verslavende correspondentie, en wordt het oud parket onder zijn voeten een vliegend tapijt. Herkenbaar? Vast wel voor de Amerikaanse deeltjesfysicus Paul Frampton, door wiens ongelukkige verhaal Ilja Leonard Pfeijffer zich liet inspireren.
Had hij ’m niet van een heerlijk pfeijfferiaanse bedrading voorzien, dan had zijn hoofdfiguur me slechts zuchtjes van verveling ontlokt. De succesvolle, maar stoffige academicus die door een sukkelig toeval in het aardse slik valt, en zich lelijk schroeit aan de wereldse wreedheid, is me een iets te vaak aangewend literair stereotype – een schnabbelaar die altijd wel weer een lucratief rolletje vindt. Anders gezegd: ik heb het wat gehad met rukkende filosofen. Al dient opgemerkt dat het lang duurt voor de professor zijn kalfslederen bureaustoel bevlekt. Maar dit is een roman van Ilja Leonard Pfeijffer, en de schrijver snelt zijn personage te hulp: hij kleedt hem aan tot een man die meelijwekkend én begeesterend is. Met humor, uiteraard, want er valt bij Pfeijffer altijd wat te grinniken, maar ook met spitsvondige eruditie. Hoeveel schrijvers kunnen dat, hun hoofdpersonage laten oreren over het spanningsveld tussen de stoïsche invloed van Tertullianus en diens antirationele benadering zoals vervat in de befaamde spreuk ‘Credo quia absurdum est’, en ondertussen een lenige, spannende roman blijven vooruitjagen? Die spreuk wordt de legitimatie van de academicus – liefdevol proffie genoemd door Sarah – voor de zotskap die hij plots draagt. ‘Onze liefde was zo bizar dat zij echt moest zijn.’
undefined
Hij is de welbespraakte man op jaren die haar onderwijst, en zijn devote verliefdheid op aandoenlijk hoofse wijze in het mailverkeer stuurt. Zij is het springerige jonkie, de vuilgebekte leerlinge die hem met wereldse swag manipuleert. Dat weerspiegelt Pfeijffer in twee nadrukkelijk verschillende registers. ‘Mijn tieten zijn echt te klein. Daar kun je niet omheen,’ schrijft zij dan. ‘Twee sneeuwwitte welpen spelen aan je borst. Twee nieuwsgierige reeën drukken hun snuitjes, glanzend als volrijpe duiven, tegen spinrag breekbaar van rijp in de ochtend,’ antwoordt hij. Net wanneer dat mechaniekje – zij stelt een giechelige, kinderlijk provocerende vraag, hij antwoordt met een pittige beschouwing, gedoopt in hooggestemde lyriek – wat gaat slepen en het prettig-komische effect dreigt weg te ebben, blijkt dat Sarah zich om den brode ophoudt in ‘de drukstbezochte gebedshuizen van het internet’. Porno: als model helpt ze mannen aan en van hun erecties. ‘Voor het oog van miljoenen anoniem kwijlende wolven had zij haar blanke vlees ontbloot als een willig prooidiertje.’
Ze geeft toe dat Sarah Peachez haar ‘geile ruknaampje’ is, maar blijft volhouden dat haar liefde oprecht is, en dringt aan op een ontmoeting in Curaçao, waar ze een fotoshoot heeft: de kroon moet weer eens ontbloot. Voor zijn vertrek gaat de classicus in een warenhuis op zoek naar hippe shorts. Dan wordt ‘Peachez, een romance’ treurige slapstick. De academicus heeft zich altijd gehuld in driedelige pakken, het stijve camouflageplunje van De Ernstige Man. Nu loopt hij op witte Nikes, draagt hij een shirt met daarop ‘Forever young’, en verraadt zijn rood aangelopen kop daze verliefdheid. Hoe de vork precies aan de steel van de professor zit, ga ik hier niet spoileren – maar u hebt al begrepen dat Pfeijffers hoofdfiguur op een boobytrap van het internet gelopen is. Hij eindigt in een gevangenis in Buenos Aires, maar gek genoeg – en daar toont Pfeijffer de tere romanticus die bijklust in zijn immense bast – niet in een sfeertje van desolate ontreddering. Dat wil ik graag onthouden van deze roman – een goeie, maar niet Pfeijffers beste: dat hij een argeloos, naïef hoofdpersonage heeft geschapen dat uiteindelijk dankbaar is voor zijn late, ruwe kennismaking met de liefde. Eigenlijk is proffie de blauwe dolfijn in het schudsneeuwbolletje dat in ‘Peachez, een romance’ een bijrol heeft. Iemand schudt met de bol, en het gaat bedrieglijk mooi sneeuwen. Dan valt-ie aan scherven. Alles lijkt vergeefs en verloren. Maar misschien is dat wel precies wat de dolfijn wilde: een seconde wakkergeschud worden door de idylle.