null Beeld

In memoriam: Aretha Franklin (1942 – 2018)Het slotakkoord van een genre

Het is ironisch en tragisch dat net nu de dalende platenverkoop artiesten dwingt tot vaker optreden, tegelijk een regen van sterfgevallen een generatie pioniers het zwijgen oplegt. Sinds de dood van Mr. James Brown, The Godfather of Soul en The Hardest Working Man in Showbusiness, viel een hele reeks grote stemmen uit de soul, de funk en de gospel weg. De dood van Miss Aretha Franklin, The Queen of Soul, lijkt het slotakkoord van een genre.

Serge Simonart

Ik voel me oprecht verweesd in het besef dat we die legendarische stemmen nooit meer live zullen horen. Ik hoop dat iedereen die James Brown ooit live in dit land zag (zelfs zijn mindere concerten) dankbaar is dat hij of zij die komeet in levenden lijve mocht aanhoren. En ik heb medelijden met de volgende generatie die het zal moeten stellen met derderangs zangers, hologramconcerten en zangwedstrijden met potsierlijke titels als ‘The Voice’.

Aretha Franklin heeft dit land en zelfs Europa nooit gehaald, op één optreden voor de Britse koningin Elisabeth na. Ze was een honkvaste dame die een hekel had aan touren, reizen en vliegen. Zelfs voor prestigieuze optredens in New York of Los Angeles was ze amper te porren. Ik zag haar één keer live, in de Radio City Music Hall, de art-decotempel in New York. Ik kwam 10 minuten te laat aan en holde door de lange inkomhal naar de lounge achteraan in de zaal. Daar botste ik op twee kasten van zwarte lijfwachten die me tegenhielden. ‘I’m late,’ hijgde ik. ‘No you’re not,’ zei de grootste laconiek, met een knikje naar links. Daar stond Aretha Franklin, op 2 meter van me vandaan, verdekt opgesteld om zo, hoofs schrijdend in haar witte gewaad en gigantische witte hoed, door de zaal naar het podium te waden, als Mozes die de Rode Zee spleet. En dus schuifelde ik in het kielzog van Aretha de zaal in, ik zwenkte af naar mijn zitje op de derde rij, en zij zette de processie nog een paar meter verder en besteeg op haar dooie gemak het podium.

Haar zang die avond was subliem, en dat was het repertoire ook: een twee uur lange mix van hits en gospel. Al de rest was ronduit bizar. Het voorprogramma was een komiek en haar zoon was de deejay van dienst, of haar zoon was komiek en deed het voorprogramma van zijn moeder, ik ben het vergeten. Ze legde een paar keer de show stil voor monologen over koetjes en kalfjes; à la haar huisdieren en haar kookkunsten en haar tuin. En haar entourage was licht verontrustend: een dozijn in peperdure pakken gehesen vleesbergen die je verwachtte in het kielzog van een president die vreesde neergeschoten te worden. Te pas en te onpas werd ze onderbroken of huldigde ze zelf pastor dit, reverend dat, bisschop zus en doctor zo. Maar die stem! Ik herinner me vooral hoe ze een paar keer de microfoon ostentatief een meter van zich af hield, als om te zeggen: ik heb dat ding helemaal niet nodig, ik zing ook zonder alles hier plat – en de Radio City Music Hall is een enorme zaal. Fe-no-me-naal.

Toen Aretha een paar jaar geleden in het Kennedy Center ‘Natural Woman’ zong zat medecomponiste Carole King overdreven theatraal te wezen en moest Barack Obama meer dan één traan verpinken (ter vergelijking: de dag dat Aretha stierf, las Donald Trump emotieloos een papiertje vol platitudes over haar af). Natuurlijk wisten zowel de black president als de zwarte koningin van de soul dat ze beiden de goede zaak hadden gediend. Aretha werd al veel eerder en vaker gerecupereerd: dat de Queen of Soul zwart was, diende de emancipatie van de zwarten in de Verenigde Staten. En dat ze gelovig was, werd door de even strikte als op centjes azende baptisten ook decennialang verzilverd. Haar beste plaat is trouwens niet één van haar hits, maar wel de dubbele live cd ‘One Lord, One Faith, One Baptism’, een sublieme gospelplaat waarvan de predikende titel boekdelen spreekt. Op die – praise the Lord and halleluljah – perfect geproducete, perfect gearrangeerde en perfect gecaste plaat gaat Aretha voluit, in dienst van de Heer en de bankrekening van haar lokale kerkfabriek in Detroit, de New Bethel Baptist Church die werd gesticht door haar vader. Met, bijna achteloos, in het koortje: de ook al fenomenale Mavis Staples en Joe Ligon. ‘I’ve Been in the Storm Too Long’ en ‘Packing Up (Getting Read y to Go)’ bevatten simpelweg ongeëvenaarde vocale uithalen, qua power en metier. Glory be to His name!

Dat optreden, één van haar laatste publieke verschijningen, typeerde Aretha: de gigantische pelsen jas waarvoor naar schating een ziljoen dierenrassen werden uitgeroeid, de moeite waarmee ze het podium beklom, de theatrale flair waarmee ze de pels van zich afgooide (zoals James Brown z’n cape afschudde), de rotsflank aan diamanten die van haar oren droop, maar vooral: de stem waarmee ze ook op hoge leeftijd – ze was toen al 73 – letterlijk álle zangeressen op deze planeet nog een laatste keer minzaam inprentte wíé ook weer The Queen of Everything was. Want op haar best zong Aretha hoger, dieper, feller en flexibeler dan de concurrentie. Zelfs haar totaal onbekende zussen Carolyn en Erma, die in de luwte vaak haar backing vocals zongen, zodat mensen dachten dat Aretha haar stem dubde, zongen beter dan zowat álle beroemde solozangeressen.

Je voelde aan alles (door wat ze deed maar meer nog door wat ze weigerde; door hoe ze sprak maar meer nog door hoe ze verkoos te zwijgen – ze had de talkshows niet nodig) dat Aretha zich bewust was van haar status, en dat ze haar succes zag als zoete wraak voor al wat haar vroeger was misdaan. Het misbruik, de vroege dood van haar moeder, haar vroege zwangerschap (ze was 12!), de uitbuiting, de klappen die ze van haar eerste man incasseerde, haar vader die werd neergeschoten… En niet minder fundamenteel: zoete wraak voor het racisme dat zij, meer dan wij blanken ons hier en nu kunnen voorstellen, had moeten incasseren voor en zelfs nadat ze beroemd was geworden. Zij was immers de laatste van de generatie zwarte artiesten die wel in een hotel-casino mochten optreden maar er niet gokken, dineren of zwemmen. Want dat een zwarte het zwembadwater vervuilde, dat zouden de blanke gasten niet tolereren! Franklin zong op de begrafenis van Dr. Martin Luther King én op de beëdiging van president Obama.

Ik heb de voorbije veertig jaar zes keer grondig geprobeerd haar te interviewen. ‘Forget it, boy,’ was samengevat de reactie, zelfs toen ik het aan Clive Davis vroeg, de man die haar carrière aanzwengelde en de peetvader was van de Amerikaanse showbusiness. Die afwijzing was des te moeilijker te aanvaarden omdat de zeldzame interviews die Aretha wel gaf steevast van een pijnlijk banaal niveau waren: ze sprak dan over koken (bananenpudding!), over haar kwakkelende gezondheid of over haar favoriete televisieprogramma’s (‘Celebrity Apprentice’ met Donald Trump, ‘Dancing with the Stars’ en boksen).

Haar indrukwekkende CV vertoont niettemin merkwaardige hiaten. Toen ik James Brown interviewde, viel er een veelzeggende stilte nadat ik haar naam had vernoemd, en ook anderen hebben me gesuggereerd dat een vete woedde tussen de twee – je zou toch verwachten dat The Queen of Soul en The Godfather of Soul in de de halve eeuw dat ze allebei zongen een dozijn duetten hadden ingeblikt, maar die zijn er niet. Ook Robert Palmer insinueerde toe ik hem ernaar vroeg dat er bad blood tussen die twee was. En George Michael zei me dat Aretha, toen hij het duet ‘I Knew You’d Be Waiting’ met haar opnam, zich nogal hautain gedroeg.

Haar recentste cd was een orkestrale versie van haar grootste hits, aangevuld met enkele covers van The Beatles en Elton John – vakwerk, en nog steeds briljant gezongen, maar zo’n typisch Amerikaans showbizzproject dat dermate is gefinetuned dat het iets te steriel is om je ziel te raken. Op één van haar laatste concerten zong ze, fel vermagerd, Burt Bacharachs ‘I Say a Little Prayer (for You)’, dat ze verbasterde tot ‘this is my prayer, my, my, my prayer’ – terugkijkend begrijp je dat ze bad voor haar eigen genezing.

Op het internet circuleerden een minuut na haar dood al clips met titels als ‘The truth about Aretha Franklins health issues’. Vast staat dat ze privé een moederkloek was die gek was op southern style kokkerellen, lees: vet, vet en nog eens vet. Of, zoals ze het zelf uitdrukte: ‘I was entirely too fat for words.’ Maar, ook al uit haar eigen mond: ‘When you sing like I do, baby, a carrot or a piece of celery ain’t gonne work.’ De diabetes, de alcohol en decennia lang geaccumuleerde nicotine gierden door haar lijf. Maar uiteindelijk was het pancreaskanker die haar velde. De dood heeft Amazing Aretha het zwijgen opgelegd. Zij is onvervangbaar, tenzij The Good Lord ooit nog haar evenbeeld schept. R.E.S.P.E.C.T en R.I.P.

undefined

undefined

null Beeld

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234