In Memoriam Jules Deelder (1944-2019): 'Hij was one of a kind'
Jules Deelder is overleden. De dichter, schrijver, muzikant en nachtburgemeester van Rotterdam is 75 jaar geworden. Twee weken geleden werd zijn verjaardag nog groots gevierd in Rotterdam – bijna 1.500 mensen waren aanwezig in De Doelen om hem een saluut te brengen. Een laatste groet, blijkt nu, een definitieve buiging voor een persoonlijkheid die absoluut uniek was. Zoals Deelder was er geen, en zal er ook geen meer komen.
Lees ook een interview uit 2014: Jules Deelder: 'Als je van dag tot dag leeft, valt niet op hoe snel je ouder wordt'
Jules Deelder werd geboren in de Rotterdamse wijk Overschie, een plek die alles was (en is) wat hij absoluut niet wás (en is) – kleinburgerlijk, aangeharkt, gemoedelijk. Deelder trok naar de binnenstad van Rotterdam en ontwikkelde daar zijn persona: het haar strak achterover, altijd in een maatpak gestoken en zelden zonder zonnebril de deur uit. Deelder was als dichter een natuurkracht op het podium. Decennia voor er zoiets als poetry slam bestond, was hij al dé man op dat gebied. Met zijn briljante performance, in combinatie met zijn humor, vette Rotterdamse accent en – te vaak onvermeld gebleven – de grote kwaliteit van zijn beste werk veranderde hij de Nederlandstalige poëzie voorgoed. ‘Het Heelal: hoe verder hij keek, hoe groter het leek.’ Absoluut geniaal in zijn diepe eenvoud.
Maar dichten alleen was niet genoeg om zijn honger te stillen. Jules Deelder pakte ook uit met schitterend proza – bundels als ‘Modern Passe’ en ‘De T van Vondel’ verdienden veel meer dan louter goede verkoopcijfers. Maar Deelder, de eeuwige querulant, áltijd bereid om hoofdstad Amsterdam onder uit de zak te geven, was niet populair bij de prijzenuitreikers van de letteren. Ze keken op hem neer. Deelder gaf af en toe aan dat hem dat stak, zeker in zijn laatste jaren voelde hij zich miskend. Maar meestentijds reageerde de meesterdichter zoals het een ster betaamt: zero fucks were given.
Jules Deelder was een pionier op veel vlakken. Hij was zowat de eerste schrijver die schaamteloos reclame ging maken: van auto’s tot wasmiddelen, het kon hem niks schelen, als er maar goed betaald werd. Zo draaide hij ook zijn hand niet om voor schnabbels als het openen van beurzen en winkelcentra. Daartegenover stond het veel minder publiekelijk uitmeten van de gratis optredens die hij in gevangenissen deed, bijvoorbeeld. Deelder was een mens met een open mind, niet voor niks is één van zijn bekendste dichtregels: ‘De omgeving van de mens is de medemens’. In deze tijd relevanter dan ooit.
Als kind dat opgroeide in Rotterdam, was het voor mij en mijn leeftijdsgenoten een schok om Jules Deelder zomaar op straat tegen te komen. Die kleine, piekfijn verzorgde verschijning die opeens de straat in kwam lopen. Kinderen wisten niet of ze moesten blijven staan of weglopen, vrouwen begonnen zachtjes te grinniken, mannen ontweken zijn blik. Deelder was cooler en mysterieuzer dan de gemiddelde rockster.
Deelders grote liefde was misschien wel de jazz. Decennia was hij een onbezorgde pleitbezorger van de muziek, die hij, net als de poëzie, vooral wilde ontdoen van moeilijkdoenerij. Hij had lak aan het geleerde imago van zijn lievelingsmuziek. Zijn eigen trio – waarin hij de drums speelde - gaf hij de naam Trio Me Reet. Op de lokale omroep in Rotterdam had hij jaren een eigen jazzprogramma. Al kwam daar ook geregeld Deelders moeilijke kantje naar voren: hij kwam soms niet opdagen (ook al woonde hij tegenover de studio), waarop een technicus maar plaatjes opzette. Hij kon onberekenbaar zijn, mogelijk een gevolg van zijn onverbloemde gebruik van roesmiddelen.
Jules Deelders ‘ontbijt’ bestond bijna zestig jaar lang uit een shot speed in de morgen. Neem daar zijn voorliefde voor wodka en gin-tonic bij, en men kan van een Olympische prestatie spreken dat de nachtburgemeester van Rotterdam 75 kaarsjes heeft mogen uitblazen. Een constatering die ook zijn familie niet is ontgaan. Bij het bekendmaken van zijn overlijden lieten zij optekenen ‘dat hij kon niet geloven dat hij 75 is geworden’.
Deelder was one of a kind. Met zijn poëzie inspireerde hij talloze dichters, met zijn schaamteloze profilering inspireerde hij heel Rotterdam om zichzelf te zijn, om van de kapotgebombardeerde stad uit WO II een moderne metropool te maken. Dat lukte. Voor zijn 70ste verjaardag in 2014 mocht bij van de Rotterdamse burgemeester Aboutaleb voor één dag ‘echt’ burgemeester zijn (de nacht zal hem altijd toebehoren). Hij diende daarop de motie ‘Wat maakt het uit joh’ in, waarmee hij de gemeenteraad officieel liet instemmen met de constatering dat Rotterdam de mooiste stad op de wereld was. Maar ook dat ‘alles een beetje meer op zijn beloop mocht’. Deelder haatte de regeltjeszucht van de moderne wereld, hij was de laatste jaren zeer te horen in zijn politieke protest. ‘Geen mens is illegaal, we moeten muren en grenzen afbreken,’ was zijn mantra.
De laatste jaren was Jules Deelder iets van zijn kracht kwijt. Hij kwam moeilijker uit zijn woorden, er waren relletjes in tv-programma’s waarin hij niet meer vanzelfsprekend als winnaar uit de bus kwam. De stoere raaf van weleer leek een musje met een lam vleugeltje, af en toe. Liever herinner ik me Jules Deelder zoals ik hem ooit meemaakte tijdens festival Poetry International, in een snikheet Rotterdam, ergens eind jaren 90. Hij verbaasde vriend en vijand die dag door niet in kostuum, maar in een spijkerbroek en dito jasje te verschijnen. Daarnaar gevraagd riposteerde hij: ‘Denim is toch ook een pak?’ Jules Deelder: een mens die zich nooit iets liet voorschrijven, een ultieme je -m’en-foutist.
Eén van Deelders mooiste regels is: ‘Als ik mijn ogen toedoe, ben ik in Honoloeloe’. Ik hoop dat hij nu zijn Honoloeloe heeft gevonden – een plek waar mensen eeuwig aan de toog wodka drinken, de amfetamines voor het oprapen liggen, kunst en het gesproken woord ieders gospel zijn, en waar Sparta altijd elke wedstrijd wint. En natuurlijk ligt dat ‘Honoloeloe’ in Rotterdam.
Jules: bedankt voor alles, je wás Rotterdam, je wás jazz, je bént voor altijd de bekendste dichter van Nederland.