BOEK★★★½☆
In ‘Miniapolis’ van Rob van Essen blijft zijn gulle liefde voor vertelling en verbeelding volkomen overeind
Een zoon ziet zijn overleden moeder op de tram en gaat met haar op zoek naar de wortels van haar schimmige verleden. Elders in de stad achtervolgt de ene collega ongemerkt de andere op zijn fietstochten. Gaandeweg ontstaat een bizarre verhouding die hen dichter bij elkaar brengt. Welkom terug in Rob van Essens universum: je kunt er steeds het onverwachte verwachten en treft er deze keer een Beckettiaans duo aan dat al fietsend de eeuwige terugkeer van hetzelfde kantoorbaantje ontvlucht. De behendige perspectiefwissels tussen de rare snuiters scheppen humor en bezinning: hoe verhoudt een zelfbeeld zich tot het beeld dat de ander van je heeft? Hoe spin je verhalen uit de werkelijkheid, en werkelijkheid uit verhalen?
Rob van Essen wekt de appetijt zelf op, maar stilt ze onvoldoende. Hij mixt een maatschappelijke allegorie, een Sundance-achtige roadtrip en een eerbetoon aan Flann O’Brien, de vader van de krankzinnige metafictie uit wiens ‘De derde politieman’ hij citeert, enigszins halfbakken door elkaar. Door op meerdere pistes te blijven rijden, gaat hij nergens echt voluit. Van Essen toont hier minder dan in zijn welverdiende Libris-winnende ‘De goede zoon’ dat een absurd verhaal ook meeslepend kan zijn, maar zijn gulle liefde voor vertelling en verbeelding blijft volkomen overeind.