In 'Once upon a Time... in Hollywood' wint uiteindelijk de melancholie
QT’s beste sinds ‘Pulp Fiction’!
De Cocoanut Grove! Musso & Frank Grill! De Cinerama Dome! Woorden die voor u misschien niets betekenen, maar in de oren van Quentin Tarantino klinken ze zoeter dan een gedicht van D.H. Lawrence of de zucht van een mooi meisje. Het Los Angeles van 1969, met al zijn beroemde landmarks, is waar QT opgroeide, én waar hij zijn minnares, Vrouwe Cinema, voor het eerst in de ogen keek. Vijftig jaar later heeft hij zijn liefdesbrief klaar: ‘Once Upon a Time in... Hollywood’ is – pas maar op – zijn beste sinds ‘Pulp Fiction’. Zijn meest poëtische, zijn meest bedaarde en, vooral, zijn mooiste.
De historische feiten waaraan hij zijn chef-d’oeuvre ophangt, zijn nochtans minder fraai: in de ochtend van 9 augustus 1969 drongen enkele acolieten van Charles Manson de Beverly Hills-villa van regisseur Roman Polanski binnen, om daar zijn zwangere echtgenote, actrice Sharon Tate, en haar gasten af te slachten. Gevolg: het onherroepelijke einde van de sixties, zeker in Hollywood, waar de vrije liefde opeens een kuisheidsgordel kreeg aangemeten en alle deuren op slot gingen. De sfeer was die aan het eind van je laatste zomervakantie: de goede dagen waren voorbij, in de verte blonk alleen nog de grauwe, onzekere werkelijkheid.
In het universum van Tarantino woont er naast Sharon Tate (een stralende Margot Robbie) ene Rick Dalton (Leonardo DiCaprio), een alcoholverslaafde cowboyacteur uit de jaren 50 die het, na een beloftevol carrièrebegin, moet zien te rooien met gastrolletjes in tv-series als ‘The F.B.I.’ en ‘Lancer’. Zijn steun en toeverlaat is zijn stuntman, chauffeur en manusje-van-alles: de oneindig coole Cliff Booth (Brad Pitt gaat moeiteloos met de film aan de haal). Samen hangen ze rond op de set, kijken ze tv en roken ze lsd-sigaretten. That’s it.
Tarantino durft weleens te overdrijven – soms dreigen zijn armen eraf te vallen omdat hij zichzelf zoveel schouderklopjes geeft – maar hier houdt hij zich in en neemt hij vrede met een rustig beloop. Zijn versie van L.A. anno ’69 is zo overtuigend – hij vertimmerde effectief de enorme boulevards rond Hollywood & Vine – dat hij zich er, net als zijn personages, heerlijk in verliest. Het is niet moeilijk om je een breed grijnzende Tarantino voor te stellen die, wanneer Cliff vecht met Bruce Lee (Mike Moh) of Sharon naar haar eigen ‘The Wrecking Crew’ kijkt, niet zozeer zit te regisseren, als wel te geníéten. Hij noemde de John Wayne-film ‘Rio Bravo’ ooit ‘de ultieme hang-out movie, een film die je niet opzet voor de plot, maar omdat je de personages nog eens wilt terugzien – als oude vrienden’. Deze film werkt ook zo. Plot be damned, als we maar méé in Cliffs bolide door de Hollywood Hills kunnen scheuren.
Recensie gaat verder onder de trailer
undefined
Ondanks de gezapigheid is dit Tarantino’s meest persoonlijke tot nu toe. Rick Dalton is een tegen middelbare leeftijd schurkende has-been die in een radicaal veranderende industrie – het oude, palliatieve Hollywood blies eind jaren 60 z’n laatste adem uit – overbodig dreigt te worden. Misschien voelt QT zich, in de schaduw van de Marvel-films van deze wereld, zélf wel zo? Alleszins: er waait een droevige wind door de palmbomen.
Dat wil niet zeggen dat er geen fun valt te beleven. De scène waarin Cliff zijn hond eten geeft, is om je te bescheuren. En die waarin hij, onder het toeziende oog van tientallen stoffige tienermeisjes, de Spahn Ranch binnenstapt, thuishaven van de Manson Family, knettert van het soort spanning dat je alleen in een Tarantino tegenkomt.
En toch wint uiteindelijk de melancholie. Eigenlijk heeft QT – stiekem al die tijd een onvervalste romanticus – deze film alleen maar gemaakt om te kunnen ontsnappen naar een geïdealiseerd verleden. Sommigen noemen dat hol, maar ik vond die hondsoprechte ode aan cinema, die onvoorwaardelijke liefde die van elk frame spat, net onverwacht ontróérend. Voor het eerst bij Tarantino zat er méér achter – onbehagen met de wereld, diepgewortelde teleurstelling – en begon er tijdens de aftiteling effectief iets in mijn keel te prikken.
Quentin, makker, als dit je laatste is, zoals je hier en daar rondbazuint, wat ga je dan doen? Jouw geluk, en het onze, schuilt toch in de donkere zaal? Een kleine troost: als het effectief gedaan is, dan kunnen we tenminste, wannéér we maar willen, door de Hollywood Hills cruisen met Rick, Cliff en Sharon – onze oude vrienden.