Inbraken in Vlaanderen: 'Een dief wil geen moeite doen. Als het bij jou te lang duurt, gaat hij naar de buren'
Vorig jaar werd in België 52.198 keer ingebroken in privéwoningen, 11.695 keer in winkels en 4.640 keer in publieke gebouwen. Nu met de twee donkerste maanden van het jaar het hoogseizoen voor dieven weer is aangebroken, zet de politie alle zeilen bij om hun het leven zuur te maken.
'Dieven laten zich niet afschrikken door een alarm: ze weten dat de politie minstens twee minuten nodig heeft om daar te raken'
Het is iets voor halfzeven wanneer hoofdinspecteur Kris Goeyvaers het hoofdcommissariaat van de politiezone Voorkempen langs het Kempisch kanaal in Brecht binnenwandelt. Het is bitter koud, de nacht kraakhelder. Net als de vorige nacht, toen Goeyvaers op de baan was voor een gecoördineerde actie tegen inbrekers. Vannacht blijft hij binnen: vanachter zijn computer stuurt hij drie interventieploegen aan.
Kris Goeyvaers heeft zijn motorjas nog maar net aan de kapstok gehangen als de radio piept. CICANT, het communicatie- en informatiecentrum in Antwerpen dat bijna alle noodoproepen voor de provincie coördineert, meldt zich: in Schilde heeft een burger bij zijn thuiskomst een vermoedelijke inbreker betrapt. De verdachte – zwart gekleed, zwart rugzakje op de rug – is weggevlucht in een onbekende richting.
18.37 uur. De nachtploeg van de interventie, zes mannen en vrouwen sterk, reageert fluks. Ze springen in drie politiewagens en stuiven weg: de Vaartdijk op en dan linksaf, de kleine brug over. Drie rode stippen, ploegen K310, K320 en K330, glijden over het computerscherm van Kris Goeyvaers richting Schilde.
Bijkomende informatie sijpelt binnen. De inbreker heeft een raam stukgeslagen. De tuin is omgeven door hoge bomen. Ploeg K310, zo wordt afgesproken, zet koers naar de woning, de twee andere auto’s zullen de omliggende straten uitkammen.
Politiezone Voorkempen, 218 vierkante kilometer groot, is een risicogebied voor inbraken: vermogende inwoners, dicht bij de grens en bij snelwegen. Hier wordt gemiddeld bijna één keer per nacht een inbraakpoging of inbraak geregistreerd, en ondanks de massale inzet van mankracht en middelen kunnen de daders vaak ontkomen.
18.42 uur. Ploeg K310 doorzoekt het huis en vindt duidelijke braaksporen, maar de dader is nergens te zien. ‘Blaffende honden een paar huizen verder.’ De radio braakt nu constant bijkomende info.
18.46 uur. De radiokamer in Antwerpen activeert vijf buurtinformatienetwerken. Mensen die zich hebben aangesloten, krijgen per telefoon een boodschap te horen: ‘Er is ingebroken in uw buurt, wees alert.’ Binnen de kortste keren floept in de hele wijk de tuinverlichting aan, buurtbewoners hangen uit het raam en roepen naar de buren aan de overkant. Een enkeling begeeft zich met zijn hond op straat.
18.53 uur. Een buurtbewoner belt de noodcentrale en meldt dat hij een schim een bos heeft zien induiken. Goeyvaers zoomt in op het driehoekige bosje en stuurt agenten naar elke flank: als de bewoner geen spoken heeft gezien, zit de dader in de val.
Luttele momenten later arriveert ploeg K906. Inspecteur Ilse bevrijdt Tjerko, een ranke Mechelse herder van drie jaar oud, uit zijn kooi. Ze gaan het bos in, een collega volgt. Het is pikdonker, takken kraken, inspecteur Ilse ziet iemand wegduiken en hoort enkele woorden roepen. Frans waarschijnlijk, amper verstaanbaar. Tjerko trekt aan de leiband. ‘Kom tevoorschijn, of ik laat mijn hond los. Hij bijt.’ Geen reactie.
19.27 uur. Eén van de agenten drukt het knopje van zijn walkietalkie in en vraagt: ‘Is RAGO beschikbaar, over?’ RAGO is de codenaam van de helikopters van de federale politie in Melsbroek. Enkele minuten verstrijken, en dan komen de verlossende woorden: ‘RAGO onderweg.’
Tien minuten later zwelt het geluid van de zware motoren van een McDonnell Douglas aan. De piloot vraagt aan de agenten op de grond om zich kenbaar te maken met hun zaklamp, hij schakelt de warmtecamera in en scant de omgeving.
De luidruchtige helikopterwieken lokken meer en meer mensen naar buiten. In de helikopter ziet een agent het scherm van zijn warmtecamera vollopen met roodoranje stipjes. Hoe gesofisticeerd ook, de camera kan geen onderscheid maken tussen politiemensen, inbrekers en passanten. Tien minuten later zet de helikopter koers naar een nieuwe opdracht.
Op het commissariaat schenkt Goeyvaers zich een kop koffie in. Hij werkt al te lang bij de politie om in zak en as te zitten na een mislukte zoektocht. Politie en inbrekers strijden niet met gelijke wapens: ‘Die mannen hebben een speeltuin van meer dan 200 vierkante kilometer, zij kiezen waar ze toeslaan. Wij beginnen altijd met een achterstand en moeten die dichtrijden met drie – vandaag uitzonderlijk zes – ploegen.’
undefined
GEWOONTEDIEREN
De avond voordien had Kris Goeyvaers de leiding in de actie ‘DIW’, diefstal in woningen. Een gerichte operatie tegen de rondtrekkende inbrekersbendes die tijdens de donkere maanden december en januari een versnelling hoger schakelen. Behalve tijdens de feestdagen, had een rechercheur eerder opgemerkt: ‘De meeste van onze ‘klanten’ zijn Oost-Europeanen. Die zijn katholieker dan de paus, met Kerstmis zijn ze graag thuis: dan eten ze kalkoen met de familie.’ Goeyvaers zet vannacht vier ploegen en evenveel auto’s – ‘Twee anonieme voertuigen, twee gestreepte’ – in voor gerichte patrouilles in inbraakgevoelige wijken en wegversperringen op grote invalswegen.
Kris GOEYVAERS «We doen dit soort acties in deze periode vier keer per maand, omdat de kans op inbraken nu het grootst is. Je hoeft geen slimmerik te zijn om te weten waarom: wie na valavond op straat rondwandelt, ziet meteen waar de mensen thuis zijn en waar niet. Inbrekers gaan het liefst de confrontatie uit de weg.»
HUMO Slaan ze het liefst toe in de vooravond?
GOEYVAERS «Eigenlijk doen ze het alleen tijdens de voormiddag wat rustiger aan. Een bekend piekmoment is vier à vijf uur, wanneer de mensen hun kinderen van school halen. Als inbrekers iemand met de fiets zien vertrekken, weten ze dat ze een halfuur de tijd hebben, meer hebben ze niet nodig. Vaak zeggen mensen dan: ‘Ze moeten toch op de uitkijk gestaan hebben?’ Ik denk eerlijk gezegd dat ze zich daar niet mee bezighouden. Ze beslissen in een fractie van een seconde: hier wel, daar niet.
»Ze bellen aan, wellicht twee keer, misschien drie keer. En als je dan niet hebt opengedaan, breken ze in. Ik laat zelf een lampje met een timer branden, en ik zet ook altijd de radio aan. Als ze aanbellen en ik doe niet open, denken ze dat ik de bel niet heb gehoord omdat de radio te luid staat.»
Kris Goeyvaers projecteert een kaartje van de provincie Antwerpen tegen de witte muur van zijn kantoor: elke gele stip staat voor een inbraak die dit jaar is gepleegd. De stad Antwerpen wordt bedekt door een grote gele wolk, over de omliggende gemeenten ligt een druk gestipt laken gespreid. Vorig jaar werd in deze zone 330 keer ingebroken in privéwoningen, ongeveer één inbraak per dag.
Goeyvaers «Het gebeurt dat we ons ’s avonds realiseren: ‘Tiens, er is niet ingebroken vandaag.’ En je zult zien dat net dan een alarm begint te loeien (lacht).»
Opvallend: het gros van de gele stippen is geconcentreerd langs de grote invalswegen.
Goeyvaers «Inbrekers zijn gewoontedieren, ze rijden niet graag ver van de grote wegen, dat zijn ideale ontsnappingsroutes.»
Het profiel van de inbreker is de laatste dertig jaar grondig veranderd. Het gros van de inbraken wordt gepleegd door rondtrekkende bendes, meestal met roots in Oost-Europa en de Balkan. Dat betekent niet dat de inbreker van eigen kweek is uitgestorven: die vind je vooral in de steden.
GOEYVAERS «Heel af en toe vatten wij nog een local bij de lurven, maar dat zijn meestal junks, mensen aan de rand van de maatschappij. Wij kennen die figuren: ik herken ze als ze voorbijrijden op een krakkemikkige fiets met platte banden.
»In de politiezone Voorkempen hebben we meer te maken met rondtrekkende bendes. Een collega van ons, die bijna met pensioen gaat, heeft het fenomeen zien ontstaan toen de Muur viel en de grenscontroles werden opgeheven. Vooral de jaren 90 waren heavy: bendes streken hier neer, braken in tien, elf, twaalf huizen in één wijk in en namen dan de benen. Dat zie je bijna nooit meer. Nu slaan ze toe in een deelgemeente aan de ene kant van de zone, een uur later aan de andere kant. Dat maakt het voor ons veel moeilijker, we rijden van hot naar her.»
HUMO Hoe komt u hen op het spoor?
GOEYVAERS «Vorige week had een burger een auto met een buitenlandse nummerplaat in zijn straat zien staan, met twee mannen erin. Hij had een deel van de nummerplaat kunnen noteren. Met die weinige informatie heeft een collega de auto kunnen traceren via de ANPR-camera’s, die uitgerust zijn met automatische nummerplaatherkenning. We wisten in welke zone ze rondreden en op een gegeven moment hebben we hen puur toevallig gekruist. We zaten in een anonieme wagen, maar ze moeten gezien hebben dat wij hen op een, euh, politionele manier aankeken (lachje). Ze stoven weg met gierende banden, en wij erachteraan. Ze zijn de autosnelweg op gereden, en in Wuustwezel hebben ze hun auto achtergelaten op de pechstrook en zijn ze in de velden gespurt. We hebben ze niet meer teruggezien.»
HUMO Is het niet vervelend dat mensen ook voor de minste bagatel bellen?
GOEYVAERS «Integendeel, ze zouden ons nog veel sneller moeten bellen. De drempel is voor veel mensen te hoog, maar zij zijn onze ogen en oren, wij kunnen niet overal zijn. Bij dezen dus een warme oproep: bel ons als je iets verdachts ziet.»
HUMO Wat is verdacht?
GOEYVAERS «Ons communicatieteam heeft vorige week een checklist op Facebook geplaatst. Een onbekende man met een rugzak die schichtig om zich heen kijkt en wegloopt als je hem aanspreekt: verdacht. Een onbekende auto met één of meerdere inzittenden die verdoken geparkeerd staat of stapvoets door de straat rijdt: ook louche. Laat het ons weten, dat is echt belangrijk. Onlangs was een bestelwagen van een schrijnwerker leeggeroofd, er is voor tienduizenden euro’s aan materiaal gestolen. Toen we een buurtonderzoek deden, meldde de buurman laconiek dat hij om halfdrie had gezien dat twee mannen de bestelwagen aan het uitladen waren. Niet te geloven, toch?»
HUMO Er circuleren veel indianenverhalen over inbrekers en hun gewoonten. Denk maar aan de geheime tekens die ze in gevels krassen, of de tandenstokers die ze tussen de deur steken.
GOEYVAERS «Je zegt het zelf: dat zijn indianenverhalen. Meestal zijn het de scouts geweest, maar ook landmeters en krantenbezorgers laten tekens achter. Ik geloof niet dat inbrekersbendes daar energie in steken, ze hebben geen tijd om een buurt te verkennen. Alleen een homejacking bij een juwelier of een heel rijke zakenman wordt tot in de puntjes voorbereid.»
undefined
'Inbrekers nemen nu vaker tuinhuizen in het vizier. Die zijn amper beveiligd en er staat voor duizenden euro's aan werkmateriaal en dure elektrische fietsen'
In de koffer
Halfacht, tijd voor een controleactie op de openbare weg. Op de Houtlaan, een drukke invalsweg naar het centrum van Schilde, plaatsen politiemensen kegeltjes en leggen ze blauwe flitslampjes op de grond. Op het linkerrijvak staat een gestreept voertuig geparkeerd, iets verderop een tweede op het rechterrijvak. Iedereen die komt aanrijden, moet een slingerbeweging maken en vertragen. Het geeft agenten Rolf en Michiel de tijd om elke bestuurder grondig te monsteren.
Na een minuut of vijf heeft Rolf een kleine Citroën aan de kant gezet. Terwijl inspecteur Sofie de papieren van de automobilist bestudeert, houdt Kris Goeyvaers aan de passagierszijde de zaklamp strak op de passagier gericht. De standaardprocedure bij een voertuigcontrole, om onaangename verrassingen te vermijden. ‘Mogen wij eens in de koffer kijken, meneer?’ Op wat rommel na is die leeg.
HUMO Waarom hebben jullie die auto eruit gehaald?
GOEYVAERS «Da’s voor een stuk buikgevoel, maar je leert op den duur signalen herkennen. En het zou niet de eerste keer zijn dat we met onze zaklamp in de auto schijnen en een schroevendraaier zien liggen. Bij Wodca-controles (letterwoord voor ‘weekendongevallen door controles aanpakken’, red.) worden ook vaak inbrekers gesnapt. Soms klissen we ze omdat ze rondrijden met een achterlicht dat stuk is.»
Een vruchteloos kwartier – nul inbrekers, één fietser zonder licht en één negatieve alcoholcontrole – later beslist Kris Goeyvaers om op te krassen.
GOEYVAERS «We trekken het niet te lang, ik ben er zeker van dat we nu al op Twitter staan. Maar de acties hebben ook een afschrikkingseffect: een inbrekersbende die op pad is, zal wel te weten komen dat wij hier staan en twee keer nadenken. Een controle als deze valt ook in de smaak bij de mensen, ze zijn tevreden als we zeggen dat we op zoek zijn naar inbrekers. Vroeger zetten we zelfs een bord: ‘Anti-inbraakactie’. We mogen toch een beetje reclame maken voor onszelf, nee? (lacht)
»Maar ik herinner me ook nog goed wat een voormalige korpschef altijd zei over de ‘DIW’-acties: ‘Het is alsof we met gespreide armen onder een appelboom gaan staan, in de hoop dat de appel in onze handen valt. En natuurlijk valt die er dan drie bomen verder af.’»
Vinger AAN DE trekker
Het loopt tegen elven als de refter van het commissariaat volstroomt. De sfeer is ontspannen, de sterke verhalen komen op tafel. ‘Je eerste inbreker vergeet je nooit,’ zegt Kris Goeyvaers, en hij vertelt over die keer – hij werkte toen nog in Antwerpen – dat hij een inbreker achternazat, over platte daken liep en over tuinmuurtjes klom, tot hij en de voortvluchtige inbreker in de tuin van een notariswoning belandden en er niet meer wegraakten. ‘Ik sloeg die man in de boeien en vroeg een andere ploeg ondertussen om aan te bellen: ‘Goedenavond, meneer, zou u zo vriendelijk willen zijn om de achterdeur open te doen, zodat onze collega en de inbreker die hij net heeft gevat, weg kunnen?’ Die mensen schrokken zich natuurlijk rot: ze hadden geen idee van wat er zich in hun tuin had afgespeeld.’
Een andere collega herinnert zich een inbraak, lang geleden, toen elke buitenlandse nummerplaat nog verdacht was en ze een kijkje gingen nemen bij een gesignaleerde auto. Toen ze aankwamen, was de motorkap warm en net op dat moment ging in de verte een alarm af: ‘We gingen met gekruiste armen tegen de auto staan.’ En jawel, enkele minuten later kwam een man uit het bos gewandeld met een brandkast in de armen. Die liet hij prompt vallen, om vervolgens mordicus te ontkennen dat hij die ooit had vastgehad. ‘Vervelend genoeg, voor hem dan, zat de kluis vol vingerafdrukken: hij heeft toch enkele maanden in de gevangenis gezeten.’
We moeten het hebben over de olifant in de kamer: de vinger aan de trekker van het dienstwapen. Aan de reftertafel heeft een enkeling ooit al eens een waarschuwingsschot gelost, maar het gebeurt minder en minder: op politiescholen is het al jaren een werkpunt.
GOEYVAERS «Inbrekers gebruiken bijna nooit geweld, ze hebben zelden wapens op zak. Ze weten ook dat we er niet mee lachen als ze zich tegen ons keren.»
Eén keer werd er wel een schot gelost tijdens een interventie op oudejaarsnacht, vertelt agente Ilse.
ILSE «Het was al de hele avond erg druk geweest, we kregen de ene oproep na de andere binnen. Er waren inbrekers actief in de regio, maar ze waren ons elke keer te snel af. Drie, vier keer. Toen kwam de vijfde oproep. Een man was buitenshuis oudjaar aan het vieren toen hij op zijn smartphone een bericht kreeg: iemand probeerde in te breken in zijn huis. Hij had een heel gesofisticeerd alarmsysteem: er hingen overal camera’s en hij kon alles gewoon live meevolgen op zijn smartphone.
»Alle ploegen zijn ernaartoe gereden, de hele tijd stonden we via de radiokamer in contact met die man. Toen de eerste ploeg aankwam, deed hij vanop afstand alle lichten aan in huis en zette hij de radio loeihard aan. Het was surrealistisch. De eerste ploeg heeft één van de daders meteen kunnen inrekenen, maar zijn kompaan dook de kelder in. Een collega is achter hem aan gegaan, met getrokken wapen. Halverwege de trap moet de man zich bruusk omgedraaid hebben, en hij maakte een beweging met de hand.
»‘Schot gelost, schot gelost!’ klonk het over de radio. Dat was ongelofelijk spannend, want we wisten niet wie geschoten had, en of iemand was geraakt. Al snel bleek dat onze collega een waarschuwingsschot had gelost toen de man een busje pepperspray op haar richtte.»
OORAFDRUK
Er worden weinig inbraakdossiers opgelost. Wendy Lenaerts, achttien jaar recherche op de teller, en haar collega Claudia Bogaerts van de preventiedienst, leggen me uit waarom het als de moeilijkste job bij de politie wordt beschouwd.
WENDY LENAERTS «Wij hebben te maken met heel professionele inbrekers, die elke dag slimmer worden en nog maar zelden sporen achterlaten.»
CLAUDIA BOGAERTS «Vanaf de eerste voorbereiding duurt een inbraak gemiddeld vijftien minuten. Maar tussen het forceren van een deur of raam, en dus het moment waarop het alarm afgaat, en de vlucht, verstrijken amper drie minuten.»
LENAERTS «Daarom laten ze zich ook niet afschrikken door een alarm: ze zullen hoogstens iets sneller door je spullen gaan. Ze weten dat de politie in het beste geval twee, drie minuten nodig heeft om ter plaatse te raken.
»Wij hebben de beste kans als we ze op heterdaad betrappen, en zelfs dan is het niet zeker dat je ze te pakken krijgt: ze bewegen zich heel slim in het donker en gaan vliegensvlug van tuin naar tuin.»
HUMO Een collega van een naburige politiezone schatte dat 2 procent van de inbraken wordt opgelost. Dat zei zijn buikgevoel hem, want cijfers zijn er niet.
LENAERTS «We houden wel cijfers bij over het aantal inbraken, maar het is onbegonnen werk om de oplossingsgraad te berekenen. Inbrekers oppakken is één ding, maar je zou ook moeten onderzoeken of ze iets te maken hebben met alle onopgeloste inbraken in heel België, precies omdat ze zo beweeglijk en georganiseerd zijn. Dat is onbegonnen werk.»
HUMO Hoe slagen jullie erin om toch af en toe iemand bij de lurven te vatten?
LENAERTS «Soms lopen ze bij een routinecontrole tegen de lamp, maar dan moeten ze buit bij zich hebben. Als je alleen inbrekersmateriaal vindt, wil dat niet automatisch zeggen dat de onderzoeksrechter ze zal aanhouden. We lezen ook altijd de gegevens op de gsm uit, dat zijn tegenwoordig halve gps-systemen: we kunnen zo haarfijn nagaan waar ze geweest zijn en ze in het beste geval aan andere feiten linken.»
BOGAERTS «We hebben ook al mensen geklist doordat we een afdruk van hun oor hebben gevonden. Veel inbrekers luisteren aan de deur vóór ze binnenbreken, en zo’n afdruk is even nuttig als een vingerafdruk.»
LENAERTS «Maar ze leren ook bij: een inbreker laat zich zo geen twee keer vangen. Het goede nieuws is dat we veel meer instrumenten hebben dan vroeger, het slechte nieuws is dat de pakkans niet spectaculair gestegen is. De helikopter is geweldig, maar geen tovermiddel. DNA-analyses zijn nuttig, maar als we een haar vinden, kunnen we dat niet altijd aan een verdachte linken: niet iedereen zit in onze databank.»
HUMO De politiezone Voorkempen staat vol ANPR-camera’s: zijn die een hulp, of verzuipen jullie in al het beeldmateriaal?
LENAERTS «We maken er dagelijks gebruik van, maar alleen als er ergens is ingebroken en iemand een nummerplaat van een vluchtauto heeft genoteerd. Dan kunnen wij reconstrueren waarlangs ze zijn weggevlucht. We kunnen de nummerplaat ook seinen, waardoor er een alarm afgaat als de auto opnieuw voorbij een camera rijdt.»
HUMO 52.000 inbraken per jaar blijft een duizelingwekkend cijfer, maar er wordt elk jaar wel minder ingebroken.
BOGAERTS «Mensen beveiligen hun huis beter tegen inbrekers dan vroeger. De meesten weten intussen wel dat een cilinderslot niet te ver mag uitsteken, want een inbreker trekt zo’n slot zo uit de deur met een griptang.»
LENAERTS «Inbrekers nemen nu veel vaker tuinhuizen in het vizier. Die zijn amper beveiligd, ze riskeren geen confrontatie en er ligt voor duizenden euro’s aan buit voor het rapen – werkmateriaal, elektrische fietsen van een paar duizend euro – terwijl in de meeste huizen alleen maar nepjuwelen en wat kleingeld in de spaarpot van de kinderen te vinden zijn. In iPhones en laptops zijn ze al lang niet meer geïnteresseerd: ze weten dat die traceerbaar zijn met apps.»
BOGAERTS «Maar daar kan onze collega Gilbert je alles over vertellen.»
undefined
'Tijdens de feestdagen is het kalm. De meeste inbrekers zijn Oost-Europeanen, en die zijn katholieker dan de paus: met Kerstmis zijn ze graag thuis'
Ladder op slot
Na tien jaar als officier bij de rijkswacht werd Gilbert Geudens directeur risicomanagement bij warenhuisketen Carrefour. Daarna startte hij zijn eigen bedrijf in veiligheidsadvies. Nu is Gilbert met pensioen en gaat hij als vrijwilliger langs bij mensen als Mark*, die willen weten hoe ze hun huis beter kunnen beveiligen.
MARK «Het is nodig, want ik heb al drie keer dieven op bezoek gehad. De eerste keer zijn ze langs achteren gekomen: ze hebben een koevoet tussen twee deurpanelen gestoken en waren binnen. De tweede keer hebben ze een raam aan de zijkant ingeslagen. De laatste keer zijn ze via de voordeur gekomen. Ik had een extra slot in de grond gemonteerd, maar ze krijgen werkelijk alles kapot.»
Gilbert Geudens «Ik raad u aan om alles van waarde te noteren en die lijst aan de politie te bezorgen. Als er nog eens wordt ingebroken, hebt u uw spullen sneller terug als ze worden gevonden.»
MARK (blaast) «Het duurt een tijd voor je goed beseft wat er allemaal verdwenen is. De laatste keer zijn ze zelfs aan de haal gegaan met kleren. Ze hebben toen ook de elektriciteitsdraden doorgeknipt. Ik deed de garagepoort open en drukte de lichtschakelaar in: niets. Toen ging ik de gang in en zag ik dat de kast in de badkamer openstond. Ik wist meteen hoe laat het was. Ik ben een geoefend slachtoffer, maar wennen doet het nooit: mijn toenmalige vriendin sliep hier niet meer op haar gemak.»
Gilbert diept een checklist op met een lange reeks vragen: ‘Sluit u altijd uw ramen en deuren af als u het huis verlaat, zelfs al is het maar voor even?’ Mark, gedecideerd: ‘Natuurlijk. Ik draai ze in het slot.’ ‘Laat uw ramen ook nooit op de kierstand staan,’ raadt de adviseur aan. ‘Met een touw en een lege keukenrol kunnen ze de klink in een wip openen.’
Op sommige vragen hoeft Mark niet hardop te antwoorden: ‘Hebt u sieraden of cash geld in huis?’ En: ‘Hebt u wapens liggen?’ Mark antwoordt toch: ‘Een alarmpistool.’ Een slecht idee, vindt Gilbert. ‘Het gebeurt niet vaak, maar sommige inbrekers hebben een mes of een pistool op zak, en je weet niet hoe ze zullen reageren als jij met dat alarmpistool zwaait.’
Gilbert blijft goede raad ophoesten: ‘Leg geen sleutels onder de deurmat of onder een bloempot. Hang geen adreslabels aan je sleutelbos. Sluit ’s nachts je binnendeuren niet, want inbrekers zullen denken dat je iets verbergt en nog meer schade aanrichten. Meld niet met een post-it op je voordeur dat je met vakantie bent. Wél een goed idee: tijdens je vakantie aan de buurman vragen of hij de brievenbus wil legen, zodat die niet uitpuilt.’
Tot slot een klassiek advies: ‘Koop een timer en laat af en toe een lichtje aangaan.’
Tijd om eens rond te kijken. De houten schutting rond de tuin is niet te hoog: ‘Da’s goed, dan hebben de buren inkijk.’
Mark heeft het raam van zijn tuinhuis afgeplakt. Slim, vindt Gilbert: ‘Zo zien ze niet wat er te rapen valt.’ Als Mark de kantelpoort openzwaait, blijkt er een ladder voor het grijpen te liggen: ‘Die zou ik vastmaken met een fietsslot. Ze plaatsen de ladder tegen uw muur en raken binnen via de eerste verdieping.’ ‘Maar ik heb geen bovenverdieping,’ protesteert Mark. ‘Alleen een zolder, zonder vensters.’ Waarop Gilbert uitlegt dat een inbreker in een mum van tijd genoeg dakpannen heeft losgewrikt om binnen te kruipen.
Mark heeft schrikverlichting gemonteerd aan drie kanten van zijn huis, grote spots die oplichten wanneer ze beweging registreren. Aan de vierde gevel hangt geen schrikverlichting, en een houten carport ontneemt voorbijgangers het zicht op de keukendeur: Gilbert heeft de zwakke plek in het overigens goed beveiligde huis van Mark gevonden.
Voor hij zijn inspectie binnen voortzet, tikt Gilbert met zijn stift tegen de ruit. ‘Veiligheidsglas, heel goed. Ze krijgen het wel kapot, maar minder snel. Inbrekers houden er niet van om veel moeite te moeten doen. Als ze merken dat het hier te lang duurt, gaan ze naar de buren.’
Mark zwaait zijn voordeur open, een loodzwaar exemplaar met drie ijzeren klauwen die in de deurlijst grijpen en een slot met een stalen kern. Ook de raamkozijnen doorstaan de test van Gilbert, net als de ondoorzichtige plastic folie waarmee hij de ruiten heeft bekleed. Slechts één euvel kan Gilbert bedenken: ‘U hebt geen sloten op de ramen.’ De ex-rijkswachter legt gedetailleerd uit dat professionele inbrekers twee gaatjes in het raamkozijn boren en met een flexibel slangetje de klink in een fractie van een seconde kunnen openen: ‘Ik heb thuis een slotje op elk van mijn ramen. Ik doe ze altijd op slot en hang het sleuteltje aan een haakje aan de muur.’ Mark belooft dat hij er werk van zal maken, en van Gilbert krijgt hij ondanks het gebrek aan raamsloten goede punten: ‘Ik geef u veiligheidsniveau 2.’
Als ik afscheid neem, vraag ik Mark of hij niet het gevoel heeft dat hij in een fort woont. ‘Een fort is veel gezegd, maar ik heb er wel veel geld in geïnvesteerd. Ik ga veel naar beurzen en denk altijd na over hoe ik me beter kan beschermen. Maar eigenlijk zou je inderdaad in een fort moeten wonen om helemaal veilig te zijn: het is ver gekomen.’
* Mark is niet de echte naam van het
slachtoffer.