Italiaanse maffia, grote ladingen ‘mozzarella’ en een naaktmodel: het ware verhaal achter de moord op Silvio Aquino
Vandaag start in Tongeren het proces rond de moord op de Maasmechelse misdaadbaas Silvio Aquino. Die werd 2015 neergeschoten door vijf mannen die zich verkleed hadden als politieagenten. Centraal in het proces staat Martino Trotta. Het parket van Limburg verdenkt hem ervan de opdrachtgever te zijn van de huurmoord. Hoewel Trotta elke link met de maffia ontkent, schetsen zijn talrijke banden met de Italiaanse misdaadindustrie en onderzoeken van de Napolitaanse politie een heel ander beeld.
(Dit artikel verscheen oorspronkelijk in 2016 in Humo)
Eind augustus vorig jaar werd Silvio Aquino vermoord in Opglabbeek. Hij was één van de kopstukken van de Maasmechelse misdaadfamilie Aquino, notoire cocaïne- en xtc-trafikanten die op dit moment terechtstaan in de grootste drugszaak die ons land ooit kende. Een bende huurmoordenaars in een beige Jaguar had de auto van maffiabaas Aquino klemgereden en hem door het hoofd geschoten. Maar zelf kwamen de huurmoordenaars er ook niet ongehavend uit. Eén van hen liet het leven, zijn lijk werd gedumpt langs de autosnelweg in het Nederlandse Roermond.
Op die manier kwam het parket van Limburg, afdeling Tongeren, dat het gerechtelijke onderzoek naar de moord voert, de killers al snel op het spoor. Sinds november van vorig jaar zitten vier verdachten in de cel. Het zijn allemaal leden van de Bosnische zigeunerfamilie Hamidovic, een beruchte misdaadclan die huishoudt in heel Europa en veel geld pakt met bedelarij waarbij vrouwen, kinderen en gehandicapten worden ingezet, maar ook met drugshandel, gewelddadige overvallen, afpersing én huurmoord. Bij zijn criminele bezigheden gaat deze clan, onder leiding van de beestachtige peetvader Fehmi Hamidovic, er bijzonder rauw tegenaan. In Parijs bleek al dat grote baas Fehmi en zijn mannen er geen moeite mee hadden om bedelkinderen die moeilijk deden of niet voldoende geld binnenbrachten, te folteren en te verkrachten.
Maar als er sprake is van huurmoordenaars, wil dat zeggen dat er ook een opdrachtgever is. Begin deze maand pakte het parket een verdachte op: Martino Trotta. ‘Hij is de buurman van de Aquino’s, en een ex-restauranthouder,’ wisten de media te melden. Maar Trotta is veel méér dan dat. Hij is een wereldwijde handelaar in drugs en een lid van de camorra, de maffia uit Napels en de Zuid-Italiaanse regio Campanië. Als Trotta inderdaad de opdrachtgever is, dan maakt dat van de moord op Silvio Aquino een maffiamoord. En dat is andere koek.
Effe b.e.f.(fe)
De zichtbare kant van Martino Trotta is het verhaal van wel meer Zuid-Italiaanse migranten die naar België komen om hier een beter leven te zoeken. De nu 56-jarige Trotta werd geboren in Campanië, in het dorpje Macerata Campania op een steenworp van de maffiose provinciestad Caserta, in het hartland van de belangrijkste maffiaclan die de camorra ooit heeft gekend: de Casalesi van de in Italië zeer beruchte capi Francesco ‘Sandokan’ Schiavone en Antonio Iovine.
In de jaren 70 van de vorige eeuw week Trotta uit naar België, en kwam terecht in Maasmechelen. Daar toonde hij zich een nijver, maar niet bepaald succesvol zakenman en ondernemer. Zo leidde hij een paar jaar restaurant/pizzeria Da Zecca aan de Oude Baan in de Maasmechelse deelgemeente Eisden, via de in 2000 opgerichte bvba Zecca op naam van zijn vrouw.
Restaurant Da Zecca had enige populariteit in Maasmechelen, mogelijk ook omdat de plaatselijke celebrity Nancy Zago er een tijd heeft gewerkt. Zago was een Maasmechels naaktmodel dat als paaldanseres was begonnen in criminele Antwerpse nachtclubs als de Reeves. In 2000 rees haar ster als zangeres en danseres van de pornografische variétéact Cisco Kid, die hits scoorden als ‘Al wie da niet danst…’, ‘Effe b.e.f.(fe)’ en ‘Seks met die blonde’. Met Cisco Kid placht Zago het voetballegioen van Racing Genk op te monteren tijdens thuiswedstrijden: ze toonde dan haar borsten en ging een potje liggen droogneuken op de reclameborden langs het veld. En eeuwige roem werd haar deel toen ze in Brussel een heuse persconferentie organiseerde om haar nieuwe C-cup aan het Belgische publiek voor te stellen.
Het werd allemaal wat minder toen bleek dat mevrouw Zago met bepaald onaangenaam volk omging. Twee keer werd ze gearresteerd in het gezelschap van notoire drugstrafikanten. In 1999 werd ze aan de Frans-Spaanse grens geklist: haar vrijer had 50.000 xtc-pillen op zak. En in 2004 zat ze drie maanden in de cel omdat het Antwerpse parket vond dat ze deel uitmaakte van een drugsbende uit de Noorderkempen die minstens 150 kilo cocaïne had ingevoerd. Zago was toen het liefje van de leider van die bende, die ook furore had gemaakt als figurant in een paar knokfilms van Jean-Claude Van Damme. En de gang had zeer nauwe banden met de Aquino-clan uit Maasmechelen. Van dat lidmaatschap van een criminele organisatie werd Zago uiteindelijk vrijgesproken, omdat het parket niet kon bewijzen dat ze actief had deelgenomen aan de drugssmokkel.
Failliet
Het zakelijke succes van Martino Trotta taande, en in 2008 werd de bvba Da Zecca failliet verklaard, net als de ‘detailhandel in verlichtingsartikelen’ die hij ook bezat. En met de rest van zijn zakelijke imperium lijkt het niet veel beter te gaan. De bvba Il Carettino Siciliano op naam van zijn vrouw ligt op apegapen. Mevrouw Trotta begon deze vennootschap, die schijnbaar ook in de restaurantbranche actief is, samen met twee Sicilianen van wie er eentje in het Duitse Düsseldorf resideert. Naast een vestiging aan de Oude Baan in Eisden staat in de officiële documenten van Il Carettino Siciliano dat de firma ook een handel uitbaat in het centrum van Luik, onder de naam Pasticceria Gelateria Da Nuccio. Maar Il Carettino is geschrapt als vennootschap door de Kruispuntbank van Ondernemingen, omdat niet is voldaan aan de verplichting om jaarrekeningen neer te leggen en er geen economische activiteit meer wordt vastgesteld. Aan de Rue Léopold 4 in Luik is dan ook geen Da Nuccio te bespeuren.
Maar Trotta is méér dan een mislukte restauranthouder met enige faillissementen op zijn naam. Waarvoor dient bijvoorbeeld zijn Brusselse vennootschap? De in 2005 opgerichte bvba Mehari is een groothandel in ‘voedingsmiddelen, dranken en genotsmiddelen’ in Sint-Jans-Molenbeek. Trotta’s partner en de zaakvoerder van Mehari is een man uit het Afrikaanse Eritrea die in het Nederlandse Vogelwaarde woont. Ook deze bvba heeft vermoedelijk nooit jaarrekeningen neergelegd en op het adres van de zetel zitten en zaten overigens nog een pak meer dubieuze vennootschapjes die eigendom zijn van Serviërs, Macedoniërs en Roemenen.
Het antwoord op bovenstaande vraag komt uit Italië. Daar heeft het gerecht al jaren geleden de duistere kant van Martino Trotta blootgelegd, daar is hij een latitante, een voortvluchtige crimineel.
Afpersing, moord en drugs
In de zomer van 2006 sloten drie substituten van het parket van Napels na twee jaar eindelijk hun grootscheepse gerechtelijk onderzoek naar een aantal clans van de camorra die een bloedig misdaadregime hadden geïnstalleerd in drie dorpen in de periferie van Napels. In Sant’Antimo, Grumo Nevano en Casandrino wogen de criminele activiteiten van de respectievelijke maffiaclans Verde, Aversano en Marrazzo, en de bloedige afrekeningen tussen die bendes zwaar op de bevolking.
Het resultaat van het Napolitaanse gerechtelijk onderzoek was een dossier van 1.250 pagina’s met belastende gegevens die waren verzameld uit afgeluisterde telefoongesprekken. De specialiteit van de families Verde, Aversano en Marrazzo: de handel in hasj en cocaïne. De drugs werden verkocht in de straten van de sociale wijk Ice Snei in Grumo Nevano, de aankoop gebeurde in België en Nederland.
De sleutelfiguur in deze drugstrafiek, schreven de Napolitaanse onderzoekers, was een maffioso uit Caserta die al jaren in België woont: Martino Trotta. Hij was de draaischijf van dit internationale drugssysteem van de camorra dat vermoedelijk al sinds 2000 liep; hij beschikte over de juiste contacten om de camorra in Campanië van een regelmatige aanvoer van drugs te voorzien. ‘Zend ons een lading mozzarella.’ Of: ‘We hebben weer falanghina (Campanese witte wijn, red.) nodig.’ Dat zeiden de camorristi tegen Trotta als ze weer eens door hun voorraad drugs zaten. ‘Mozzarella’ en ‘falanghina’ waren de codewoorden voor hasj en cocaïne. En Trotta zélf werd Da Zecca genoemd door de camorristi, naar zijn restaurant in Maasmechelen. Tientallen telefoontjes naar Trotta van leden van de camorrafamilie Verde werden zo door de onderzoekers afgeluisterd.
Maffiahol Maasmechelen
Hoe kwam Trotta aan de drugs die hij in Italië aan de camorra leverde? ‘De Belgische politie heeft de Italiaanse justitie verteld dat Martino Trotta nauw samenwerkte met de familie Aquino uit Maasmechelen, die door de Belgische autoriteiten wordt beschouwd als een groep die zeer actief is in de internationale drugshandel en drugs afkomstig uit Senegal via doorvoerpunten in Spanje en België over Europa verdeelt,’ schreef de regionale Campanese krant Il Quotidiano del Sud op 9 maart 2009.
De drugs werden geleverd door een aan de Aquino’s gelieerde misdaadorganisatie: de ’ndrangheta, de gevreesde Calabrese maffia. Bovendien had Trotta volgens de Italiaanse pers hier ook contact met leden van de Siciliaanse cosa nostra, eveneens notoire drugsleveranciers. Martino Trotta, zegt men in Italië, was een pionier, die vanuit Maasmechelen een samenwerkingsverband heeft gesmeed tussen de camorra en de ’ndrangheta, twee concurrerende maffiagroepen die elkaar niet altijd even gunstig gezind zijn.
Boss aan de telefoon
De Napolitaanse onderzoekers stootten op die connectie met de ’ndrangheta toen ze bij het afluisteren vaststelden dat de gsm van Trotta in Maasmechelen geregeld werd gebruikt door een heel belangrijke voortvluchtige van de ’ndrangheta: Sebastiano Strangio, een kopstuk van de gelijknamige familie uit het Calabrese bergdorp San Luca, één van de sinistere bolwerken van de ’ndrangheta in Calabrië. Al vele jaren speelt de moorddadige maffiafamilie Strangio een hoofdrol in de wereldwijde cocaïnetrafiek. Sebastiano werd dan ook gezocht in Italië en was al voortvluchtig sinds 1997. De Italiaanse justitie had er geen idee van waar de maffiaboss zat. Tot ze hem aan de gsm van Martino Trotta hoorden praten en bleek dat Strangio ondergedoken leefde in België en Nederland, en heen en weer pendelde tussen Maasmechelen en Amsterdam.
Telkens als de camorra een partij drugs bestelde, speelden Trotta of Nando Prevete, nog een Napolitaanse maffioso die in Nederland woonde, de order door aan Sebastiano Strangio en zijn familieleden. Of Trotta sprak nog andere leveranciers aan, want volgens de Italiaanse justitie had hij in de Lage Landen ook uitstekende contacten met Turkse en Bulgaarse trafikanten. Vervolgens werden de drugs van de ’ndrangheta van Nederland naar België gebracht, naar Maasmechelen of Brussel, en dan in vrachtwagens naar Italië gereden, verborgen in ladingen marmer en voedingswaren. Is het daarom dat Trotta over dat import- en exportfirmaatje beschikt in Molenbeek?
De Italiaanse justitie hoorde veel aan de telefoon in die periode, want Trotta praatte vaak en lang. Hij maakte zich kwaad als de dingen niet naar behoren liepen. Zo werd hij uitzinnig van woede toen een bestelde en geleverde bestelling niet was opgepikt door de kopers in Napels. ‘Zo zetten jullie mij voor schut bij mijn leveranciers,’ schreeuwde Trotta. Want daar gaat het de ’ndranghetisti om: omdat ze zelf correcte betalers zijn, hebben ze de beste contacten met de cocaïnekartels in Zuid-Amerika, maar op hun beurt eisen zij van hun afnemers eenzelfde correctheid en betrouwbaarheid. En de Napolitanen staan niet meteen bekend om hun betrouwbaarheid. In een telefoongesprek merkte Trotta daar ooit over op: ‘Wij doen alleen zaken met serieuze mensen. Mijn vrienden zijn bang om met onbetrouwbaar volk in zee te gaan.’
Prutswerk
Toen het Italiaanse dossier in juni 2006 rond was, vroegen de Napolitaanse substituten aan Sergio Marotta, de giudice per le indagini preliminari of rechter die moet toekijken op de objectiviteit van het onderzoek en een aantal gerechtelijke handelingen moet goedkeuren, om 75 arrestatiebevelen uit te schrijven, onder meer tegen Martino Trotta. De politie stond al klaar om uit te rukken en de verantwoordelijken voor deze grootscheepse drugshandel in te rekenen, maar rechter Marotta gaf geen toestemming. Er gebeurde dus niets, en de criminelen konden hun activiteiten ongestoord blijven voortzetten. Nog drie jaar lang zelfs. Marotta liet het dossier immers liggen en gaf pas op 13 juni 2007 zijn oordeel over het onderzoek. Met een paar halen van zijn pen veegde hij een gerechtelijk dossier van 1.250 pagina’s van tafel. Hij vond het prutswerk, en justitie en politie mochten wat hem betrof herbeginnen. Vreemd, want volgens het parket van Napels was het dossier goed onderbouwd. Een paar leden van dat parket deden dan ook anoniem hun beklag in de Italiaanse krant La Repubblica. Een beroepsprocedure volgde, en Sergio Marotta werd op een zitting van de disciplinaire afdeling van de magistratuur uiteindelijk ook serieus op de vingers getikt voor het blokkeren van het onderzoek. Waarop rechter Marotta een overplaatsing naar het parket van Potenza vroeg én kreeg.
Maar toen waren er al jaren voorbijgegaan. Pas in maart 2009 ontving het parket van Napels van het Hof van Cassatie de toestemming om de arrestatiebevelen alsnog uit te voeren en het maffiose kluwen ten noordoosten van Napels op te ruimen. Tegen die tijd waren al heel wat van de gezochte criminelen verdwenen: van de 75 te arresteren maffiosi konden er maar 21 worden gepakt. Drie waren ondertussen vermoord en de rest was op de loop gegaan, ook al omdat de camorristi op voorhand getipt waren over de op handen zijnde operatie. En Martino Trotta was er ook niet bij. Die zat immers in Maasmechelen.
Tweetjustitie
Daar legde niemand hem een strobreed in de weg. Pas drie jaar later zou Trotta ook hier in de problemen raken vanwege zijn handel in drugs. In 2012 werd hij opgepakt in een zaak van 570 kilo cocaïne, een indrukwekkende lading die begin 2012 in beslag was genomen in de haven van Antwerpen en verborgen zat in een partij zonnebloemolie uit Paraguay. Trotta zat er bijna één jaar voor in voorarrest. Toen dumpte het gerecht de zaak, werd Trotta vrijgelaten en kon de man terug naar Maasmechelen, om zijn zaakjes voort te zetten.
In de kranten werd gesuggereerd dat de drugshandel van Martino Trotta een mogelijk motief was voor de huurmoord op Silvio Aquino, een wraakactie voor een fout gelopen drugsdeal waarin Trotta en de Aquino’s betrokken waren. Dat werd echter onmiddellijk tegengesproken door de procedurepleiter Sven Mary, één van de advocaten van de Aquino’s. Advocaat Mary wil absoluut niet dat het woord ‘drugs’ en de naam van zijn cliënten in dezelfde zin worden genoemd. Volgens Mary is het motief iets heel anders: Trotta zou gedacht hebben dat de Aquino’s veel geld hadden en wilde Silvio Aquino ontvoeren om losgeld te eisen. Maar die kidnapping is fout gelopen en Aquino werd doodgeschoten. Waarmee Mary de schuld weer bij justitie en pers legt, die de onschuldige Aquino’s ten onrechte afschilderen als gevaarlijke criminelen, drugstrafikanten en aan de ’ndrangheta gelieerde maffiosi met veel misdaadgeld in hun zakken.
Mary en zijn collega-procedurespecialist Walter Van Steenbrugge, die ook pleit in het drugsproces tegen de Aquino’s, zijn al een tijdje bezig met het bewerken van de publieke opinie. Telkens als de naam van de Calabrese maffia valt in verband met de Aquino’s, buitelen ze voor het oog van de camera in slecht geacteerde verontwaardiging over elkaar heen: ‘Maffia? Waar halen ze het vandaan?’ Volgens Mary en Van Steenbrugge zijn hun cliënten, die toch al meermaals voor de rechter stonden, onfortuinlijke burgers die af en toe uitglijden over een bananenschil. De Aquino’s zouden onterecht geviseerd worden door een veel te gretig openbaar ministerie en zijn het slachtoffer van een bevooroordeelde publieke opinie die zich bezondigt aan ‘tweetjustitie’. Mary had er dan ook geen enkel probleem mee om samen met zijn echtgenote naar de zwaar gemediatiseerde begrafenis van Silvio Aquino te gaan om daar, even kaalgeschoren als zijn cliënten, zijn respect te betonen.
Geen Italiaanse maffia in België
Het gaat duidelijk slecht met Maasmechelen, dat de afgelopen jaren een echt bolwerk is geworden van de Italiaanse maffia – in de eerste plaats van de ’ndrangheta, maar ook van de camorra en zelfs de cosa nostra. Er is de camorrista Martino Trotta, er zijn de aan de ’ndrangheta gelieerde Aquino’s, er is de aanwezigheid van leden van de ’ndrangheta-families Strangio en Nirta… Recent werden ook steeds meer maffiosi gearresteerd in Maasmechelen: de ’ndranghetista Calogero Costadura, de maffioso Salvatore Seggio, de camorrista Luigi Di Luca...
En het criminele systeem dat in Maasmechelen draait, wordt niet alleen gebruikt door Italiaanse maffiosi. Er zitten ook veel andere misdadigers die gebruikmaken van de nabijheid van de grenzen met Nederland en Duitsland, waar ze familieleden hebben zitten in het van drugstrafikanten vergeven Zuid-Limburg, maar ook in het bodybuilder- en kickboksmilieu in bijvoorbeeld het Duitse Keulen.
Burgemeester Raf Terwingen is met vakantie. Zijn tijdelijke vervanger is eerste schepen Georges Lenssen, die vroeger ook burgemeester is geweest. Hij weigert te antwoorden op onze vragen omtrent de aanwezigheid van de maffia in zijn dorp.
Ook de Belgische politie en justitie geven koppig niet thuis, niettegenstaande de overduidelijke bewijzen van maffia-activiteit in dit deel van Limburg. In 2011 publiceerde de federale politie een rapport waaruit moest blijken dat ze de georganiseerde misdaad in dit land helemaal in beeld heeft. In dat rapport werden de in België actieve maffiose en georganiseerde misdaadgroepen opgesomd, van Albanezen over Chinezen tot Nederlanders, maar over de Italiaanse maffia’s werd met geen woord gerept. Die lijken voor de federale politie niet meer te bestaan in dit land. En dat is wel heel vreemd.
Geen tijd, geen geld
De Belgische autoriteiten weten dus zo goed als niets over de aanwezigheid van de Italiaanse maffia in België. Hoeveel Italiaanse maffiosi er in België schuilen? Wat ze doen, met wie ze omgaan? Er wordt niet proactief op gewerkt en er lopen al jaren geen gerechtelijke onderzoeken meer tegen de maffia. ‘De Italiaanse maffiosi worden zelfs niet meer in de gaten gehouden door de Belgische justitie,’ zegt een anoniem lid van de federale politie. ‘Dat is geen prioriteit meer. Geen tijd, geen geld.’
‘Jullie justitie en politiediensten vinden nooit maffiosi in eigen land,’ zei de Calabrese magistraat Nicola Gratteri in een gesprek met Humo. ‘Zonder onze informatie, die vaak uit afgeluisterde gesprekken of uit getuigenissen van spijtoptanten komt, weten jullie politiediensten nooit wie de trafikanten en brokers zijn, welke maffiose netwerken in jullie eigen land draaien, ook al worden er voortdurend ladingen onderschept.’
Het parket van Limburg weigert onze vragen in verband met de Italiaanse maffia in de dossiers Aquino en Trotta te beantwoorden.
(Verschenen in Humo op 15 februari 2016)