Jan Mulder: 'De historiek van rugnummer 7 drukt zwaar op Eden Hazard bij Real Madrid'
Het wil maar niet vlotten met Eden Hazard bij Real Madrid. Tien wedstrijden, één doelpunt. Assists: twee. Doet hij te hard zijn best? Ligt het systeem hem niet? Mist zijn gezin de gezelligheid van Stamford Bridge? Wat is er aan de hand met de begenadigde speler?
Juni 2019. Op zijn presentatie houdt Eden, naast voorzitter Florentino Pérez, een shirt vast met zijn naam op. Een nummer ontbreekt. De door Hazard gewenste 10 is in het bezit van Luka Modric. Geen nood, de bedoeling van de club schijnt te zijn Modric te lozen zodat de 10 vrijkomt. Modric werkt niet mee.
Tijdens zijn debuut tegen Bayern München in de VS draagt Hazard het nummer 50. Hij heeft zich laten ‘inspireren’ door Houston, de stad waar de wedstrijd wordt gespeeld. Houston ligt op een steenworp van het hoofdkwartier van de NASA en op de dag van de match is het precies vijftig jaar geleden dat Neil Armstrong als eerste mens een voet op de maan zette. Leuk bedacht, maar in de Spaanse Primera Division zijn slechts nummers van 1 tot en met 25 toegestaan, de 50 moet uit de besluitvorming worden geschrapt. Het bestuur vraagt nog eens aan Modric of er niet ergens een kleine mogelijkheid bestaat om de, contractueel afgedwongen, 10 af te staan. Modric schudt het hoofd. Hazard richt zich dan maar op het rugnummer 7. Dat is eigendom van Mariano Díaz, een speler uit de lagere regionen in de selectie. Díaz krijgt de 24 in de handen gedrukt, vergezeld van de mededeling dat hij in januari mag vertrekken.
In de bijbel en het tarotspel wemelt het van het heilige cijfer 7. Gunstig teken zou je denken, maar Eden Hazard keerde met overgewicht terug van vakantie en begon stroef aan het seizoen. Een blessure verergerde de situatie, het publiek begon te mokken: ‘Hebben ze nou een dikkerdje gekocht, zien we dat goed?’
Zelf gaf hij eind oktober deze verklaring: ‘Ik ben nog geen Galáctico, ik moet nog laten zien dat ik het kan zijn. We kennen allemaal de historie van het shirt met het nummer 7 bij deze club, en ik wil ondanks deze rugzak laten zien dat ik de beste ter wereld kan zijn.’ Dat citaat uit een persconferentie in het Spaans, nogal gebrekkig vertaald, door de krant verknipt tot een stukje dat mooi paste in een nog open plekje linksboven aan pagina vijf van het sportkatern, is waarschijnlijk niet precies wat Hazard beweerde, maar zijn mening over het nummer acht ik geloofwaardig.
Schuldig is de 7. De op Hazard drukkende historie van de Madrileense 7 bestaat uit legendes als Kopa, Butragueno, Raúl en Cristiano Ronaldo. Buiten Spanje is het nog erger: Mbappé, Garrincha, Matthews, Best, Cantona, Johnstone, Libuda. Als ik me niet vergis had de fenomenale Neeskens bij Ajax ook nummer 7. En er was Abramczik. Die nummer 7 van Schalke 04, de club waar hij in de jaren 70 zeven jaar in het eerste elftal de vaste rechtsbuiten was, had de mooiste bijnaam van alle zevens: Flankengott. Ja, Rüdiger Abramczik was een onnavolgbare dribbelaar bij de zijlijn, waar hij de backs buitenom vernachelde. Hij maakte hoeken als een haas, speelde de tegenstanders duizeliger dan Matthews en Garrincha bij elkaar, maar Abramczik voetbalde in de Kohlenpott: zijn roem reikte nooit verder dan de grens bij Venlo.
Op het internet zocht ik de juiste spelling van zijn naam in de eerste alinea van zijn biografie en las dat zijn fans met Flankengott bedoelden, dat hij zulke afgemeten voorzetten gaf. De spitsen hoefden maar te knikken, und Tor. Heel mijn bewonderende leven dacht ik dat Rüdiger Abramczik de dribbelgod op de flank was. Hij was een voorzetgod.