Jan Mulder: 'Er wordt nu verteld dat Robert Waseige best kwaad kon worden, maar ik kan het niet geloven'
Robert Waseige is overleden. Op dinsdag 16 juli werd hij met complicaties aan hart en nieren naar het ziekenhuis gebracht en stierf daar de volgende dag. Door collega’s, journalisten en vrienden werd hij omschreven als ‘een aimabele man’.
In zijn en mijn tijd als voetballer zou ik van Robert Waseige hebben gezegd dat hij een ‘uitzonderlijk aimabele man’ was, een speler die je zelden op de velden aantreft, een verdediger die boven het gehele leger van voetballers op deze planeet uittorende door zijn bejegening van de directe tegenstander.
‘Dag Jan.’
Ik kan me niet herinneren dat dit met iemand anders heeft plaatsgevonden in het Belgische topvoetbal. Bij Beerschot werden wij, vooral door het publiek, liefdevol nagejouwd met de term ‘voilen Ollander’, in Luik bestond de eerste groet uit een gestrekt been, in Brugge was de Zweed Kurt Axelsson de enige die ik verstond, maar jammer genoeg sprak deze gentleman niet veel, bij SK Beveren werd Anderlecht voor de warming-up naar een weiland vol grazende schapen gestuurd, een kilometer verderop. Overal was er afkeer van de grootste club van het land, behalve bij die ene back in Woluwe, Robert Waseige.
Eddy Merckx had zojuist de aftrap van Racing White – Anderlecht gegeven, de eerste paarse aanval rolde op het doel van doelman Willy Tack af, Robert Waseige kwam in zicht. Hij werd door ondergetekende op snelheid geklopt – niet zo moeilijk – maar de bal ging achter. Corner. Waseige spurtte niet onmiddellijk naar het doelgebied om zijn verdedigende positie in te nemen, hij draaide het rood aangelopen gezicht naar mij en groette me op zachte toon: ‘Dag Jan.’
Toen we met 0-3 voorkwamen, was de strijd eigenlijk al beslist in het nadeel van Racing White. Maar ik rook bloed en joeg op meer goals. Waseige zei, met die onweerstaanbaar beminnelijke grijns: ‘Drie-niks. Ça suffit hein, menier Jan. Het isse gjenoeg is mijn gedacht.’
Deze tegenstander op het veld stijf omhelzen was je sportieve plicht. Je deed dat natuurlijk niet – staat zo gek – maar het scheelde niet veel.
Wikipedia: ‘Na een bescheiden carrière als speler maakte hij in België furore als coach.’ De trainer Waseige sprak net zo zacht als de speler. Er wordt nu verteld dat hij best kwaad kon worden als de situatie erom vroeg, ik kan het niet geloven.
Waseige bezocht weleens Chez Stans, het late-nightrestaurant van toneelspelers (Jean Nergal), dirigenten (André Vandernoot), choreografen (Maurice Béjart) en voetbaltrainers (Guy Thys) in de Rue des Dominicains te Brussel. Hij bestelde een steak Nergal. De saus: tomaten, uien, knoflook, selderie, wodka, slagroom. Ik luisterde graag naar hem. De aantrekkingskracht was de klank van zijn stem, de innerlijke beschaving ervan, de vergevensgezindheid erin. Een kwinkslag was nooit ver, maar werd altijd op bescheiden wijze door hem geplaatst.
Waseige debuteerde in 1999 als bondscoach in de Rotterdamse Kuip. Nederland – België: 5-5. Ervaren commentatoren haalden er hun neus voor op: ‘Een korfbaluitslag.’ Het was een spectaculaire, legendarische wedstrijd. Debutant Waseige werd door de spelers van het grootse Nederlands elftal van trainer Frank Rijkaard geprezen om zijn gedurfde tactiek. Zelf zei hij achteraf: ‘Wat mij gelukkig maakt, is dat onze vijf doelpunten voortkwamen uit mooie aanvallen. Enkele getuigden zelfs van grote klasse. Natuurlijk moet er nog een groter realisme zijn in het verdedigende spel. Maar ja, dat is voor een andere keer.’ Die laatste zin was Robert Waseige ten voeten uit. Hij deed nooit ingewikkeld of belangrijk.
De andere keer kwam niet. Na de veelbelovende 5-5 tegen het destijds ongenaakbare Oranje werd van een paar zwakke landen verloren en op het daaropvolgende EK van 2000 werden de Rode Duivels al in de groepsfase uitgeschakeld. Succes en afgang tekenen de professionele loopbaan van Robert Waseige. Bijzaken. Wat we ons herinneren, is zijn zachte, belangrijke stem.