Kindermishandeling Beeld Ilse Fimmers
KindermishandelingBeeld Ilse Fimmers

'Over leven' na kindermishandeling

Johan Verstreken, Valerie Van Peel en Gerd De Ley overleefden kindermishandeling: ‘Mijn vader stampte me tegen de grond en bleef maar schoppen en slaan’

Hoe breng je het leven tot een goed eind als het al meteen een valse start neemt? In Vlaanderen is ook na de coronajaren de golf van kindermishandeling niet gaan liggen: van de 9.045 oproepen die hulplijn 1712 in 2022 kreeg, ging meer dan de helft over kindermishandeling. In het boek ‘Over leven, moed en groei na kindermishandeling en misbruik’ getuigen dertien Vlamingen over hoe hun jeugd, die onbezonnen hoorde te zijn, werd bezwaard door een vreselijk onrecht. Maar ook over hoe ze de moed vonden om terug te vechten, ook al duurde dat soms een leven lang. Een voorpublicatie.

Valerie Van Peel en Anna Defossez & Meredith Van Overloop

In ‘Over leven, moed en groei na kindermishandeling en misbruik’ willen auteurs ­Valerie Van Peel, Anna ­Defossez en Meredith Van Overloop herkenning, erkenning en perspectief bieden aan de naar schatting 600.000 lotgenoten in Vlaanderen. Het boek, met ­duiding van kinderpsychiater ­Peter Adriaenssens, moet de slachtoffers van misbruik en mishandeling helpen om het stilzwijgen te doorbreken en met hun verleden aan de slag te gaan. ‘Het taboe moet weg,’ klinkt het, want misbruik en mishandeling overkomt nog altijd één op de tien kinderen. Drie van de dertien getuigenissen die in het boek versnipperd aan bod komen, worden hier gebundeld tot drie monologen.

JOHAN VERSTREKEN: ‘HUILEN MAG NIET’

Voormalig presentator en ­politicus Johan Verstreken (58) groeide op in een gezin met een gewelddadige vader. Die rugzak draagt hij tot op vandaag mee.

JOHAN VERSTREKEN «Wat ik tijdens mijn jeugd heb meegemaakt, was zo heftig dat ik me afsloot van alle emoties. Zelfs aan mijn beste ­vrienden vertelde ik niets. ‘Keep on smiling’ was mijn motto. Ik zei tegen mezelf: we gaan dit overleven! Noch mijn ­moeder, noch ik, wilde medelijden opwekken door te spreken over mijn agressieve vader. De West-Vlaamse mentaliteit versterkte dat nog: ‘Niet zeuren, gewoon voortdoen.’

»Toen mijn grootmoeder op mijn 15de overleed, heb ik gehuild. Maar de jaren daarna heb ik geen traan meer gelaten. Niet één keer. Ik vond het altijd zo vreemd als vrienden in de bioscoop een traantje wegpinkten bij een droevige scène. Ik vond het wel mooi dat ze dat konden, maar zelf snapte ik er niets van. Ik kon niet huilen.

»Pas twee jaar geleden heb ik – voor het eerst – durven te voelen. Er is toen iets gebeurd dat een flashback teweegbracht. Ze noemen dat een trigger. Plots herinnerde ik me dat ik een keer van mijn soep had geslurpt, en vanuit het niets een enorme dreun kreeg van mijn vader. Ook een andere herinnering overspoelde me: op een dag kwam ik thuis met een doosje pralines. Mijn vader wilde er één nemen. Ik hield het doosje achter mijn rug en zei dat mama als eerste eentje mocht kiezen. Toen ik me omdraaide, gaf hij mij een keiharde stamp in de rug. Ik viel op de grond, de pralines vlogen in het rond. Hij is op mij beginnen te trappen en slaan. Ik herbeleefde het alsof het nog maar net was gebeurd. Dat was enorm angstaanjagend.

»De dag dat ik die momenten herbeleefde, moest ik ’s avonds naar een etentje met vrienden. Dus ik deed wat ik altijd deed: alle emoties op slot. Ik ben ernaartoe gereden en had een normale avond. Maar de volgende dag kwam ik een vriendin van mijn moeder tegen. Ze vroeg: ‘Hoe is het met u, Johan?’ Uit het niets begon ik te snotteren! Dat was niet mijn bedoeling – grote mannen huilen niet. Zelfs als kleine jongen mocht ik niet huilen van mezelf, maar plots gebeurde het dus wel. En dan nog in het bijzijn van iemand anders. Ik voelde me er heel ongemakkelijk bij. Die nacht heb ik urenlang wakker gelegen, en gedurende de hele tijd bleven er tranen uit mijn ogen rollen. Heel langzaam, de ene na de andere. Alsof ze al jaren klaarzaten om bevrijd te worden. Het bleef maar komen. Het was zo’n vreemde gewaar­wording. Ik denk dat het nodig was. Ik had nooit hulp gezocht, ik ben nooit in therapie geweest. Ik denk dat ik moest huilen om dat ontzettend groot verdriet dat in mij vastzat te kunnen loslaten.

»Ik was op bosklassen toen een leerkracht die ik niet zo goed kende – ik kreeg geen les van hem – me vriendelijk vroeg: ‘Johan, scheelt er iets? Het is weekend, we zitten hier in een ontspannen sfeer. En toch loop jij hier de hele tijd met gebalde vuisten rond.’ Hij wist niets van mijn thuissituatie. Ik schrok en vertelde hem niet veel, maar hij zág mij en dat maakte een wereld van verschil. Hij stelde mijn moeder voor dat ik één weekend per maand mee zou gaan met de kookploeg van jeugdkampen. Ik ben dat blijven doen tot mijn 26ste. Dat was een geschenk uit de hemel. Ik werd niet geconfronteerd met mijn thuissituatie, ik kon mijn hoofd leegmaken en de ellende even achter me laten. Er zijn nog van die sleutelfiguren geweest die mij en mijn mama op cruciale momenten vooruit hebben gestuwd. Ik ben hun enorm dankbaar. Mensen denken soms dat ze zich niet mogen bemoeien met andermans zaken, maar voor een kind kan het zoveel betekenen als iemand toch iets doet.

»Vandaag heb ik almaar meer tijd nodig in de natuur. Ik woon aan zee en ga graag uitwaaien. Zelfs als het stormt vind ik het heerlijk om, goed ingeduffeld, het strand voor mij alleen te hebben en de gezonde lucht op te snuiven. Gaan wandelen met mijn hond Timo, dat doet me zo’n deugd.

»Ik heb mooie vriendschappen. Er zijn mensen op wie ik echt kan vertrouwen, die een klankbord voor mij zijn. Maar een relatie heb ik niet. Ik zou het wel willen, maar wat ik als kind heb meegemaakt, maakt echte intimiteit moeilijk. Al blijf ik hopen dat de juiste man toch nog mijn pad kruist. Iemand die niet afgeschrikt wordt door mijn rugzak, maar hem mee helpt dragen.

»Collega’s hebben me er in het verleden al eens op aangesproken: ‘Johan, je neemt te veel hooi op je vork.’ Maar neen zeggen is moeilijk. Ik wil geen mensen ontgoochelen. Als ik anderen advies mag geven, dan is het wel dit: het is belangrijk om je te omringen met mensen die je verhaal kennen en respect hebben voor je rugzak. Mensen die jouw grenzen respecteren.»

Kindermishandeling Beeld Stjn Felix
KindermishandelingBeeld Stjn Felix

VALERIE VAN PEEL: ‘ZWIJGENDE OUDERS’

N-VA-politica Valerie Van Peel (43) werd als 7-jarige misbruikt. Het duurde jaren om dat trauma een plaats te geven.

VALERIE VAN PEEL «Toen het misbruik plaatsvond, van mijn 7de tot mijn 9de ongeveer, heb ik gezwegen. Ik was nochtans een uitbundig en open kind, een echte flapuit. Maar het dreigen van de pleger had ­effect, zelfs bij een kind als ik. Hij maakte me als het ware medeplichtig. Ik heb het ­lange, eenzame jaren alleen gedragen, tot ik het niet meer kon. Ik vertelde het eerst tegen een vriendinnetje. Later tegen een vriendje. En op mijn 14de schreef ik het in een brief naar mijn ouders. Daarna durfde ik hen niet onder ogen te komen en liep ik weg van huis. Ze vonden me redelijk snel terug, en toch werd er nog steeds niet over gepraat. Het bleef oorverdovend stil. Dat vergrootte de eenzaamheid, het gevoel niet begrepen te worden. Het gaf me bovendien het idee dat ik overdreef. Als niemand er aandacht aan schonk, kon het toch niet erg genoeg geweest zijn om me er zo slecht over te voelen? En dus richtte ik de schuld op mezelf. Ik was niet normaal. Ik had de anderen schade berokkend. En ik zweeg opnieuw.

»Tijdens mijn studententijd schreeuwde ik mijn interne strijd op bepaalde momenten letterlijk uit. Ik merkte dat de pijn met minieme stapjes leek te verzachten telkens wanneer ik erover vertelde. Dat was de juiste weg. Na die woelige periode werd het voor mijn dichte omgeving nooit meer een geheim.

»Toen ik 37 was, besloot ik te getuigen op televisie. De trigger was een uitspraak van de advocaat van bisschop ­Roger ­Vangheluwe over het ­lange zwijgen van een vermeend slachtoffer, die hij daarom beschreef als een ­fantast. De noodkreet van Chris ­Dusauchoit – ook een slachtoffer – en de verkeerde reacties erop in de media, duwden me over mijn twijfel heen. Ik wilde anderen een stem geven en de maatschappij duidelijk maken dat onze omgang met slachtoffers zo niet verder kon. Dat er nood was aan begrip en inzicht in hoe wijdverspreid dit fenomeen was. En dat werkte: tot op vandaag vinden lotgenoten de weg naar mijn mailbox. Elke persoon die ik een beet­je kan helpen, helpt ook mij, omdat ik van iets negatiefs iets positiefs heb kunnen maken. De dag na die tv-uitzending was ik als politica uitgenodigd om ergens te gaan spreken, maar ik merkte dat mijn getuigenis de dynamiek van die avond had veranderd. Na afloop kwamen maar liefst negen mensen naar me toe die me met ­opgekropte emoties hun persoonlijke verhaal over misbruik vertelden. Voor het eerst. Het waren vooral mannen, vijf zestigplussers. Sommigen met hun geliefde naast zich, die ook voor het eerst hoorden wat hun partner als kind was overkomen. Ze waren samen met mij getuige van de ongelooflijke moed en kracht om na decennia het zwijgen te doorbreken. Ik hoorde het aan met een grenzeloos respect. Het is me altijd bijgebleven, hoe dat zwijgen zo velen van ons een leven lang bezwaart. Het zwijgen maakt deel uit van het misbruik, stel het dus alsjeblieft niet in vraag.

»De dader heeft zijn daden nooit erkend – toch niet echt. Ik heb hem wel gedwongen om de feiten toe te geven, maar hij heeft er nooit voor geboet. Ik was 18 toen hij wekelijks mijn stamcafé begon te bezoeken. De eerste keren kroop ik weg, maar na een tijd knapte er iets in mij. Ik wilde niet opnieuw diegene zijn die het onderging. Ik vloog hem aan en confronteerde hem midden in het café met wat hij had gedaan. Eerst ontkende hij stellig, wat me bijna deed knakken. Toen hij de commotie rond hem zag, gaf hij stilletjes toe, enkel en alleen uit angst voor wat anderen zouden kunnen opvangen van ons gesprek. Hij verliet het café om nooit meer terug te komen. Ik weet niet wie ik vandaag was geweest als hij was blijven ontkennen. Op het moment zelf voelde het als een breekpunt. Ik had die bevestiging nodig, al was het maar om eindelijk aan mezelf te kunnen toegeven dat het echt was gebeurd.

»Later hoorde ik dat ik niet zijn enige slachtoffer was, wat me met een enorm schuld­gevoel opzadelde. Want ik had niet op tijd gepraat, geen bewijzen verzameld. Ik was niet tijdig naar het gerecht gestapt en had die andere meisjes niet kunnen beschermen. Tegen de tijd dat ik daar klaar voor was, waren de feiten verjaard. Waar stopt je verantwoordelijkheid als slachtoffer? Ik heb er lang mee geworsteld. Hem bleef zo’n schuldgevoel vreemd, zelfs nadat ik hem had doen bekennen. Op een optreden een paar jaar later filmde hij me minutenlang ostentatief. Alsof hij beelden wilde van mij als ik brak, alsof hij wilde testen of zijn macht er nog was.

»Het heeft heel lang geduurd voor ik bij mijn ouders erkenning voelde voor wat me overkomen was en voor de rol die zij in het trauma hebben gespeeld. Mijn vader was 83 toen hij eindelijk de woorden uitsprak waar ik mijn hele leven op had gewacht. Ik was 40. Toen ik mijn ouders op mijn 14de in een brief liet weten wat me jaren voordien overkomen was, was er even hysterie en daarna niets meer. Geen hulp, geen therapie. Niets. Mijn vader stapte zonder uitleg van mij weg – het begin van een hardnekkig zwijgen. Hij zweeg als het onderwerp ergens ter sprake kwam. En hij zweeg tegen de dader, die ongegeneerd mijn leven en ons huis in en uit bleef lopen. Was het dan wel echt? Het was blijkbaar niet erg genoeg? Toen ik 25 was, confronteerde ik mijn vader een eerste keer met de afstand die tussen ons was ontstaan sinds die dag. ‘Ik nam afstand omdat ik dacht dat je geen mannen dicht bij je zou willen,’ klonk het. En dat was dat. Ik had redelijk snel door dat het niet om onwil ging, maar om onkunde, wat de wrok wel deed verdwijnen, maar de pijn niet. Pijn omdat niemand zelfs maar in het minst had proberen of kunnen aanvoelen wat ik nodig had. Pijn omdat ik er helemaal alleen voor stond. In de laatste jaren van zijn leven kwam dan toch het besef. Onverwachts stapte mijn papa bij me binnen en zei zonder omwegen: ‘Ik ga geen uitvluchten meer zoeken. Ik kom om te zeggen dat het me spijt dat ik zo verkeerd ben omgegaan met wat je overkomen is en dat ik je niet heb geholpen toen je me het meest nodig had. Ik zie nu pas in hoeveel schade we je hadden kunnen besparen. Ik zie wat het met je heeft gedaan, maar ik ben ook enorm trots om te zien hoe sterk je ondanks alles bent geworden.’

»Het was alsof er instant een knoop uit mijn maag werd getrokken. Ik voelde me voor het eerst echt gezien door hem en dat maakte een wereld van verschil voor onze omgang met elkaar, maar ook voor mijn verwerking. Het heeft me opnieuw doen ademen, doen aanvaarden dat het oké is wie ik ben.

»Ik heb foute relaties gehad. Soms lag dat aan mezelf, omdat ik muurtjes om me heen bouwde – zelfbescherming die echte verbinding onmogelijk maakt. Maar een paar keer trok ik simpelweg de verkeerde partners aan. En ook dat blijkt iets wat veel lotgenoten overkomt. Mensen met jeugdtrauma’s zijn de gedroomde partners van narcisten en manipulators. We hebben niet geleerd om grenzen te stellen en leggen de schuld van dingen die fout lopen makkelijk bij onszelf. Ik heb het vaak gedaan. Dat begint subtiel. Een opmerking over hoe je te emotioneel reageert op het feit dat hij gelogen heeft, wellicht door je verleden. Een klap die je simpelweg had verdiend. Het kan ver gaan. Ik heb moeten leren dat de combinatie van de kracht die ik uitstraal en de zichtbare wonde een aantrekkingskracht uitoefent op mensen die me willen manipuleren. Vandaag herken ik de rode vlaggen beter en ik heb vooral geleerd dat ik zelf verantwoordelijk ben voor hoever iemand mag gaan.

»Ik heb lang gedacht dat ik geen kinderen wilde. Tot ik op een dag besefte dat het angst was die me tegenhield. Angst dat ik te beschadigd was om een moeder te zijn. Angst ook dat kinderen krijgen beteken­de dat ik hun kwetsuren mee moest dragen. Kon er nog wel iets bij op dat vlak? Zodra ik doorhad wat de reden was, wilde ik er niet aan ­toegeven. Angst mocht mijn leven niet bepalen. En dus kwam de kinderwens er toch. Alleen liep ook toen niet alles van een leien dakje. Ik bleek al snel niet erg vruchtbaar te zijn, en raar genoeg kwam dat niet als een verrassing voor mij. Ik heb altijd gedacht dat mijn jeugdtrauma een stuk van mijn fysieke ontwikkeling heeft tegengehouden. De onverklaarbare buikpijn in mijn puberteit, het feit dat ik er in vergelijking met mijn zus en moeder veel minder vrouwelijk uitzag… Het leek alsof iets tegenhield dat ik fysiek echt vrouw zou worden. Ik belandde dus met mijn partner in de fertiliteitskliniek. Later zou ik leren dat veel overlevers van seksueel geweld datzelfde lot beschoren is. Ergens had ik toen alweer het gevoel niet helemaal normaal te zijn, maar ik heb me er niet door laten remmen. En toen de ­positieve zwangerschapstest er was en we even later te horen kregen dat het een tweeling zou zijn, verdwenen die gedachten heel snel naar de achtergrond. Soms sta ik er nog eens bij stil, als de gedachte me overvalt hoeveel me eigenlijk is afgenomen destijds. Maar dan zie ik mijn kinderen en besef ik al snel hoe weinig het uitmaakt aan het einde van de rit. Ook dit heb ik overwonnen en daar mag ik best trots op zijn, al is het allerminst het einde van de uitdaging.

»Mijn kinderen zijn nu 10 en ze zijn mijn grootste spiegel. Mijn zoon voelt alles aan alsof het hemzelf overkomt. Bij hem kan ik me onmogelijk achter een masker verbergen. Hij dwingt me zo onbewust mijn verstopte emoties onder ogen te zien. Bij mijn dochtertje herken ik dan weer het kinderlijke vertrouwen in mensen die haar pad kruisen. Dan zie ik het kind in mij dat ooit ook zo was, en alle schade die volgde. Dan moet ik opletten dat ik mijn eigen trauma niet op haar projecteer. Want ik zie niet alleen de schoonheid van die karaktertrek, maar ook alle gevaren die ermee gepaard gaan. Ik leer hun doelbewust te spreken over wat hen bezighoudt, hun emoties te verwoorden, maar probeer mijn angsten van hen weg te houden. Ze verdienen een onbezorgde jeugd.

»Ik heb wel lang het idee-fixe gehad dat zij geen trauma’s mochten oplopen. En dus zadelde de scheiding met hun papa me op met een gigantisch schuldgevoel. Wat ik al die tijd had proberen te ­vermijden, had ik hun nu zelf aangedaan. Zo voelde het toch. Maar ondertussen heb ik dat ­kunnen plaatsen. Hun vader en ik hebben hen altijd op de ­eerste plaats gezet. We zijn samen door die storm gegaan, met hen als belangrijkste kompas. Dat heeft me geleerd dat het niet de tegen­slagen zijn die je als ouder kunt of moet vermijden. Je moet samen met hen een manier zoeken om ermee om te gaan. Ik zal niet al hun kwetsuren kunnen voorkomen, maar ik kan wel maken dat ze er niet alleen voor staan. En dat is voor mij de kern van ouderschap. Vandaag durf ik te zeggen dat mijn eigen verleden van mij een betere ouder heeft gemaakt.

GERD DE LEY: ‘OPTIMISTISCHE FATALIST’

Acteur Gerd De Ley (78) groeide op in een gezin zonder liefde, maar vond warmte bij tantes en ooms. Zijn vader vindt hij een ‘zwakke man’, zijn moeder ‘een slecht mens’.

GERD DE LEY «Mijn moeder was een gierige vrouw. Ze kon niets geven. Ook liefde gaf ze niet – zelfs geen greintje genegenheid. Ze was geen goed mens. Er stond een foto van ­Hitler op de schouw, ze was daar heel fanatiek in. Ik ben geboren in 1944. Mijn vader zat de eerste vijf jaar van mijn leven in de gevangenis wegens collaboratie. Hij was aangesloten bij de Vlaamse Wacht. Meestal mocht ik niet mee op bezoek naar de gevangenis, omdat mijn moeder de aandacht voor haar alleen wilde. Gelukkig kon ik terecht bij mijn tante en mijn nonkel. Zij waren vervangouders. Toch was er een gemis. Ik herinner me dat ik als kind werd behandeld voor mijn voeten en dat de verpleegster vroeg: ‘Waar zijn jouw ouders?’ En ik antwoordde: ‘Mijn papa staat op de schouw en mijn mama tikt in ­Brussel.’ Er stond namelijk een foto van mijn vader op de schouw, en mijn moeder werkte bij de ­Kredietbank.

»Rond mijn 40ste had mijn moeder mij nodig. Ik zal haar helpen, dacht ik, ik ben nu eenmaal de zoon. Plichts­besef, tja… Het was een vorm van loyaliteit die ze niet verdiende. Mijn zus is snel verhuisd naar Nederland om van huis weg te zijn. Als ik er nu bij stilsta, denk ik dat ik toen vooral handelde uit bezorgdheid voor haar. Ik wilde de last van mijn moeder niet op de schouders van mijn ­zusje leggen.

»Ik heb affectie gekregen van mijn tante, nonkel en mijn nichten. Een vriendin zei me ooit: ‘Als er een boek over jou wordt geschreven, moet de titel zijn: ‘De zoon van vele vaders.’’ Jules Verhelst, de Vlaamse Cocteau, maakte van het verlegen jongetje dat ik was iemand die op het podium durfde te staan. Senne Rouffaer, mijn oom, betekende ook veel voor mij, en zo waren er nog mensen. Zij waren warme vader­figuren voor mij. Ik heb wat ik miste altijd elders kunnen vinden. Ik pakte wat ik kon krijgen. Ik had het geluk dat er vrouwen waren die mij moederliefde gaven, en mannen die mij hebben gevormd. Anders was het niet zo goed met mij ­afgelopen, denk ik.

»Schaamte heb ik nooit gevoeld. Mijn moeder had zich moeten schamen, maar dat deed ze niet. Ze had geen enkel zelfinzicht. De Nederlandse journalist en dichter Jan ­Greshoff schreef: ‘Uit de bevruchting komen alleen maar plichten voort. Geen rechten.’ En dat klopt. Mijn moeder lag ooit een week lang in haar bed omdat ze leed onder het feit dat ik haar naam had getrokken voor een kerstcadeautje. Want als iemand anders haar naam had getrokken, had ze twee cadeaus gekregen: van een familielid en ook nog eens van mij. Hebzucht, ik verafschuw het. Ik heb me ertegen afgezet. Ik heb twee dochters, en als ouder heb ik veel meer gegeven dan ik zelf heb gekregen. Ik wil niet zoals mijn ouders zijn, zei ik al heel vroeg tegen mezelf. En daar ben ik in geslaagd. Ik ben er best trots op. Ook nu nog help ik mijn dochters waar ik kan. Ik ben er altijd voor hen, dat heb ik altijd heel normaal gevonden. Ik denk dat het ook de aard van het beestje is. Mijn tante zei me dat ik leek op mijn grootvader aan vaderskant, die ik nooit gekend heb. Hij had humor en speelde zelfs een beet­je toneel. Ik richtte mij daar onbewust op: ‘Ik ben meer zoals mijn grootvader.’ Ik vond mijn vader een zwakke ­figuur: hij had geen ruggengraat.En mijn moeder, tja, zij was gewoon een slecht mens. Ik zette me af tegen mijn ouders en dat heeft zeker een rol gespeeld in de manier waarop ik zelf vader ben. Je mag nooit tegen je kinderen zeggen: ‘Weet je wel wat ik allemaal voor jou heb gedaan?’ Het is je verdomde plicht om dat te doen als ouder, en je moet je kind niet enkel materieel van alles geven, maar ook emotioneel – het heeft recht op je liefde. Als je die niet kunt geven, dan moet je er niet aan beginnen.

»Ik zeg altijd ja op alles. Ik denk dat ik me zo onbewust afzet tegen mijn moeder, die altijd nee zei. Omdat ik weet hoeveel pijn het doet om afgewezen te worden, wil ik mensen altijd tevredenstellen. Ik vind dat een goede eigenschap. Ik ben wel al dikwijls met mijn kop tegen de muur gelopen en heb vaak tegen mezelf gezegd: ik had niet mogen toegeven. Er was bijvoorbeeld eens een professioneel aanbod waartegen mijn hele lichaam nee zei, en toch heb ik ingestemd, uit plichtsbesef. Vandaag vind ik wel dat ik beter naar mezelf moet luisteren. Maar het blijft moeilijk. Ik denk altijd: oei, ik zou het ook niet fijn vinden om een nee te krijgen. Wanneer iemand echt tegen mijn kar rijdt zal ik dat wel niet meer laten gebeuren, hoor. Zover gaat mijn empathie niet.

»Als kind wilde ik graag een filmscenario en een boek schrijven. Dat was een manier om mij te bevestigen. ‘Kijk naar mij, ma’ is een zin uit een toneelstuk dat me altijd is bijgebleven. Schrijven is altijd therapeutisch geweest voor mij. Het toneelstuk ‘De zonen van Eva’ gaat over mijn moeder. Ik schreef letterlijk dingen van me af. Kwaadheid zette ik om in woorden, dat werkte bevrijdend. Ik heb ook altijd veel ambitie gehad. De wil om het juiste te doen en mijn verantwoordelijkheid te nemen ten opzichte van mijn kinderen. Ik wilde rechtzetten wat verkeerd is gelopen, en dat heb ik gedaan. Dat heeft een heel belangrijke rol in mijn leven gespeeld. Ik ben blij dat ik zo ben geworden. Aan lotgenoten zou ik willen zeggen: werp je op een zinvol doel. Doe iets creatiefs met wat je is overkomen, of help anderen. Dat is belangrijk.

»Nooit heb ik de behoefte gevoeld om naar een psychiater te gaan. Ik heb altijd ergens anders affectie gekregen. Ik zette me af tegen mijn ouders, maar ik heb nooit de schuld bij mezelf gezocht. Ik ben een optimistische fatalist. Er is een tegenslag en ik leg me er snel bij neer. Ik zwelg op zo’n moment niet in kwaadheid of verdriet. Ik schrijf het op en ga voort. Je verleden draag je mee, je gooit het niet weg.»

Over Leven Beeld rv
Over LevenBeeld rv

Valerie Van Peel, Anna Defossez en Meredith Van Overloop, ‘Over leven, moed en groei na kindermishandeling en misbruik’, Lannoo

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234