John Irving - De laatste nacht in Twisted River
Wikipedia is het softenonkind van alle informanten die de journalist op zijn weg ontmoet, maar in het geval van de alweer 67-jarige John Irving zijn we er toch blijven haperen aan de handige checklist: een overzicht van de thema's en verhaallijnen die rond zijn werk cirkelen als motten rond een olielamp. 'De laatste nacht in Twisted River' (De Bezige Bij), zijn twaalfde roman, een dikke pil waar hij zich naar eigen zeggen al twintig jaar een ongeluk op kauwde, blijkt daar bijzonder goed op te scoren.
Afwezige ouderfiguur? Check. Fataal accident? Meer dan één. Worstelpartijen? You betcha! Voeg daar nog wat afwijkende seksualiteit, een schrijversfiguur en iets wat lijkt op een beer aan toe, en je krijgt vintage Irving.
'De laatste nacht in Twisted River' beschrijft een halve eeuw uit het leven van Dominic en Danny Baciagalupo, een manke kok en zijn met verteldrift begiftigde zoon die het, na de vroege dood van moeder de vrouw, met elkaar moeten rooien in een houthakkersnederzetting in New Hampshire. Het duurt lang, té lang eer het boek weerhaken die naam waardig uitslaat: de eerste honderd pagina's kabbelen voorbij, alsof Irving duidelijk wil maken dat hij het zich kan permitteren om eerst de twijfelaars af te schudden en daarna alleen met de echte lezers verder te gaan.
De plot schiet pas in een hogere versnelling wanneer young Danny abusievelijk Jane, de indiaanse keukenhulp van zijn vader, de kanis inslaat met een koekenpan: ze was verwikkeld in een potje vozen met Dominic, en de twaalfjarige aanzag haar voor een binnengeslopen beer. Minder vergezocht dan je zou denken: in Irvings New Hampshire torst het overgrote deel van de dames aanzienlijk meer vet, spieren en lichaamsbeharing dan aanbevolen door de meeste vrouwenbladen.
De Baciagalupo's slaan op de vlucht voor plaatselijke smeris Cowboy Carl, niet alleen zo'n type dat altijd wel ergens bloederige genoegdoening zoekt, maar toevallig ook de vaste vriend van Jane. Volgt: een jarenlange odyssee die hen onder meer via Boston, Vermont en Toronto terug naar New Hampshire leidt, en die samengevat kan worden als één massieve blok wonderlijke tall tales waarin over leven en dood wordt beslist door onder meer een herdershond met issues en een op hol geslagen blauwe Mustang.
Danny Baciogalupo, die zich ondertussen Danny Angel laat noemen, schrijft het leven on the run van zich af in een rits boeken die verdacht veel weg hebben van het oeuvre dat Irving zelf aan zijn kont heeft hangen. Zo meurt Danny's 'East of Bangor' overvloedig naar 'The Cider House Rules', en heeft zijn 'The Kennedy Fathers' veelvuldig de sponde gedeeld met 'A Prayer for Owen Meany'. De raad die guest actor Kurt Vonnegut Danny in het oor komt fluisteren is volgens de schrijver zelfs 'letterlijk wat hij tegen mij heeft gezegd'.
Je merkt zo dat Irving bakkenvol pret heeft geput uit zijn portret van de kunstenaar als jongeman. Dat werkt lang aanstekelijk, maar op het einde blijf je met een knagend gevoel achter. Omdat vertrouweling Ketchum, veruit het interessantste personage, veel te vaak in de schaduw gedrukt wordt. Omdat Irving het niet kan laten om de actie voortdurend te beschrijven in plaats van haar de vrije loop te laten. En omdat zelfs de langverwachte shoot-out zijn zaad vroegtijdig op de rotsen stort. Geen idee of Irving zelf weleens Wikipedia raadpleegt, maar dát stond niet op de checklist.