Jongeren en hun smartphone: kinderpsychiater Lieve Swinnen zet de toon
Ouders en scholen maken zich ernstig zorgen over de valkuilen van het mediagebruik bij de jeugd. Aangevuurd door de jammerklachten en adviesvragen die ze dagelijks te horen krijgt, schreef kinderpsychiater Lieve Swinnen er samen met sociale mediakenner Stefaan Lammertyn een boek over: ‘#Help! Mijn kind leeft online’.
undefined
'Over 20 jaar zeggen ouders waarschijnlijk: 'Geef jij je kind zomaar een smartphone, zonder hem eerst een cursus te laten volgen?''
LIEVE SWINNEN «Toch vind ik het een goed idee van Den Haag. Kansarme jongeren níét laten deelnemen aan de digitale samenleving zou een vorm van discriminatie zijn. Maar het volstaat niet om ze zomaar een smartphone in de handen te stoppen: we moeten hen ook leren hoe ze die moeten gebruiken, anders komt het niet goed. Kwetsbare jongeren zijn extra gevoelig voor de online gevaren: je wil niet weten hoe vaak jongeren uit het buitengewoon onderwijs online ongewild fouten maken. Ik begeleid een jongen met autisme die in een chat een naaktfoto had gevraagd aan een meisje. Een vriend had daarop aangestuurd, en hij zag niet in wat er fout aan was. De ouders van dat meisje hebben meteen een klacht ingediend. Intussen sleept die heisa al een jaar aan. De jongen zelf begrijpt het allemaal niet goed. Hij is vooral boos, omdat zijn moeder zijn laptop heeft afgenomen. Ik denk dan: ‘Léér het hem. Léér hem hoe hij zich online moet gedragen.’ Dat komt niet vanzelf, hè. Ouders zijn heel erg bezig met school en studies, maar het online gedrag van hun kinderen is ook belangrijk.
»Ik maak graag de vergelijking met verkeersveiligheid: mijn moeder heeft sinds ‘79 niet meer achter het stuur van een wagen gezeten, maar ze vertelt nog vaak hoe ze op een dag haar rijbewijs ging halen. Dat kreeg ze zomaar op het gemeentehuis, zonder één rijles of test, terwijl ze nota bene al haar hele leven blind is aan haar linkeroog. Nu is het ondenkbaar dat wij onze kinderen onvoorbereid in het verkeer sturen. Over 20 jaar reageren we waarschijnlijk op dezelfde manier over internet en sociale media: (met verbazing) ‘Geef jij je kind écht zomaar een smartphone, zonder hem eerst een cursus te laten volgen?’»
HUMO U ziet de gevolgen van onvoorbereid op het internet surfen dagelijks in uw praktijk.
SWINNEN «Er gaat geen dag voorbij zonder dat ik ouders over de vloer krijg met een vraag of probleem. Vandaag was het sexting: een jongen van 14 had een foto van zijn ex-liefje in ondergoed online gezet op de groepschat. Dat meisje wist van niks, tot er ruzie uitbrak tussen die jongen en een klasgenoot – al jaren een patiënt van mij. Die laatste heeft dat meisje op de hoogte gebracht: ‘Weet jij wel wat voor foto’s jouw ex online deelt?’ De ouders van dat meisje hebben de politie erbij gehaald. Voor hen was dat een drama.»
HUMO In uw ogen niet?
SWINNEN «Jongeren begaan nu eenmaal stommiteiten, en hun brein is nog niet in staat de gevolgen ervan goed in te schatten. Maar maakt dat van hen criminelen? Nee. Het is niet slim, maar het is een fout, zoals jongeren er zoveel maken. Als een tiener zich in de problemen werkt door sexting, dan heeft het weinig zin boos te zijn. Je kan je kind zelfs beter steunen, hem erop wijzen dat hij geen alleenstaand geval is. Sexting hoort immers bij deze generatie. Misschien is het op seksueel vlak zelfs veiliger dan wat er vroeger allemaal achter het fietsenhok gebeurde. We kunnen onze kinderen dus maar beter leren nooit een naaktfoto te versturen waar ze herkenbaar op staan.
»Een bevriende advocate liet me weten dat bijna alle nieuwe zaken met jongeren die ze binnenkrijgt te maken hebben met sexting. Natuurlijk is het niet fijn als een meisje haar foto online verspreid ziet, maar in mijn ogen is het een opvoedkwestie, géén advocaten- of politiekwestie. We zijn te weinig bezig met wat onze kinderen online uitspoken. Gaat het fout, dan slaat het in als een bom. Maar het blijven kinderen, hè. Het hoeft allemaal niet zo traumatisch te zijn. We moeten er alleen dringend met onze kinderen over leren praten. Eigenlijk zouden we ze elke avond moeten vragen: ‘En, wat heb je vandaag gedaan op het internet?’ Dan zouden we tenminste niet zo uit de lucht komen vallen.»
undefined
'Sexting hoort erbij voor deze generatie. Misschien is het zelfs veiliger dan wat er vroeger allemaal achter het fietsenhok gebeurde'
AAN HET KRUIS
SWINNEN «Een ander voorbeeld: een meisje uit het zesde leerjaar had een vals profiel aangemaakt op naam van een klasgenootje, en daarmee een boodschap over seksueel misbruik gepost op sociale media. Dat heeft op die school onvoorstelbaar veel teweeggebracht. Voor dat ene meisje was het vooral een spel – ze zat niet goed in haar vel en had het thuis moeilijk, dus vluchtte ze weg op het internet – maar ze werd door de ouders van het getroffen meisje en de leerkrachten aan het kruis genageld. Ik werd erbij betrokken om de brokken te lijmen, maar op den duur werd die juf zelfs boos op mij, omdat ik het voor dat meisje opnam.
»Jongeren kunnen niet alleen slecht inschatten wat de gevolgen zijn van hun online gedrag, ze zijn ook slecht voorbereid op wat er allemaal binnenkomt via het internet. Zeker op seksueel vlak kan dat choquerend zijn. Nog niet zo lang geleden moest je best goed zoeken om porno te vinden, maar nu verschijnt het ongevraagd op je scherm. Ik had hier een meisje met oudere broers. Toen haar broers elk een laptop kregen, kreeg zij er ook één – iedereen gelijk voor de wet – hoewel ze nog maar op de lagere school zat. Net als haar tienerbroers trok ze zich vaak terug op haar kamer met die laptop. Tot een broer onverwachts kwam binnengewandeld en zijn zus naakt voor de webcam aantrof. Bleek dat ze aan het chatten was met een vriend van één van die oudere broers, die haar had overtuigd zich uit te kleden. Dat meisje was veel te jong om te beseffen waarmee ze bezig was. Voor die ouders was dat natuurlijk schrikken, maar ze hebben het gelukkig heel verstandig aangepakt.»
HUMO Zijn lagereschoolkinderen te jong om zich alleen op het wereldwijde web te begeven?
SWINNEN «Eigenlijk wel. Een smartphone geef je ook best pas als ze naar de middelbare school gaan. Maar dat wil niet zeggen dat je ook tot dan moet wachten met hun mediaopvoeding: je kunt er niet vroeg genoeg mee beginnen. In het boek beschrijft mijn coauteur Stefaan Lammertyn, die de sociale media kent als zijn broekzak, heel mooi hoe hij zijn zoon verboden had om voor zijn 13de op Facebook te gaan. Precies op de dag van zijn 13de verjaardag heeft Stefaan samen met zijn zoon een account aangemaakt. Met zijn tweetjes hebben ze de privacy-instellingen geregeld.
»In tegenstelling tot wat sommige ouders denken, heeft het echt wel zin om de privacy-instellingen van je kind aan banden te leggen – zelf zijn ze daar écht niet mee bezig. Bovendien blijkt dat, als ouders een grens opleggen, de meeste jongeren hen daarin wel volgen. Ik weet het: het is wéér een extra taak voor de ouders, maar het is pure noodzaak.»
undefined
undefined
'Jongeren zijn slecht voorbereid op wat er allemaal binnenkomt via het internet'
MET DE KOOKWEKKER
HUMO Het is noodzakelijk omdat de digital native niet bestaat: de jongste generaties blijken het internet en alles wat daarbij hoort toch niet van nature in de vingers te hebben, zoals vaak wordt aangenomen.
SWINNEN «Die term werd in 2001 gelanceerd door de Amerikaanse schrijver Marc Prensky. Elk onderzoek dat nadien is gevoerd, bewijst het tegendeel. In het grote EU Kids Online-onderzoek gaf twee derde van de kinderen en jongeren aan dat ze niet méér weten over internet dan hun ouders. Het is niet omdat ze kunnen swipen en knopvaardig zijn, dat ze het internet ook kunnen gebruiken. Je zou denken dat het tegenwoordig heel simpel is om een werkje te maken voor school – alles staat online – maar niets is minder waar. Als je niet verder geraakt dan wat copy-pasten, heb je weinig aan het internet. Gericht zoeken moet je leren. Laat staan dat een kind vanzelf het fake news van het echte weet te onderscheiden.
»Voor scholen is daar een grote taak weggelegd. Het is goed dat ze kinderen leren wat gezond ontbijten is, maar mediawijs opvoeden is essentiëler, en zelfs even onontbeerlijk als seksuele opvoeding.»
HUMO Ouders reageren zo paniekerig omdat ze zelf bang zijn van het grote, boze internet.
SWINNEN «De reacties van ouders lopen uiteen: weten ze er weinig over, dan gaan ze vooral verbieden. Anderen hanteren een laisser-fairebeleid, omdat ze ervan uitgaan dat er toch niks te doen valt aan wat hun kinderen op hun smartphone of laptop uitspoken. Dat klopt niet: uit het EU Kids Online-onderzoek blijkt dat ouders meer invloed hebben op het mediagebruik van jonge kinderen dan ze zelf denken.»
HUMO Ouders overschatten ook hoeveel peuters en kleuters kunnen leren van schermpjes.
SWINNEN «Wetenschappelijk onderzoek heeft nog altijd niet aangetoond dat schermpjes echt een meerwaarde zijn. Welke vaardigheden heb je nodig om het te maken in het leven? Volgens Amerikaans onderzoek is dat communicatie, lezen en wiskunde – in die volgorde. Leesvaardigheid – niet alleen technisch lezen, maar ook echt begrijpen wat je leest – is veel belangrijker dan we denken. Maar onze kinderen lezen nog amper. Ze zijn heel visueel ingesteld en vinden lezen saai, omdat het niet interactief is. In een boek moet je je verdiepen, en diepgang is nu net iets wat kinderen niet leren op het internet: daar is alles heel oppervlakkig. Ik merk het bij mijn patiëntjes: ze lezen heel weinig, maar ze kijken wel onvoorstelbaar veel YouTube-filmpjes. Dat is dé hobby van jonge kinderen.
»Eén van mijn belangrijkste adviezen is: meten is weten. We moeten er ons bewust van zijn hoeveel tijd we online spenderen, en we moeten terug aandachtig leren werken. Een aanrader is de Pomodorotechniek: je zet een kookwekker op 25 minuten, en pas wanneer hij afgaat, mag je weer je telefoon of mails checken. Het doet wonderen voor je focus. Tijdens het schrijven van dit boek had ik mijn eigen versie: zolang de cd ‘You Want It Darker’ van Leonard Cohen op stond – hij duurt welgeteld 36 minuten – hield ik mijn focus bij het schrijven. Pas daarna mocht ik weer online.»
HUMO De beeldschermadviezen in het boek zijn wel erg streng: een kind van 8 krijgt maximaal een uur beeldschermtijd per dag, verdeeld in periodes van 30 minuten.
SWINNEN «Ik heb ze overgenomen van de Nederlandse mediaspecialiste Justine Pardoen. Het is geen ramp als een kind er een beetje overgaat – daarom zijn het richtlijnen – maar de regel die je wel beter volgt, is dat een kind onder de 2 jaar die schermpjes nergens voor nodig heeft. Leren doet een kind toch vooral van interactie. Als mama of papa zelf voorlezen, doet het kinderbrein er véél meer mee dan wanneer ze datzelfde verhaal bekijken op de iPad, waar ze er toch altijd nog visuele ondersteuning bij krijgen.
»Toen ik een tijdje geleden ging observeren in een kleuterklas, was er slechts één meisje in de poppenhoek aan het spelen. De rest van de kindjes liep maar wat rond. ‘Er wordt niet meer gespeeld,’ zei de juf, ‘er wordt alleen nog rommel gemaakt.’ Natuurlijk zitten die kleuters niet voortdurend op een schermpje, maar echt fantasierijk spelen moeten ze leren. Daarom is er hier in de wachtzaal geen scherm te vinden. In plaats daarvan heb ik geïnvesteerd in een nieuw keukentje en extra treinsporen.
»Ik merk ook dat veel kinderen vandaag problemen hebben met hun schrijfmotoriek. Ik maak me sterk dat het te maken heeft met al die schermpjes: ze worden gewoon veel minder gestimuleerd om te schrijven, te tekenen en te kleuren.»
undefined
'Ouders vragen weleens: 'We kunnen de iPad van ons kind toch niet afpakken?' Natuurlijk wel. Je zegt gewoon: 'Nu gaan we een paar nieuwe regels opstellen''
PRIKKELVRIJ
HUMO Moeten we ons ook zorgen maken over de invloed van het mediagebruik op de ontwikkeling van pubers?
SWINNEN «Als het gedrag van je puber offline oké is, dan zal het online ook wel in orde zijn.
»Met het boek willen we zeker niet de boodschap geven dat het allemaal foutloopt. Integendeel: het kan een enorme meerwaarde zijn, dus paniek is nergens voor nodig. We moeten ons er alleen bewust van zijn dat kinderen opgevoed moeten worden, en dat we hun ontwikkeling in de gaten moeten houden. De twee groepen die het grootste risico lopen, zijn de twee extremen: de jongeren die te weinig gebruik maken van internet en sociale media, en de jongeren die er te veel op zitten. De eerste groep heeft minder sociale contacten; de tweede groep loopt ook kans op vereenzaming. De groep tussenin zet zijn offline contacten gewoon verder online. Voor kinderen met autisme, die moeite hebben met contacten leggen, is het risico op internet- of gameverslaving groot. Maar als het binnen de perken blijft, kan het ook een zegen zijn: het is een makkelijke manier om deel te nemen aan de wereld. Het zijn de excessen waar we aandacht voor moeten hebben: té is nooit goed.
»Ik verwijs graag naar de breinboeientheorie van neuropsychiater Theo Compernolle: volgens hem slaan we, door constant online te zijn, ons brein in de boeien. Ook multitasken bezwaart ons brein. Eigenlijk is multitasken een illusie: we denken dat we dingen tegelijk doen, maar eigenlijk doen we veel dingen heel snel na elkaar. Een halfuur ononderbroken werken is tien keer zo efficiënt als tien periodes van drie minuten waarin we verschillende taken afwisselen.
»Volgens Compernolle heeft ons brein ook last van de constante stress die veroorzaakt wordt door ons online gedrag. Dat zie ik in mijn praktijk: sinds een jaar of 5 komen oncontroleerbare tics bij kinderen en jongeren veel meer voor. Tics ontstaan – als je er gevoelig voor bent – bij overprikkeling van het brein. Als kinderen te veel prikkels krijgen, schiet hun systeem automatisch in actie met iets wat het ooit al heeft gedaan – ze knipperen met de ogen, vegen het haar uit hun gezicht, geven een korte, harde schreeuw. Die tics kunnen echt ver gaan. Door constant naar een scherm te kijken, komen kinderen niet meer tot rust. En wij ook niet, trouwens. Hoeveel mensen zitten ‘s avonds niet voor tv met de tablet op schoot? We beseffen zelfs niet meer hoe weinig we nog prikkelvrij zijn.»
HUMO Ouders hoeven niet te panikeren: van de 7 angsten waar ouders mee zitten omtrent nieuwe technologie – dat hun kinderen contact verliezen met de echte wereld, dat ze zich op het internet anders voordoen en dat daardoor hun zelfbeeld wordt aangetast – valt weinig bewijs te vinden.
SWINNEN «De enige van de 7 angsten uit dat Amerikaanse rapport die wél is bewezen, is dat schermgebruik een negatief effect heeft op de slaap. In de 25 jaar dat ik over opvoeding praat, is slaap altijd al een probleem geweest, maar nu loopt het de spuigaten uit, omdat de smartphone ’s nachts naast of in het bed blijft liggen. De helft van de 11- tot 18-jarigen kijkt ’s nachts naar YouTube of zit op Snapchat. De meerderheid van de kinderen wordt ’s nachts meermaals wakker van de gemiddeld honderd sms’en die binnenlopen. Hallucinante cijfers zijn dat. Niet moeilijk dat ze geen oog meer dichtdoen. Voor mij is de beste regel: lichten uit, schermen uit.
»Voor de andere angsten bestaat er inderdaad geen wetenschappelijk bewijs, maar dat wil niet zeggen dat we het niet in de gaten moeten houden. Als ik nadenk over wat ik de voorbije maanden heb gezien en gehoord, dan vind ik dat we toch voorzichtig moeten zijn.
»Ik heb hier twee meisjes geholpen die allebei bijna hetzelfde hadden meegemaakt: ze hadden online nauw contact gekregen met een jongen. Na jarenlang chatten gingen die jongens dood: de ene kreeg kanker, de andere stierf in een ongeval. De meisjes waren er het hart van in, tot door stom toeval aan het licht kwam dat ze waren meegesleept in een verhaal van leugens: de vrienden aan wie ze jarenlang al hun hartsgeheimen toevertrouwd hadden, maar die ze nooit in levende lijve gezien hadden, bleken bedriegers. Voor die meisjes was het heel moeilijk om te aanvaarden dat ze in de luren waren gelegd: ze wilden het zelfs niet geloven. Eén van hen leek zelfs bereid die fictieve chatvriend te volgen in de dood. Het heeft hen jaren gekost om daarvan te herstellen.»
REBOOTEN
HUMO Wat met de gameverslavingen waarover zoveel ouders klagen?
SWINNEN «Die discussie krijg ik hier zo vaak dat ik ze haast kan dromen. Dan komt er weer een ouder in paniek binnen: ‘Mijn zoon is gameverslaafd.’ Waarop de zoon altijd: ‘Maar ik ben niet verslaafd!’ Uiteindelijk moet ik de zoon meestal gelijk geven: minder dan 1 procent van de gebruikers zijn verslaafd. We spreken pas van verslaving als het een invloed heeft op de rest van je leven. Al neemt dat niet weg dat die 1 procent neerkomt op best veel jongeren. Het CAD Limburg heeft dit jaar voor het eerst een Reboot Kamp georganiseerd, om gameverslaafde jongeren weer goesting te doen krijgen in andere manieren om zich te amuseren.
»Ook daar moeten ouders zich bewust van zijn: rebooten – opnieuw beginnen – kan altijd. Je hoeft je als ouder niet compleet machteloos te voelen. De klok terugdraaien kan niet, maar je kan wel altijd aanpassingen doorvoeren. Als ouders klagen dat hun kind te veel op de iPad zit, dan vragen ze: ‘We kunnen dat ding toch niet afpakken?’ Natuurlijk wel. Je zegt gewoon: ‘Nu gaan we een paar nieuwe regels opstellen.’ Niet plezant, maar het moet. Om die nieuwe regels kracht bij te zetten, doe je best zelf mee. Eén avond per week stopt bijvoorbeeld iedereen zijn smartphone en zijn tablet in een doos en doen jullie andere dingen.
»We moeten eerlijk zijn: we geven zelf niet altijd het goeie voorbeeld. Veel ouders hebben snel het gevoel dat de kinderen overdrijven, maar overdrijven ze zelf niet een beetje met hun smartphones? Ik had zelf ook de gewoonte om Candy Crush te spelen tijdens lange autoritten. Daar ben ik mee gestopt – nu praat ik weer gewoon met mijn man in de auto. Ik ken zelfs ouders die Pokémon Go spelen. Ze rijden het hele land rond naar plekken waar veel van die dingen te vangen zijn. Hun zoon vindt het verschrikkelijk. Dat is de omgekeerde wereld, hè.»
Lieve Swinnen, ‘#Help! Mijn kind leeft online’, Van Halewyck