null Beeld

Karl Ove Knausgård - Het Amerika van de ziel

Karl Ove Knausgård is de vermaardste scatoloog van Scandinavië, en om die titel te verdedigen is net de Nederlandse vertaling van ‘Het Amerika van de ziel’ (De Geus) verschenen, een essaybundel waarin ook ‘De bruine staart’ is opgenomen. In een exposé van 22 pagina’s heeft de Noor het daarin over de geneugten, het inherent dwingende karakter en andere fun facts van het kakken. Knausgård is in zijn element als hij neutraal, bijna wetenschappelijk en zonder puberale mopjes kan beschrijven waar andere auteurs hun handen van afhouden. De samenvatting komt al vroeg: ‘Lust is verbonden met verlossing: het is heerlijk om zaad te spuiten, het is heerlijk om te niezen, het is heerlijk om te poepen.’

Frederick Vandromme

Knausgård is het bekendst om zijn autobiografische romans – miljoenen lezers zijn dankzij de zesdelige ‘Mijn strijd’-cyclus op de hoogte van zijn ontbijtrituelen en erectiestoornissen – maar zelf vindt de schrijver zijn essays beter. Die schrijft hij voor The New York Times, voor The Paris Review of voor de leut. En twee jaar geleden voor het vierluik ‘Herfst’, ‘Winter’, ‘Lente’ en – als Knausgård ergens aan begint, laat hij niet af – ‘Zomer’.

‘Het Amerika van de ziel’ bloemleest nu uit de traktaten die hij tussen 1996 en 2013 heeft geschreven. Knausgård mijmert daarin over wolken, Led Zeppelin en Bijbelvertalingen. ‘Als indertijd iemand mij, als 17-jarige hartstochtelijke atheïst en antichristen, had verteld dat ik me twintig jaar later even hartstochtelijk zou bezighouden met vragen over de Bijbel, had ik waarschijnlijk gedacht dat ik verraad pleegde tegenover mezelf.’ Hij plaatst ook voetnoten bij het geval Anders Breivik, bericht over de dood en onderstreept het belang van de Noorse gigant Knut Hamsun, de schrijver die in 1920 de Nobelprijs voor Literatuur heeft gewonnen, later dweepte met het nationaalsocialisme en hier in niet minder dan zes essays wordt vermeld.

De in totaal achttien teksten zijn afwisselend maatschappijkritisch, kregelig en – bijvoorbeeld over het werk van fotografes Cindy Sherman en Francesca Woodman – bewonderend. Soms ook iets te langdradig, en af en toe lijkt hij al in de derde alinea te zijn vergeten welk punt hij precies wilde maken. Elders kruipt hij zo diep in zijn eigen hoofd dat je als lezer hard moet lopen om te kunnen volgen. Voor wie straks een nieuwe Knausgård in zijn reiskoffer wil stoppen: naast het zwembad en de cocktail zult u ‘Het Amerika van de ziel’ slechts met moeite uitgelezen krijgen.

De schaamteloze eerlijkheid die als een sluier over ‘De bruine staart’ ligt (nog één keer: ‘Mijn anus was vochtig en ik wist dat het lastig zou worden om helemaal van de hal naar de wc te komen zonder dat mijn toestand zichtbaar zou worden’), is elders zijn grootste kracht. Als hij toegeeft dat hij het zelf ook allemaal niet meer weet. Wanneer hij opbiecht dat hij niets van Bach of Mozart snapt – ‘Soms draai ik dat soort muziek, maar het zegt me niets, ik zou net zo goed op de keukenvloer naar de afwasmachine kunnen zitten luisteren’. Of wanneer we in ‘De oneindige sfeer van de berusting’ leren dat zijn jongste dochter het leven samenvat als ‘Eten, slapen, doodgaan’. Daaruit blijkt dat zijn grootste angst – dat hij zijn te nuchtere, klinisch depressieve kijk op de wereld aan zijn kinderen zou doorgeven – al half is bewaarheid.

In acht genomen dat de karige schrijfstijl van de Noor doet vermoeden dat, wat NRC-journalist Peter Zantingh ooit schreef, ‘er slechts een dun laagje schrijverschap over een Wikipedia-pagina is gelegd’, heeft hij wél een unieke stem. De verbanden die hij bij elkaar redeneert – zoals wanneer hij de grootste gemene deler van Breivik, Gustave Flaubert en World of Warcraft zoekt – zijn soms vergezocht of pedant, maar zelden platgetreden of cliché.

‘Het Amerika van de ziel’ is verder ook interessant voor de monomane Knausgård-fan die retroactief de eerste stapjes van de schrijver wil volgen. Die kunnen beginnen bij ‘Op de bodem van het universum’ (over Dante’s ‘Inferno’) of ‘De Sandhornet’ (over de gelijknamige berg in Noorwegen), stukken uit 2000 en 2002, toen hij nog naar een eigen register zocht.

In zijn essays legt Knausgård naar eigen zeggen zijn meest authentieke stem. ‘Zelfs als ik in mijn romans over mezelf schrijf, ontstaat er door de regels van het genre een vervelende afstand tussen mij en de lezer. In mijn non-fictie leer je me het best kennen.’ Tot aan het gaatje!

Frederick Vandromme

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234