Kees van Kooten / Tom Lanoye - Luim. Het Komrijk van Kees van Kooten / Dwars. Het Komrijk van Tom Lanoye
Hoe een hyena lacht, weet je pas als je een lachende hyena tegenkomt. Leren we bij Tom Lanoye, die het dan heeft over zijn eerste ontmoeting met de polemische geschriften van Gerrit Komrij. Lanoye is één van de vier auteurs die van De Bezige Bij een persoonlijke selectie uit Komrijs werk mocht maken. De zijne heet ‘Dwars’.
De bundel ‘Averechts’ (1980), herinnert Lanoye zich, blies hem van zijn sokken, dat genre kende Vlaanderen alleen in dwergvarianten. Hij neemt dus behoorlijk wat teksten uit ‘Averechts’ op, en blijft zichzelf ook getrouw door voorts veel fraais te kiezen over (kunst-)politiek, theater en poëzie. Plus een lange tekst tegen de scientologybeweging.
Komrij wordt niet heilig verklaard in Lanoyes inleiding. In de scheldprozaïst Komrij erkent hij zijn meerdere, de dichter Komrij prijst Lanoye, maar er zijn ook een paar Komrijs die hij afvalt: ‘Over zijn toneel zwijgen we zedig; over zijn proza fluisteren we in milde onenigheid…’
Ook Kees van Kooten noteert een reserve in de inleiding op zijn keuze: ‘Heel eerlijk gezegd bekruipt mij, met name bij het lezen van zijn kritische stukken, weleens de neiging om oneerbiedig ‘Schiet op, Ger!’ te mompelen!’ Om zelf het tempo in de wedstrijd te houden, heeft Van Kooten spaanders weggehakt uit teksten van Komrij, dikwijls van een paar honderd woorden lang. Dat mag dan alweer oneerbiedig zijn, het levert ook voor wie vertrouwd is met Komrijs werk een frisse blik op zijn proza op, en toont ook goed de breedte van zijn blikveld: het kan over anti-amerikanisme gaan, over een gelukt gedicht, een mislukt gebouw of het vangen van een meikever.
‘Luim’ is het overkoepelende steekwoord voor Van Kootens selectie, wat nauwelijks voor lolligheid blijkt te staan, maar wel voor aanstekelijk geformuleerde reflecties en observaties. Van Kooten blijkt ook een voorkeur te hebben voor de pastiches van Komrij en had het goede idee een nauwelijks vindbare tekst van ruim zestig bladzijden in zijn geheel op te nemen: ‘De Muze in het kolenhok’. Daarin becommentarieert Komrij – speels, energiek, erudiet, het hele Komrij-wezen is in de weer – een reeks vertalingen van het gedicht ‘Hälfte des Lebens’ van Hölderlin: een masterclass poëzie én vertalen.
Van Kooten nam ook een knap stuk op waarin Komrij het over Van Kooten heeft, maar ook algemener over humor, en ik geloof ook over zichzelf: ‘Als je behept bent met de gave van het observeren, met een hyperbewustzijn en een neurotisch vermogen tot empathie, kun je eraan bezwijken. Je kunt er ook luid tegenin gaan kakelen, tot vermaak van de medemens.’
Na Lanoye en Van Kooten komen in september nog Bas Heijne (‘Drift’) en Hanna Bervoets (‘Wild’) aan de beurt: in het zo uitgebreide ‘Komrijk’ vallen met gemak wonderlijke expedities naar alle vier de windstreken te maken.