Koppensneller Herman Brusselmans: 'Een alcoholist achter het stuur is als een pedofiel in het derde leerjaar van de Sint-Augustijnschool'
Herman Brusselmans gaat iedere week op zoek naar het verhaal achter een opvallende kop in de krant of op een nieuwssite.
undefined
'Op de achterbank is plaats voor minstens één kindje. Ik kijk de toekomst met vertrouwen tegemoet'
De laatste keer dat ik met de auto reed, was op 17 januari 1991. Ik had zo’n stuk in m’n kloten dat ik niet eens meer wist met welke auto ik op pad was. Later vertelde de politie mij dat het een Citroën BX break betrof. Dat kon kloppen, want dat was sinds jaren mijn oude trouwe autootje, waarmee ik vele kilometers had afgelegd, telkens zo bezopen dat de alcoholgeur die in de Citroën hing een olifant kon vellen. Maar goed, op die 17de januari reed ik naar huis, hoewel ik bij God niet wist waar dat huis zich kon bevinden. Later bleek dat in de Leeuwstraat in Gent te zijn. Dat kon kloppen, want daar woonde ik in een tof doch gezellig vrijgezellenflatje, met in de ene hoek een potplant, in de andere hoek een paraplubak, en wat er in de twee overblijvende hoeken stond, al sla je me dood, dat weet ik niet meer.
Slingerend van links naar rechts of vice versa, en me er geen bal van aantrekkend dat de rijbaan ook voor de tegenliggers was bestemd, gaf ik gas en ontkoppelde ik en remde ik, allemaal zonder enig systeem, en claxonneren deed ik ook, om voetgangers en fietsers te waarschuwen dat ik eraan kwam. Hoewel het niet regende, had ik de ruitenwissers aangezet: een beetje beweging voor je ogen die alles dubbel zien, dat is toch leuk? Dat kon natuurlijk niet blijven duren, en toen er ineens een boom voor mij opdoemde, dacht ik: kijk nu, de bomen zijn op stap vanavond. Een botsing kon derhalve niet uitblijven.
Omdat ik indertijd een gordel iets vond voor vrouwen, homoseksuelen en allochtonen, werd ik met m’n kop tegen de voorruit gekatapulteerd. Dat kon niet gezond zijn. Dat bleek toen ik wakker werd in het ziekenhuis met hoofdpijn, een buil, een gebroken neus, een scheef hangend sleutelbeen, een verzwikte enkel en een te hoge bloeddruk. Algauw werd ik geconfronteerd met twee politiemannen. Die vertelden me dat ik 4,2 promille in m’n bloed had. ‘Hoe kan dat nu?’ zei ik. ‘Ik heb godverdomme maar 25 whisky-cola’s gedronken, en 10 glaasjes bier, want dorst dat ik had, agenten, dórst. Zoveel dorst had ik in m’n hele leven nog niet gehad.’
Enfin, heel die shit heeft me veel geld gekost, en m’n Citroën BX break kon naar de schroothoop. Op de één of andere manier liet ik me door dat incident beïnvloeden, in die zin dat ik dacht: ik kan misschien maar beter stoppen met autorijden, want een alcoholist achter het stuur, dat is als een pedofiel in het derde leerjaar van de Sint-Augustijnschool in Waarschoot, daar komen brokken van. Tja, mijn vergelijkingen sloegen in die tijd nergens op, wat trouwens ook door de drank kwam.
Ik stopte derhalve met autorijden, en merkwaardig genoeg stopte ik een tijd later ook met drinken, wat niet zo simpel was. De cold turkey duurde weken en zorgde voor moeilijk in te schatten afkickverschijnselen, zoals ratten in de kamer zien lopen, mieren over m’n armen zien kruipen, het plafond zien golven en de potplant met één sprong in de paraplubak zien belanden.
Na een week of zes was ik echter clean, maar opnieuw achter het stuur plaatsnemen deed ik niet. Ik had weliswaar een motorfiets voor korte tochtjes onder een zomers zonnetje, maar ik verplaatste me, als ik ergens heen moest en het voor de motor te ver was, zeker bij slecht weer, met de trein, de tram, de bus of met m’n chauffeur Robbie, die me veel geld kostte, maar die me veilig overal naartoe bracht. Jaren en jaren ging dat op die wijze, tot ik dit jaar dacht: ik ben er klaar voor, ik ga weer met de auto rijden. Ik dus naar het Autosalon om een wagen te kopen. Ik ging langs bij stands van allerlei merken en iedereen probeerde me een SUV aan te smeren, omdat die enorm in de mode zijn. Ik wilde niettemin een sportmodelletje, omdat ik houd van snelheid, de blits maken en mensen imponeren met m’n materieel bezit. Het duurde dan ook niet lang eer ik de nieuwe Porsche 911 Carrera aanschafte. Toegegeven, ’t is geen goedkoop ding, maar ik zeg altijd: als ik godverdomme al geen Porsche zou kopen, wie dan wel? Eerst deed ik een proefrit, en met 260 per uur vlamde ik over de ring van Brussel. Nou, die Porsche viel me wel mee, en morgen wordt m’n exemplaar geleverd in een oranje kleur met felgele horizontale strepen. Op het linkerportier staat ‘Herman’ gedrukt, en op het rechterportier ‘Lena’, want dat is m’n geliefde verloofde. We hopen samen met de Carrera vele gelukkige jaren te beleven, en op de achterbank is plaats voor minstens één kindje. Ik kijk de toekomst met vertrouwen tegemoet.