'Kunnen vossen lachen?' Dwarskijker over 'Wanderlust' en 'Axel opgelicht'
Het kwam me tijdens 'Wanderlust' voor dat iemand die zich 'zonder vooraf opgestelde vragen' aanmeldt, voornamelijk een klankbord is.
Wanderlust
Canvas – 5 & 12 september
Alicja Gescinska is zowel Pools als Vlaams en ook nog eens doctor in de wijsbegeerte: ga er potjandorie maar eens aan staan. In ‘Wanderlust’ loopt zij met levensbeschouwelijke bedoelingen bij markante figuren aan van wie ze in het bijzijn van een cameraploeg aanstekelijke inspiratie verwacht. Ik las dat ze die bezielers ‘zonder vooraf opgestelde vragenlijst’ tegemoet treedt, om zo vrij mogelijk op ze te kunnen inspelen. Uit de eerste twee afleveringen bleek dat ze geen onbekende was voor de cultuurdragers bij wie ze op visite ging – er heerste een zekere vertrouwelijkheid waarbij men elkaar achteloos bij de voornaam noemt, zonder daarom daadwerkelijk bevriend te zijn.
Roger Scruton, de conservatieve Britse filosoof, hield verblijf in een uithoek van het graafschap Wiltshire, waar de verreikende natuur overrompelend groen kan zijn, vooral als er op een zonovergoten dag een Belgische cameraploeg langskomt. Daar, waar de moderniteit en de jakkerende 24-uurseconomie veraf lijken – een luchtspiegeling als een andere – betrekt hij met zijn gezin en nog andere levende have een verweerde en met het landschap vergroeide boerderij die hij, met inbegrip van de omliggende weilanden, Scrutopia noemt: een particulier Utopia voor hem en zijn geliefden. Om de simpele reden dat zijn utopie haalbaar en leefbaar is, wijkt ze volgens hem grondig af van de veel te theoretische en daardoor doodgeboren marxistische utopie die hij hartsgrondig verfoeit, maar dan wel op z’n Engels: ironisch, langs de neus weg, zonder vertoon van hartstocht. Eén van de inwoners van Scrutopia is Desmond, een majestatische hengst, die we ook te zien kregen. De 72-jarige filosoof viel nog niet zo lang geleden tijdens een vossenjacht van zijn paard. Als traditionalist is de filosoof voorstander van de voorouderlijke jacht, die hij uiteraard als een vorm van natuurbeheer ziet: ‘We zijn op aarde om de natuur te beheren.’ Maar goed, de val van zijn paard kwam hem op vier dijbeenfracturen te staan, waardoor hij nog altijd op een wandelstok moest steunen. Kunnen vossen lachen?
Zijn nog niet volkomen geheelde dijbeen belette hem niet om Alicja Gescinska met een zeker enthousiasme zijn schilderachtige domein rond te leiden, waar ze zijn vier koeien hielp voederen. Het gesprek ging in het voorbijgaan over schoonheid als zingever, over de ouderdom die hem al met al welgevallig was en over het tijdig aanbreken van een fles bourgogne. En over de uiteindelijke dood die hij niet vreesde, in tegenstelling tot de ellende die er meestal aan voorafgaat. In het plaatselijke kerkje – hij hangt de Church of England aan – deed hij dienst als organist, want benevens filosoof is Scruton ook een musicus die weleens iets componeert. Daar ging het gesprek over ‘de aanwezigheid van God’ die hij als kind al had gevoeld. Het begon me op te vallen dat de huidige toestand van de wereld niet aan bod kwam in het gesprek met Scruton, terwijl ik toch benieuwd was naar wat hij zoal over bijvoorbeeld de brexit, het vluchtelingenvraagstuk en de aanwezigheid van God in de politieke islam dacht. Nu ja, mogelijk is de ontkenning van de actualiteit niet ongebruikelijk in Scrutopia. Het kwam me ook voor dat iemand die zich ‘zonder vooraf opgestelde vragen’ aanmeldt, voornamelijk een klankbord is. Hoe het ook zij, Roger Scruton heeft die keer eend voor haar en haar cameraploeg bereid, ongetwijfeld op voorouderlijke wijze.
In de tweede aflevering maakte ik kennis met de Schotse kunstenaar Alexander Stoddart, wiens naam niet tot mijn parate kennis behoorde. Hij woont alleen – gescheiden – in zijn ouderlijk huis in het provinciestadje Paisley nabij Glasgow. In 2008 was hij hofbeeldhouwer in dienst van Hare Majesteit Elizabeth II van Engeland, en Alicja Gescinska wist dat hij ‘één van de meest gerenommeerde klassieke beeldhouwers van het Verenigd Koninkrijk’ is. En alweer een conservatief. Zijn werk is neoklassiek en doet dus laatachttiende-eeuws, vroegnegentiende-eeuws aan. Uit zijn sculpturen van bijvoorbeeld Eos, in de Griekse mythologie de godin van de dageraad, en Hypnos, de god van de slaap, bleek virtuoze ambachtelijkheid en niets anders. Zijn werk is geheel gevrijwaard van sporen van de 20ste en de 21ste eeuw. We mogen dus aannemen dat Stoddart een hekel heeft aan hedendaagse kunst, zodat ik hem, om hem enthousiast aan de praat te krijgen, meteen het Engelse begrip Turner Prize had toegeworpen. Misschien zou ik hem ook zeggen dat ik een bewonderaar van Tracey Emin ben, en dat ik haar zelfs een zogeheten topwijf vind. Zulke truuks zullen natuurlijk eerder in een journalistieke etter dan in de levensbeschouwelijke Alicja Gescinska opkomen. Ieder zijn oud ambacht.
Het duurde niet lang of ik begon de neoklassieke beeldhouwer enigermate te mogen: hij had het over ‘de pijnstillende roes’ van het scheppingsproces en vertelde beeldend, bijna verlekkerd, over de gewilligheid van klei, het basismateriaal van de beeldhouwer, dat hij modder noemde. Hij maakte bezwaar tegen standbeelden van mensen die nog in leven zijn: ‘Dat willen alleen dictators.’ Een borstbeeld van levende mensen was dan weer wel fatsoenlijk, want zo’n buste vond hij een document. Het document dat hij van zijn moeder had gemaakt, beviel haar niet, zou hij later een beetje sip bekennen. Hij sprak ook vrolijk over zijn verlangen naar niet-zijn, en hij meende ook te weten dat vooral aardige mensen naar niet-zijn uitkeken. Hij deed voor het overige niet dik over beeldhouwkunst: hij vond in ieder geval niet dat er ‘iets in tot leven komt’. ‘Wie dat beweert, ontkent de kunst,’ voegde hij eraan toe.
Volgens zijn oude moeder was hij een groot kenner van het Nieuwe Testament. Als hij in zijn atelier even de meegaande modder voor bekeken hield, mocht hij graag in de Bijbel lezen. Hij was, behalve een beeldhouwer die de Bijbel kent, volgens mij ook een schalkse British eccentric die Alicja Gescinska met een zeker genoegen de plek onder de piano aanwees waar zijn ouders hem volgens de overlevering verwekt zouden hebben. ‘Als ik ga sterven,’ zei hij, ‘dan kruip ik onder die piano om er m’n laatste adem uit te blazen. Dan is de cirkel rond.’ In zijn slaapkamer toonde hij de Pools-Vlaamse doctor in de wijsbegeerte ook graag hoe hij erbij lag in bed – hij deed zelfs eventjes voor hoe een vampier er in zijn bed bij zou liggen. Van levensbeschouwing alleen kan een mens niet leven: all work and no play makes Jack a dull boy, nietwaar? En saai leek Alexander Stoddart me niet bepaald. Hij vertelde ook dat hij, als protestants kind, het woord ‘katholiek’ zoveel mooier vond klinken dan ‘protestant’, en ‘rooms-katholiek’ klonk naar zijn smaak nóg mooier. Het proeven van die woorden noemde hij zijn eerste esthetische ervaring, die tevens ‘een zintuiglijk, muzikaal oordeel’ was. Ik meen dat genot te begrijpen. Zelf heb ik op dit moment smaak in het woord ‘Wanderlust’, om maar eens een voorbeeld te noemen.
Het moet maar eens gezegd worden dat ik graag opkom voor de minderheid die naar dit programma kijkt, al was het maar omdat ik daardoor ook mezelf een dienst bewijs.
undefined
undefined
'Mijn veranderlijke ziel is soms een middelbare, enigszins afgetobde huisvrouw die precies weet welke droge witte wijn de warenhuisketen Aldi in de aanbieding heeft'
Axel opgelicht
VTM – 13 september
Ik zal weleens beweerd hebben dat ik, eenmaal van mijn taak ontheven, alleen nog naar Canvas zal kijken, terwijl ik geenszins een cultureel correcte kakker wil zijn die aan Canvas genoeg beweert te hebben. Ik zit misschien wel ingewikkelder in elkaar dan de meeste voorbijgangers denken. Mijn veranderlijke ziel is soms een middelbare, enigszins afgetobde huisvrouw die precies weet welke droge witte wijn de warenhuisketen Aldi in de aanbieding heeft. Zo nu en dan beleeft die huisvrouw veel plezier aan trash-tv, laatst nog aan ‘Axel opgelicht’, het soort programma waar je bij Canvas naar kunt fluiten.
In beginsel waarschuwt ‘Axel opgelicht’ Vlaamse toeristen voor hedendaagse beurzensnijders in buitenlandse metropolen, aan de hand van enkele rauwe, vaak vanuit een weekendtas gefilmde praktijkvoorbeelden. ‘Axel opgelicht’ lijkt dan ook een zeker nut te hebben, maar nog het meest is het een klinkklaar amusementsprogramma waarin de acteur Axel Daeseleire, die ik waardeer, een opgevoerde Antwerpenaar neerzet, een man uit naar schatting één stuk, voor wie overgeven tot nader order ‘spouwen’ is.
Axel Daeseleire, in een autobiografische karakterrol, wordt zienderogen de dupe van de eerste de beste kleine oplichter of gauwdief die hem volgens het scenario komt aangewaaid. Tussen twee afzetterijen of berovingen in laat hij nooit na hoog op te geven van de stad Antwerpen. Is hij in Praag, de Gouden Stad aan de Moldau of, zo u wil, de Stad van de Honderden Torens, dan zie je hem in het Antwerps denken: ‘Mooi hoor, maar toch Antwerpen niet, de stad waar as ek zen gebore.’ Er hangt hem in de grootste havenstad van ons land ongetwijfeld een ereburgerschap boven het hoofd. Een ruiterstandbeeld op Linkeroever zit er misschien ook wel in, ooit.
In Praag riep Axel Daeseleire geldwisselaars ter verantwoording die met een aan hun loket aangepast gezicht een woekerachtig commissiebedrag aanrekenden. Door middel van een soort wisseltruc in hun voordeel kwamen ze daar probleemloos mee weg: ze schoven de toerist die euro’s in kronen wilde wisselen routineus een officieel document in het Tsjechisch onder de neus. Die toerist ondertekende het meestal blindelings, waarna de transactie op slag onomkeerbaar was: toen het de toerist daagde dat die kronen veeleer doornenkronen waren, was het al te laat. Axel Daeseleire trof in het centrum van Praag één billijke geldwisselaar aan, wiens naam en adres duidelijk in beeld hadden moeten verschijnen. Dit onderwerp was leerzaam voor de argeloze Vlaamse consument in den vreemde, maar meestal lijkt het personage Axel Daeseleire zich tot een ander publiek te richten: ik denk aan manspersonen die hun vrijgezellenavond in het buitenland doorbrengen, en bijvoorbeeld in Londen, bij 4 graden Celsius, per se van een fietstaxi gebruik willen maken, opdat ze achteraf misbaar zouden kunnen maken over het wel heel erg variabele tarief van die fietsende slaven. Londen heeft overigens uitstekend openbaar vervoer met een vast, door Elizabeth II in hoogsteigen persoon bekrachtigd tarief.
Het personage Axel Daeseleire was in Londen eensklaps toe aan wat hij een ‘medische massage’ noemde. Daarom richtte hij zijn schreden naar morsige Aziatische massagesalons, waar een beetje patiënt doorgaans geen medisch soelaas gaat zoeken. Hoewel hij een goed acteur is, vond ik zijn verbazing te nadrukkelijk gespeeld toen een masseuse hem tegen extra betaling een happy ending voorstelde. Deze sekswerkster deed namelijk haar werk.
Vermaak na arbeid is mooi, maar nog mooier is vermaak als arbeid: zowel in Praag als in Londen kwamen Axel Daeseleire en zijn posse, op zoek naar ontspanning, in schimmige strip- en sekstenten terecht waar ze door halfnaakte gezelschapsdames – ’t kunnen ook gewone snollen geweest zijn – volgens de regels van hun kunst werden genaaid. Types uitzuipen, terwijl ze zelf bloednuchter blijven, is al sinds het begin der tijden deel van het metier van die vakvrouwen. Nu, dat ze Axel en zijn maats geheel naar wens afzetten, was een meevaller voor zijn programma, zodat realistische verontwaardiging hem zichtbaar moeite kostte, hoe goed hij als acteur ook mag zijn. Oprecht jammer dat de pronte gezagvoerster van die tent Axel de helft van zijn investering teruggaf, omdat ze vond dat haar personeel zich niet aan de afspraak had gehouden, en mogelijk ook omdat ze de verborgen camera in het snotje had. Wist zij veel dat Axel onkosten kon declareren. Die meiden kregen als toegift ook nog een telegenieke uitbrander. Zou ze nu nog gezagvoerster zijn?
We vernamen dat het stelen van het nieuwste modelletje smartphone in de hippe Oost-Londense wijk Shoreditch een op zichzelf staande bedrijvigheid is, en dat helers zich in die bruisende buurt zonder blikken of blozen als nette winkeliers voordoen. Het personage Axel Daeseleire testte zijn fonkelnieuwe smartphone uit door even naar zijn moeder te bellen, codenaam: ‘moekie’. Vervolgens vatte hij ’s avonds opzichtig telefonerend op straat post. Uit het niets dook een kracht op die de smartphone van Axel geheel naar wens weggriste en er zijns weegs mee schichtte. Dat beeld, dé jachttrofee van dit programma, kregen we wel drie keer te zien. Als door een Oost-Londense daas gestoken, begon het personage Axel Daeseleire achter de dief aan te rennen, die zich zo snel uit de voeten maakte dat hij er onder het lopen onzichtbaar van werd. Daardoor leek het alsof het personage Axel Daeseleire, nu een actierol, niet eens wist of hij wel de juiste kant uit holde. Zijn gehijg en gesteun was uitstekend gespeeld, zij het misschien net iets te realistisch. Aangezien misdaad vaker loont dan spreekwoorden ons voorhouden, ontkwam de dief. Om de spanning erin te houden, en misschien wel hopend op een happy ending, hing Daeseleire ook nog onverrichter zake rond in een bescheiden buurt waar zijn gestolen smartphone volgens de app Find your Phone voor het laatst om zijn rechtmatige eigenaar had geroepen, wellicht in het Antwerps.
Ik kijk nu al uit naar de volgende aflevering, waarin het personage Axel Daeseleire in het overbevolkte Mumbai – lonkt Bollywood? – willens en wetens de klos zal zijn. Als je daar door paupers bestolen wordt, doe je vanzelf aan armoedebestrijding. Dat scheelt.
Rudy Vandendaele