Kurt Vile & The Violators (AB)
Verkouden na het aarzelende winterweer, boos om de aankoop van de F-35’s en de Braziliaanse verkiezingen, teleurgesteld dat Frances Lefebure nog áltijd niet heeft gereageerd op je Instagram-tekstje? Geen nood: Kurt Vile stond in de AB om alles - al was het maar even - weer goed te maken.
Wie mag die sjofele Kurt Vile nu niet? Toen ik ‘m een paar jaar geleden interviewde, vroeg hij in het midden van een antwoord of ik ‘geen zin had in nootjes’, waarna hij me uitnodigde om zoveel mogelijk borrelhapjes van de hotelbar naar binnen te kieperen. Hij is de jongen uit de klas die tot twaalf uur in zijn bed ligt te ruften en dan iedereen onder tafel praat op het mondeling examen. Degene die tijdens een fuif verlegen in een hoek gaat staan, maar aan het einde van de avond wel die knappe griet zit binnen te doen. Heden maakt hij rock voor mensen die hun wekker het liefst vijf keer na elkaar op snooze zetten.
Het optreden begon niet met een bang, maar met een sympathiek klopje op de schouder, een schuchter trekje van een sigaret. ‘Loading Zones’ - uit nieuwe plaat ‘Bottle It In’, nog relaxter en doellozer dan anders - dingde niet meteen mee naar de Nobelprijs voor Gitaarkunde, maar zomerde wel een eind weg. Het is een nummer over het vermijden van parkeerboetes (‘That's the way I live my life / I park for free’) en de stakes werden nooit hoger dan dat. Toon gezet. Ook in vierde versnelling kan het aangenaam cruisen zijn.
undefined
‘Bottle It In’ is een plaat zonder kop of staart, rhyme or reason, maar ik heb er nu wel al twaalf keer voor de volle tachtig minuten naar geluisterd. In totaal een uur of zestien. De belangrijkste reden daarvoor is misschien wel Kurts beste nummer tot nog toe: wat ‘Thinking of a Place’ (11:12) was voor The War on Drugs, dat is ‘Bassackwards’ (9:47) voor Kurt. Tijdens de prachtige liverenditie van vanavond klonk hij als de kleine broer van Adam Granduciel, alsof hij zijn gitaar had meegenomen naar Joshua Tree om daar in een wigwam peyote te nemen en al zingend de deur naar zijn ziel open te zetten. Onbestemdheid als poëzie. Goeie titel ook, ‘Bassackwards’.
Een constante in het optreden: na de Grote Pilaren die de set ondersteunden, volgden steevast vluchtige nummertjes die minder indruk maakten. Na ‘Bassackwards’ was dat bijvoorbeeld het normaal geweldige ‘Jesus Fever’, dat hier kwam en ging zonder dat het in je kleren bleef zitten. Dan liever ‘I’m an Outlaw’, waarvoor Kurt zijn banjo bovenhaalde, of ‘Cold Was the Wind’, een merkwaardig dingetje waarin een donkerte huisde die Nick Cave niet zou misstaan.
undefined
De fijnste verrassing: ‘Girl Called Alex’. Wat lieflijk begon op akoestische gitaar, met minimale dekking van backingband The Violators, werd al snel weerbarstig, met nijdige gitaaruithalen, een krakkemikkig synthlijntje en een explosieve noise-uitbarsting. Om te bekomen: het volledig solo gebrachte ‘Peeping Tomboy’, waarin Kurts stem kraakte en piepte als een oude kruiwagen. ‘I don't wanna change / But I don't wanna stay the same.’ Op zijn stilst was Kurt een eenzame cowboy die door de woestijn trok zonder dat hij wist wat er aan de andere kant was. Was het er toch opeens: de diepgang.
undefined
'Op zijn stilst was Kurt een eenzame cowboy die door de woestijn trok zonder dat hij wist wat er aan de andere kant was'
‘Yeah Bones’ bewees dat Kurt ook zonder noemenswaardige refreinen catchy kan zijn: gelukkig, want hij gebruikt bijna nóóit noemenswaardige refreinen. Hij is geen folkgitarist zoals Philly-buurman Steve Gunn, maar zijn nummers voelen wel een beetje zo aan. Je hoorde ‘Yeah Bones’ grijnzend om een keurslijfje heen dansen, bijna steek houden, maar nét je verstand te boven gaan. En ondertussen voelde je het zand door de snaren waaien tijdens lange solo’s. Niks geen popstructuur; meer een mijmeren, een verlangen. Ik weet niet waarom ‘Yeah Bones’ werkte, alleen dát het werkte. En dat ik er vrolijk van werd.
Toeval of niet, maar rond de tijd dat Kurt Vile het naar zomerbloesem, vredesgedachten en goeie vibes geurende ‘Wakin’ on a Pretty Day’ liet optrekken als een elektrische fiets, postte Kanye West plots op Twitter dat hij zich (eindelijk!) van Trump wenste te distantiëren. ‘Ik besef nu dat ik gebruikt ben om boodschappen de wereld in te sturen waar ik niet in geloof.’ Ye zat vanavond ergens in Limburg (!) naar een basketwedstrijd te kijken. Kan ú bewijzen dat hij daarna niet naar de AB is afgezakt?
undefined
Afijn, ‘Wakin’ on a Pretty Day’, zo’n casual levensveranderend nummer, werd live uitgerekt tot ‘Bassackwards’-achtige proporties. Kurt deed het publiek de leiband om, leidde hen naar de weg tussen zin en onzin, en liet ze daar vrolijk los. De gitaar knetterende als een losgeslagen elektriciteitskabel, de ritmesectie van de Violators zwalpte als een vlot op open zee. ‘t Was als een golf die over je heen spoelde en ontroerde. En dat voor een song waarin de lyrics niet veel meer zijn dan ‘Yeah / Yeah / Yeah’. Misschien daarom dat Kanye het begréép.
‘KV Crimes’ en ‘Check Baby’ kwamen bleekjes aanzetten. Veel beter was ‘Skinny Mini’, nog één van die tienminutenkleppers op ‘Bottle It In’. Een raar nummer, zeker live. De slepende opbouw suggereerde nergens de lust van in de tekst (‘I wanna... Damn, she sure is fine’), maar eerder een langzaam in de afgrond afglijdende zuipschuit in één of andere triestige Amerikaanse bar waar ze alleen maar Budweiser serveren, en waar ze je buiten sjotten als je een cola vraagt. Natuurlijk eindigde die song in een betoverende gitaarwolk. En net als altijd dacht je eerst: ‘Wat wilde je nu zeggen, Kurt, waar ging het heen?’ En dan: ‘Wat fijn, mag ik het nog eens horen?’
In de plaats speelden ze het machtige ‘Pretty Pimpin’. Als de rest van het optreden tantraseks was - veel opbouw zonder dat er een climax moest volgen - dan was dit toch wel eventjes de loeiende ejaculatie.
Een concert van Kurt Vile is zoals een aflevering van ‘Star Trek’. Veel mensen vinden er geen bal aan. Maar wie op de juiste golflengte zit, kan mee naar een ander, móói universum zonder haast.