Laatste loodjes: 'Een opstel over water'
‘Weertje, hè?’ zegt het mooie meisje van de wijnwinkel terwijl ik op de vierde warmste dag sinds het begin van de metingen een menswaardige fles chardonnay vereffen.
Haar toon en de bijgaande gezichtsuitdrukking nodigen mij uit tot meteorologisch gemopper, maar ik antwoord: ‘Wat wil je, Ramona? Het is hoogzomer.’ Middenstanders, hoe welgeschapen ook, kunnen er maar beter niet van uitgaan dat ik op hun aansporing als een oud wijf over hitte en droogte en het gebrek aan regen ga jeremiëren. Buiten, waar code oranje heerst, neemt mijn verbeelding het even van mij over: voor mijn geestesoog wankelt een deerlijk opgedroogde en verdorste man Tombstone, Arizona binnen. In de omliggende woestijn heeft zijn paard, een nerveuze pinto, hem uit het zadel geworpen. Geschrokken van een ratelslang en met vertoon van veel oogwit op hol geslagen, een beetje cowboy kent het wel.
Een plaatselijke schone, Ramona, ontfermt zich over de man – het evenbeeld van Harry Dean Stanton – die nu op de knieën zijgt. Zij houdt hem een stokemmer koel water voor, die hij bijna tot op de bodem opslobbert, als was hij zijn paard. Ramona wil met hem trouwen, maar dat weet hij nog niet. Misschien is hij wel homoseksueel.
In 1976, tijdens een Bijbelse droogte, zat ik op het heetst van de dag een vol uur, met de gevoelswaarde van een eeuwigheid, in een stilgevallen boemel tussen Nergenshuizen en Hol Van Pluto. Aan weerszijden van de trein strekten zich korenvelden uit die er door mijn wimpers als vlammenzeeën uitzagen. Ik laafde mij toen aan het vooruitzicht van vele glazen ijskoud water. Water, het hoofdbestanddeel van elke levende cel. Water dat niet op kon. Wereldwijd zullen vier miljard mensen minstens één maand per jaar last van waterschaarste hebben.
De chardonnay staat koud, 80 à 90 procent water.