Le Grand Soir
Onze compatriot Benoît Poelvoorde zet in de gitzwarte tragikomedie ‘Le grand soir’ opnieuw een geweldig personage neer: Not, een ouder wordende punker die – terwijl hij zijn kettingen laat rinkelen – op alles en iedereen zijn gal spuwt: ‘Eet je uitsluitend bio? Je kanker zal ook bio zijn, en voor de chemo raad ik je een lieveheersbeestje aan!’
Zijn broer Jean-Pierre (Albert Dupontel) is zijn tegenpool: een ultraconventionele, net in het pak gestoken windbuil die met een iPhone belt en matrassen verkoopt in een zielloos, apocalyptisch mooi in beeld gezet bedrijvenpark.
De punkrevolutie vangt aan wanneer Jean-Pierre door het lint gaat, zichzelf in brand probeert te steken en van zijn anarchistische broer te horen krijgt hoe hij door de wereld moet stappen: de hersenen out, de voeten op de grond, en de armen elastisch.
De regisseurs, Gustave Kervern en Benoît Delépine, leggen hun personages een reeks dialogen tussen de lippen die evenveel waarheid als schoonheid bevatten: ‘Waar zijn de mensen? Ze werken niet meer in de fabrieken, ze staan niet meer op de velden, ze zitten niet meer in de kerken. Waar zijn ze?’
Maar net zoals in ‘Mammuth’ en ‘Aaltra’ hebben de cineasten het nogal moeilijk om hun plot boeiend te houden, om de trillende poëzieboog die hun film overspant in de hoogte te houden. Het moment waarop de broers beslissen om in een kaarsrechte lijn te stappen, dwars door huizen en tuinen, mag evenwel prachtig worden genoemd.
Bekijk de trailer: