Leonard Nolens - Opzichtige stilte
Lauweren zat bij Leonard Nolens, de recentste winnaar van de Prijs der Nederlandse Letteren, maar hij weigert koppig erop te rusten. En dus verkent hij in zijn nieuwe bundel, ‘Opzichtige stilte’ (Querido), onbekende horizonten. Hij, die zijn leven lang in zijn gedichten een ‘ik’ heeft proberen te positioneren tegenover afkomst, taal, geliefde en – aanvankelijk aarzelend – wereld, geeft in twee omvangrijke cycli met de titel ‘De kuur’ stem aan een gekwetst ‘wij’.
Temidden van lotgenoten evoceert de dichter de dagelijkse routine van een gehavend gezelschap dat onder medisch toezicht van drank, pillen of coke afgeholpen wordt: de ellenlange dag (‘Wij niksen de klok rond en fiksen het gat in ons hoofd’), van de ochtend (‘Ontbijten is een stilleven van valiumslikkers’) tot de nacht (‘Ze inspecteren je dromen, geen raam kan er open’) – maandenlang malen ze bloednuchter de lege uren weg, tot ze de verveling strontzat zijn. ‘Uitersten maken solisten als wij solidair’ luidt het – een regel als een boodschap aan een tijdsgewricht. Nolens vindt woorden voor wat onzegbaar is, geeft vorm aan het onnoemelijke. Met de ‘De kuur’-cycli voegt hij een zoveelste klassieke reeks aan zijn indrukwekkende oeuvre toe.
In de slotcycli van ‘Opzichtige stilte’ schudt de dichter de kuur van zich af, om terug te keren naar de schrijftafel en de geliefde. In de cyclus ‘Weerzien’ overleeft een liefde op jaren. De lezer treft de vertrouwde Nolens, trefzeker en nietsontziend: haat vlamt op in ‘Liefdesbrief’, de schaduw van het einde hangt over ‘Euridyce’ – ‘Ook doden lezen graag’. Hij verdient er nog meer lauweren voor.