Lieve Joris over haar drugsverslaafde broer: 'Fonny heeft ervoor gezorgd dat mijn instinct voor gevaar goed ontwikkeld is.'
Twintig jaar geleden stierf Fonny, de oudste broer van schrijfster Lieve Joris, aan een overdosis. Zo moeilijk was zijn leven voor zichzelf en anderen, dat sommige naasten zijn dood als een opluchting hebben ervaren. In ‘Terug naar Neerpelt’ reconstrueert Joris het beroerde leven van een junk, splijtzwam in de familie.
'Toen mijn vader weer eens zei dat ik Fonny moest helpen, antwoordde ik: 'Dat is mijn broer niet meer, dat is een chemische fabriek!''
Of ze nu in Congo, Mali of Syrië was, waar ze haar bejubelde boeken schreef, Lieve Joris (65) maakte er nooit een geheim van waar ze vandaan kwam: een witte villa op een grote lap grond bij het kanaal in Neerpelt. We wandelen op een warme augustusdag in het arcadia van haar jeugd. Inmiddels blijkt het arcadia verkaveld in zes loten. Haar ouders zijn dood: haar vader, een belastingontvanger, stierf in 2008, en haar moeder, een molenaarsdochter, in 2003. Van het nest van negen kinderen resten er nog zeven, over de wereld uitgezwermd. Zus Hilde, met het syndroom van Down, stierf in 2014, en in 1998 broer Fonny.
LIEVE JORIS «Op 4 januari 2016 hebben we in ons huis in Amsterdam een gigantische tas naar beneden gehaald: allemaal spullen, ook van Fonny, die ik uit het ouderlijk huis had meegenomen. Ik maakte plaats in mijn werkkamer en begon alles door te nemen. In juni van datzelfde jaar zat ik al te schrijven. ‘Hoe kan dat?’ zei Marek (haar Poolse vriend, red.). ‘Je bent toch nog niet klaar met de research?’ Dat was ook zo, maar ik wilde weten of ik dat verhaal, die kleine oorlog in mijn eigen familie, wel kón opschrijven. Ik heb altijd geroepen dat je schaamte moet overwinnen door stijl, maar het moet je dan nog lukken ook. Misschien werd ik er te somber van, of werd het te sentimenteel van toon.
»Bij momenten ben ik tijdens het schrijven heel verdrietig geweest, maar ik heb het nooit opgegeven. Het verhaal trok me niet echt naar beneden. Ik ben helemaal van de familie Joris, geen twijfel; maar tegelijk ben ik ook een buitenstaander. Ik was het vijfde kind, en ik ben deels opgevoed door mijn bomma van vaders kant. Ze woonde in een huis tegenover dat van mijn ouders. Aan haar boogvormige raam zat ik vaak naar het ouderlijk huis te kijken.»
HUMO En dus ook naar Fonny, de opmerkelijkste uit dat grote nest.
JORIS «Een jongen met streken, zo zegt mijn oudste zus het, en dat zagen we allemaal wel. Een knappe jongen, getalenteerd, inventief, hyper-actief. Hij wist mensen aan te trekken, en hij wist ze ook te manipuleren.»
HUMO Op zijn 14de hield hij de school voor bekeken, uit instellingen liep hij weg. Een onhandelbare jongen?
JORIS «Hij was de jongen die in de processie zijn voorganger met een olielamp op het hoofd sloeg, die op zijn 14de onze auto perte totale reed. Mijn vader had geen greep op hem. Hij was een wat melancholieke, niet erg daadkrachtige man, een enige zoon die als baby zijn vader had verloren, en die was opgegroeid met een sombere moeder.
»Mijn ouders hebben wel hulp gezocht voor hun lastige zoon, maar dat leverde weinig op. Het kon ook moeilijk lukken met al die broers en zussen om hem heen, die allemaal om aandacht vroegen. Als er weer eens een kindje bij kwam, verstoorde Fonny de gewone gang van zaken.»
HUMO Zelf zag je die oudere broer zeer zitten.
JORIS «Fonny was heel zelfverzekerd: ‘Mij kan niemand iets maken.’ Kwam hij ergens binnen, dan was hij heel aanwezig. Vrouwen vonden hem aantrekkelijk, dus ook het kostschoolmeisje dat ik was. Ik herinner me dat ik eens sliep met een trui van hem als kussen, ik hield van die geur. In een chalet bij ons in de tuin speelde Fonny muziek met een groepje, The Reborns. Het was daar de zoete inval, mijn ouders lieten behoorlijk veel toe. Fonny heeft in veel opzichten voor mij de weg bereid door alles wat hij aandroeg: Leonard Cohen, Bob Dylan, Andy Warhol. Dat was ook de tijdgeest: in de jaren 60 belandden we plots in een totaal andere wereld. Mijn twee oudere zussen waren nog keurig getrouwd, maar zelf ben ik door Fonny losgeraakt, ik was niet meer te houden: ‘Ik doe wat ik wil!’»
HUMO Dat wordt duidelijk als je je behoorlijk wilde tijd in Leuven beschrijft, in een commune met een getrouwde man, een vader van drie kinderen. Je vond vervolgens wel je weg in het leven, tijdens een verblijf als au pair in Washington D.C. Is het ook domweg een kwestie van geluk hoe het een mens vergaat?
JORIS «Het geluk is er alleen voor wie erop is voorbereid, zei Louis Pasteur eens. Ik had wel bewust contact gehouden met die familie in Washington D.C.
»Ik denk weleens dat Fonny het misschien had gered als hij zich met meer kracht en discipline op de muziek had gestort. Maar ook in zijn groepje was hij moeilijk te houden. Trouwens, ook in de muziekwereld had hem het ergste kunnen overkomen. Denk maar aan Jimi Hendrix en zoveel andere drugsdoden. Door je talenten te ontdekken en ermee te leren leven kun je een hoop leed verzachten, maar dat heeft Fonny nooit geleerd. Hij is iets gaan verkennen dat hem te gronde heeft gericht.»
HUMO Kunnen we hem een slachtoffer van de permissieve jaren 60 en 70 noemen?
JORIS «Ook anderen in ons gezin zijn in dat tijdsgewricht opgegroeid, met heel andere gevolgen. Fonny is de enige die voor die weg gekozen heeft, hij is ook een dáder. Hij was een jongen die voortdurend grenzen wilde overschrijden, zo’n type dat vandaag misschien in de kringen van IS zou kunnen belanden. Hij voelde een enorm gemis, en heroïne en al dat andere spul leken dat te kunnen opvullen. Om het te begrijpen heeft het mij wel geholpen dat ik een klein stukje de weg van Fonny heb verkend, dat ik ook weleens een jointje heb gerookt, en in mijn Amerikaanse tijd weleens heb getript. Ik zat ineens naar mezelf te kijken alsof ik buiten mezelf stond. Onze generatie is ook veel bekender met psychologie en therapie, mijn ouders wisten daar helemaal niks van. En mijn bomma, die ik met haar paternoster uit een vorige eeuw de onze zie binnenstappen, had nog meer moeite om er iets van te snappen. Zij noemde Fonny de antichrist: ‘Doe vlug de gordijnen dicht!’»
Zoon van de vader
HUMO Je ouders hebben lang weggekeken van het feit dat hij verslaafd was. Wanneer besefte jij dat ten volle?
JORIS «Zolang ik de volwassen Fonny heb gekend, was hij aan het afkicken: ‘Het is voorbij met die drugs, ik leef nu gezond.’ Dat was zijn eeuwige verhaal, en hij liep altijd over van de plannen: ‘Ik ga dit doen, ik ga dat doen.’ Hij had iets magisch over zich, hij leek een enorme kracht te bezitten en hij was een ongelofelijke charmeur. Hij had de gave om je te doen geloven dat hij helemaal aan jouw kant stond: ‘Kijk toch eens wie ik wás, maar ik word een ander.’ Iedere keer trapte je er weer in. En hij zelf ook: hij bleef de lat hoog leggen, zag zich ooit nog eens op een podium staan zoals tijdens zijn moment de gloire, toen hij op Jazz Bilzen optrad.»
HUMO Hij wisselde even snel van relaties als van instellingen waar hij hulp zocht, schrijf je. Aan één relatie, met Christiane, hield hij een dochter over. Christiane wilde Fonny redden, maar ze werd mee naar beneden gesleurd.
JORIS «Ze was spraak- en gehoorgestoord. ‘Ze kan niet praten!’ zei mijn moeder, maar mij maakte dat niet uit. Zij was heel sterk, ik had echt bewondering voor haar.»
HUMO Van haar handicap maakte ze haar broodwinning.
JORIS (lacht) «Ja! Ze ging van deur tot deur om spulletjes te verkopen. Ze reed samen met Fonny grote delen van Vlaanderen af, hij zat achter het stuur. Soms bleven ze ergens overnachten, en hun dochter bleef dan achter bij een onthaalmama die dacht dat ze ’s middags zou worden opgehaald.»
undefined
'Fonny heeft mijn interesse voor de wereld van de psychopaten gewekt, zonder dat hij zelf door het lint is gegaan ''
HUMO Je wist zelfs een bandopname op te sporen van een ruzie tussen Fonny en Christiane.
JORIS «Als ik zoiets had beluisterd, kwam het voor dat Marek zei: ‘Wat lag je te piepen vannacht?’ Want op zulke momenten was Fonny er weer helemaal, met z’n manier van praten, zijn onredelijke redeneringen…»
HUMO Er is een akelig patroon waarneembaar: Fonny sloeg zijn vrouwen.
JORIS «Dat was uit zelfhaat. Hij had véél zelfhaat, denk ik, waar anderen het slachtoffer van werden. Licht ontvlambaar was hij ook – een Joris-trekje dat ik wel herken, maar Marek heeft het mij afgeleerd. ‘Het is niet omdat er bij jou iets fout gaat, dat ik het moet ontgelden,’ zegt hij dan. Ik heb gelukkig een partner gevonden die me beter maakt.»
HUMO Je beschrijft hoe zwaar een verslaafde op zijn omgeving weegt. Fonny bestal jullie ouders en had ruzies waar de politie al eens aan te pas kwam. Het leidde tot diepe verdeeldheid in de familie. Eén broer weigerde tien jaar alle contact: ‘Met dat uitschot praat ik niet.’
JORIS «Ik begreep hen maar al te goed, het kon niet anders. Zij hadden kinderen en een baan. Hij is dikwijls bij hen gaan aanbellen, maar dat was niet vol te houden. Mijn verhouding met Fonny was anders: ik woonde in Amsterdam en was vaak op reis. Als hij een keer sociaal was, bijvoorbeeld naar aanleiding van het communiefeest van zijn dochter, was ik de enige die erbij was, met mijn ouders. Hoe dichter je in zijn buurt woonde, hoe meer afstand je moest houden. Mijn oudste zus was in Spanje gaan wonen, en alleen daarom stelde ze een keer voor: ‘Kom maar naar hier, Fonny, dan zal het beter met je gaan.’ Maar hij was er gauw weer weg, nadat hij dáár de boel op stelten had gezet.»
HUMO Je ouders hebben Fonny nooit de deur geweigerd, hoezeer ze ook door hem geterroriseerd werden.
JORIS «Ik heb het mijn vader weleens kwalijk genomen dat hij Fonny nooit heeft kunnen laten gaan. Dat hij alles opofferde voor hem, alleen maar naar hem keek, vooral op het einde, toen mijn moeder aan het dementeren was. Door hem zo te willen beschermen heeft mijn vader zich soms wel van anderen in de familie vervreemd.
»Ik denk dat hij in Fonny iets van zichzelf herkende. Mijn vader heeft zijn leven lang geleden onder wat hij als een onrecht van staatswege beschouwde. Na de dood van zijn vader, een slachtoffer van de gasaanvallen tijdens de Eerste Wereldoorlog, moest zijn moeder de dienstwoning van het Rijksopvoedingsgesticht verlaten, waar zijn vader had gewerkt. Ook al werkte hij voor de belastingen, hij was fel gekant tegen het onrecht dat ‘de staat’ weerloze burgers aandeed. Zo’n zoon die alles omver durfde te kegelen, bewonderde hij misschien wel: samen vochten ze tegen de psychiaters die er niet in slaagden Fonny te genezen.»
HUMO Fonny bleef het leven van zijn ouders in die mate onmogelijk maken, dat broers en zussen samenkwamen om een aartsmoeilijke beslissing te nemen: laten we hem colloqueren?
JORIS «De hoop was dat zoiets hem wakker zou schudden. Maar er was te weinig eensgezindheid en er kwam geen schot in de zaak. Uiteindelijk is elke familie een rariteitenkabinet dat aan elkaar hangt van gewoonten en rituelen, en is het heel moeilijk daar verandering in aan te brengen.»
HUMO Maar hoezeer de familie ook verdeeld raakte, je blijft de Jorissen wel als een clan beschrijven.
JORIS «Ja, want toen Fonny op zijn 42ste met zijn auto tegen een Amerikaanse eik reed op de steenweg van Hasselt naar Tongeren, stonden ze er wel allemaal, ook de broer die hem tien jaar niet had gesproken.»
HUMO Fonny lag met een gat in zijn hoofd in coma, hij was haast opgegeven. Het zegt iets over de omvang van de ellende die hij had aangericht, dat zijn eigen moeder een overlijden de beste oplossing vond.
JORIS «Toen hij 29 was, schreef ze me een keer: ‘Was hij maar dood! We zouden hem mooi begraven, met veel bloemen om hem heen.’ Dat was haar manier om te zeggen: die jongen vindt zijn weg in de wereld niet, en wij kunnen het niet meer aan.
»Toen ik zes jaar na zijn ongeval werd gebeld – ik zat in Lubumbashi – en zijn dood vernam, was ik natuurlijk verdrietig, omwille van een ooit zo veelbelovende jongen, en omwille van mijn vader, van wie ik wist dat hij het moeilijk zou kunnen verwerken. Maar het dominante gevoel was er één van opluchting: nu zouden onze ouders eindelijk rust vinden en zouden wij voor hen kunnen zorgen zonder dat Fonny er voortdurend tussen zat. En zo is het ook gebeurd.»
Heroïnedochtertje
HUMO Besefte Fonny wat hij allemaal aanrichtte?
JORIS «Daarvoor was hij te zeer op zichzelf gericht. Ik heb in Amsterdam een inmiddels gepensioneerde psychiater leren kennen, die veel met drugsverslaafden heeft gewerkt. Je kunt zo egocentrisch zijn dat het een ziektebeeld wordt, zei hij. Bij Fonny is er wellicht iets fout gegaan bij de ontwikkeling van zijn geweten. Als alles goed gaat, moet je moeder je rond je 7de niet meer voortdurend zeggen: ‘Dít mag niet, dát mag je niet doen!’ Psychopaten kunnen doen alsof ze empathie hebben, terwijl ze die niet echt voelen. Fonny had zeker psychopathische trekken, hij kon heel goed doen alsof.
»Gelukkig heeft hij nooit iemand doodgereden of doodgeslagen, denk ik weleens. Uiteindelijk wist hij zich toch in de hand te houden. Er zijn veel ergere gevallen bekend, zoals Marc Dutroux of Freddy Horion. Personages die me altijd enorm geïnteresseerd hebben. In de tien jaar dat ik voor de Haagse Post heb gewerkt, heb ik veel over moord- en doodslag geschreven, over mensen die vele bruggen verder zijn gegaan dan Fonny. Hij heeft mijn interesse voor die wereld gewekt, zonder dat hij zelf door het lint is gegaan. Hij heeft ervoor gezorgd dat mijn instinct voor gevaar goed ontwikkeld is. Je voelde hoe iedereen om hem heen zich voortdurend schrap zette.
»Ik heb in mijn boek ‘Het uur van de rebellen’ de Oost-Congolese rebellenleider Assani opgevoerd, die hoofd was van de geheime dienst en wist wat er in de folterkamers gebeurde. ‘Hoe kun je over zo’n slechterik schrijven?’ is me dikwijls gevraagd. Assani zelf vroeg me eens: ‘Waarom ben je niet bang van mij, zoals zoveel anderen?’ – ‘Omdat je me doet denken aan mijn broer Fonny,’ heb ik hem geantwoord. ‘Niets van wat je ooit zult doen, zal me verbazen.’»
undefined
undefined
'Toen Fonny 29 was, schreef moeder me een keer: 'Was hij maar dood! We zouden hem mooi begraven, met veel bloemen om hem heen.''
HUMO Het is in het geval van Fonny bij een klein artikel in Het Belang van Limburg gebleven: ‘Heroïneverslaafde laat dochter heroïne gebruiken’.
JORIS «Ook dat artikel heb ik teruggevonden in het archief van mijn vader, hij had het uitgeknipt. Dat soort dingen sleep je mee over de generaties heen.»
HUMO Verbijsterend is de spontane reactie van Fonny’s dochter na zijn zware ongeval: ‘Nu hebben we geen auto meer!’
JORIS «Hoe zou zij na zoveel verwaarlozing normaal hebben kunnen opgroeien? Zij heeft dezelfde doodlopende weg bewandeld als haar vader.»
HUMO Onvermijdelijk dringt de vraag zich op waarom het zo is gelopen met je broer. Zelf duwde hij als verklaring naar voren: ‘Ik ben een verstoten jongetje, al sinds ik op mijn 6de naar de kostschool moest.’
JORIS «Een jongere broer was er samen met hem, op zijn 4de al, en die is er toch goed uit gekomen? Maar die kostschool heeft Fonny zeker geen goed gedaan.»
HUMO Fonny sterft aan een overdosis – zelfmoord, zegt het parket. De beschuldiging van je vader aan het adres van zijn broers en zussen is niet gering: jullie hebben hem vermoord, want verstoten.
JORIS (fel) «Heb jij ooit iemand in je omgeving gehad die drugs gebruikt? Dat is de weg recht naar beneden. Je kunt niet in de buurt van zo iemand blijven, die is niet te volgen. Toen mijn vader weer eens zei dat ik Fonny moest helpen, heb ik hem gezegd: ‘Papa, dat is mijn broer niet meer, dat is een chemische fabriek!’ Zoals hij het ene spul na het andere erdoor joeg... Het leek wel een laboratorium. Die jongen was ontrouw aan zichzelf, hoe konden wij dan trouw zijn aan hem?
»Toen ik in Congo zijn dood vernam, zei Assani me iets belangrijks: ‘Een man die in een donkere put zit, moet zich oprichten en zijn armen naar je uitsteken. Als hij blijft liggen, is hij loodzwaar en kun je hem er onmogelijk uit halen.’ Het zal je maar overkomen dat je bent zoals hij, dat je moet leven met wat in de buurt van een persoonlijkheidsstoornis kwam. Erg gelukkig is hij niet geweest. Als ik zijn dagboeken en notities van de laatste jaren las, had ik enorm met hem te doen. In essentie zegt hij daar: het ergste waar ik altijd voor gevreesd heb, is uitgekomen. Hij schreef ergens: ‘Een foetus ben ik, een foetus van 47 jaar.’»
HUMO Toch lijk je met schuldgevoelens te kampen. Twee keer omschrijf je jezelf als een valse noot – te ver van je familie verwijderd om te kunnen helpen.
JORIS «Wat het oplevert bij je familie te blijven, heb ik gemerkt toen ik over de Syrische vrouw Hala schreef in ‘De poorten van Damascus’: zij was helemaal verstrikt geraakt in de problemen van haar familie, en dan is de situatie uitzichtloos. Ik móést me losscheuren van Neerpelt.
»Het enige wat me spijt, en dat is het verdriet van mijn leven, is dat ik de band met mijn bomma op het einde van haar leven heb gelost. Haar dood heb ik in Washington D.C. vernomen, en in de tijd daarvoor, toen ik in Leuven was, was ik in een andere wereld beland en bezocht ik haar nauwelijks. Ik heb haar maandenlang laten wegkwijnen in een ziekenhuis, waar ze alleen maar uitzicht op een parking had. Maar het mooie van schuld is dat je ze alsnog kunt inlossen bij andere mensen, en dat heb ik intussen wel gedaan.
»Toen mijn moeder een herseninfarct kreeg, was ik weer in Congo. Ik heb alles laten vallen en ben onmiddellijk naar huis gegaan. Ik kwam laat toe, mijn moeder herkende me niet meer en verwarde me met mijn jongste zus. Maar dat geeft niet, ik wist wie zij was, ik wist dat ze hield van de muziek van Heintje, die ik voor haar heb gedraaid. De laatste drie dagen van haar leven ben ik niet van haar zijde geweken. Toen ze stierf, waren we allemaal bij haar. Voor mijn vader heb ik gelukkig kunnen zorgen toen ook hij in zijn laatste jaren dement was. Hij was weer het lieve jongetje geworden dat hij ooit was geweest, de wat norse man was helemaal verdwenen.»
Menselijk tekort
HUMO Het komt me voor dat een aantal mensen wel gestorven moesten zijn, vóór je dit boek over Fonny kon schrijven.
JORIS «Dat geldt voor mijn ouders, ja. De toorn van mijn vader had ik niet graag over me willen afroepen met dit boek. En heel veel mensen om Fonny heen zijn gestorven: dat waren blijkbaar toch levens die een hoge tol eisten.»
HUMO Stelden je broers en zussen zich coöperatief op toen je aan het schrijven was?
JORIS «Ik heb hun fotoalbums en herinneringen wel kunnen plunderen, maar dit is míjn verhaal. Wat er in onze familie is gebeurd, verwerkt ieder op zijn eigen manier. De ene sluit zich af, de andere praat er graag over. En we herinneren ons, merkte ik, allemaal andere dingen.
»Eind december was de eerste versie klaar, ik werd toen ziek en lag te ijlen in bed. Ik heb dit boek nu wel geschreven, dacht ik, maar het kan helemaal niet verschijnen, want het gaat over levende mensen! Sindsdien is er veel gebeurd, en heb ik ook veel nagedacht over hoe ik de pil kon verzachten. Zo heb ik de namen van mijn broers en zussen veranderd, wat hen toch meer afstand gunt. Ik weet dat iedereen meteen zal gaan kijken: ‘Hoe sta ik op de foto?’ Misschien schrikken ze dan even, maar er komt vast een moment dat ze zich ermee verzoenen en, wie weet, er wel trots op zullen zijn. Ik ben blij dat ze naar de presentatie in Brussel komen. We hebben al veel meegemaakt in onze familie, dit zullen we ook wel overleven.»
undefined
undefined
'Ik heb het lang moeilijk gevonden om terug te keren naar Neerpelt, maar dat is veranderd. Alles valt uiteen, en daar heb ik vrede mee.'
HUMO Je noemt jezelf in het boek expliciet ‘ne Joris’. Wat is de definitie daarvan?
JORIS (denkt lang na) «De Jorissen zijn allemaal op de hoogte van het menselijk tekort. Daar gaat mijn boek uiteindelijk over.»
HUMO In dit boek, dat vooral om Fonny draait, ben je ook een stuk autobiografie kwijtgeraakt. Komt er nog?
JORIS «Geen idee. Ik kwam vorig jaar een collega tegen, de Franse schrijver Mathias Enard. Toen ik hem vertelde welk boek ik aan het schrijven was, zei hij: ‘Je bent je laatste pot confituur aan het opeten!’ Daar heb ik wel even over nagedacht. Ik heb nu haast veertig jaar zowat elke dag gewerkt, maar níét schrijven lukt me steeds beter. Het is heerlijk om in een bos in Polen bij een watervalletje een ijsje te eten en naar Mareks gecompliceerde familiegeschiedenis te luisteren, zonder dat ik die hoef op te schrijven.
»Toen mijn vorige boek, ‘Op de vleugels van de draak’, klaar was, ben ik wat gaan rondkijken, op zoek naar een mogelijk onderwerp. Ik was in Turkije, Libanon, Congo en Dubai. Hala woont nu negentien hoog in een appartement in Dubai, ze is gevlucht uit Syrië. Op een dag – ze stond te strijken met de skyline van Dubai op de achtergrond – vroeg ze me: ‘Wat ben je eigenlijk komen doen, Lieve?’ Ik moest wel bekennen dat ik overwoog haar verhaal op te pakken waar ik het destijds had achtergelaten. ‘Ik wil niet dat je nog over mij schrijft,’ zei ze. ‘Als je over Syrië wilt schrijven, moet je maar naar een vluchtelingenkamp gaan.’ En dat heb ik ook braaf gedaan: ik ben naar een Syrisch vluchtelingenkamp in Libanon getrokken. Maar daar dacht ik: dit is voor iemand anders, voor een jonger iemand, iemand die nog niets heeft gezien. Ik had voortdurend déjà vu’s van kampen in Rwanda, Burundi en Oost-Congo. Dat héb ik al gedaan, ik bevind me op een ander moment in mijn leven.»
HUMO Het moment waarop je terugkeert naar Neerpelt. Je kunt de wereld niet schrijvend bereizen als je zelf geen centrum hebt, zei je weleens. Maar is er nog een centrum? Je familie is uitgezwermd en Neerpelt is grondig verveld.
JORIS «Things fall apart, the center cannot hold, die regel van Yeats heb ik altijd prachtig gevonden. Alles valt uiteen, en daar heb ik vrede mee. Ik heb het lang moeilijk gevonden om terug te keren naar Neerpelt, maar dat is veranderd. Neerpelt is een deel van de wereld geworden: men heeft ook hier internet en adoptiekinderen. Ons ouderlijk huis is helemaal verbouwd. Dat vond de familie aanvankelijk erg. Maar ik ben er eens binnen geweest, en wat is het daar mooi: in de badkamer kun je nu in een spiegel door een scheepsraam de aken over het kanaal zien glijden. Dat heeft onze pa nooit bedacht! Waarschijnlijk doordat ik heb gereisd en zoveel verwoeste levens heb gezien, kan ik blij zijn met dat ene houten luik van het vroegere huis van bomma dat er nog is. J’assume, dat is mijn motto. Ik aanvaard wat er in mijn leven is gebeurd, ik aanvaard wat er is veranderd en wat komen gaat. Ik voel me heel vredig, vooral na het schrijven van dit boek. En nu nog even afwachten wat de familie ervan vindt (lacht).»
Lieve Joris,
‘Terug naar Neerpelt’,
Uitgeverij Atlas Contact