Life
James Dean leeft voort.
In ‘Life’ brengt regisseur Anton Corbijn op zijn eigen kunstminnende manier het verhaal van de ontmoeting in 1955 tussen James Dean, toen een opkomend matinee-idool wiens eerste film ‘East of Eden’ nog moest uitkomen, en Dennis Stock, een zelfstandige fotograaf die de jonggestorven acteur vereeuwigde in een reeks legendarisch geworden foto’s. En ook al werd ‘Life’ opgenomen in kleur, Corbijns film ademt bij vlagen de ongrijpbare dromerigheid van een zwart-witfoto uit.
Het mooiste moment doet zich voor tijdens een treinreis van New York naar Indiana, wanneer Dean in de restauratiewagen in prachtige bewoordingen vertelt over hoe hij als kind meereisde met de in een goederenwagon vastgegespte doodskist van zijn moeder: de tijd bevriest, maar de scène trilt.
Maar over het algemeen doet de cineast té hard zijn best om de mythe nog wat aan te dikken, en ook over de hoofdacteurs hebben we gemengde gevoelens. De 29-jarige Dane DeHaan (‘Chronicle’, ‘Metallica Through the Never’) kreeg de ondankbare taak om de mythische zwarte overjas aan te trekken: die staat hem, maar het coole aura is te bestudeerd, de trage spreektrant te karikaturaal. En Robert Pattinson vertoont als Dennis Stock zijn intussen bekende verkrampte beperkingen – veel somber gestaar, veel rollende kaakgewrichten, maar weinig overtuigingskracht.
Een beetje jammer ook dat zelfs Corbijn begint terug te vallen op de meest afgezaagde Hollywoodvormpjes – de grote speech, het kleffe ‘Waardeer het leven!’-zedenlesje. Het blijft wachten op Corbijns eerste echte meesterwerk.
undefined