Lukas
Van Damme maakt indruk.
Eerste vaststelling: hij is oud geworden. Zélfs hij, ja. De pezige atleet uit ‘Kickboxer’ is veranderd in een gerijpte man met nooit meer uit te wissen wallen onder de ogen en met groeven in het voorhoofd zo diep als loopgraven. Zijn oogopslag is die van een man die alles heeft gezien en meegemaakt, en zijn spierweefsel, dat in de tijd van ‘Bloodsport’ van vloeibaar kristal was, lijkt nu van keihard graniet.
In ‘Lukas’ vertolkt Jean-Claude Van Damme (nu we zijn naam neerschrijven, realiseren wij ons nog eens hoe iconisch die klinkt) een personage dat hij in de jaren 80 en 90 nooit had kunnen spelen, maar dat hem anno 2018 op het geharde, bijna 60-jarige lijf is geschreven: een ouder wordende buitenwipper met een lieve dochter, een mystieke uitstraling en een raadselachtig verleden. De openingsscènes, waarin de schoudercamera Van Damme volgt doorheen de gangen en de krochten van een megadiscotheek, doen meteen denken aan de filmstijl die Darren Aronofsky hanteerde in ‘The Wrestler’ (een stijl die Aronofsky op zijn beurt was gaan halen bij de gebroeders Dardenne), maar uit wat volgt zal blijken dat Van Damme – gelukkig – géén kloon neerzet van Mickey Rourke.
Na een fout afgelopen interventie gaat Lukas noodgedwongen aan de slag in een Brusselse stripclub die wordt gerund door de dreigend gedreadlockte Kevin Janssens en de imponerende Sam Louwyck. ‘Ge zijt te loat!’ is het eerste wat we Janssens horen uitroepen. Waarop Van Damme: ‘I don’t speak Flemish!’ Hoe Lukas zichzelf vervolgens in een lelijk wespennest steekt, moet u vooral zelf gaan bekijken. Eén ding kunnen we u nog wel vertellen: JCVD mag dan bijna 60 zijn, uit de last man standing gets the job-scène in de kelder blijkt dat hij nog steeds in vorm is. Zijn power is enorm, de reflexen hebben weinig aan snelheid ingeboet, zijn mokerslagen hebben nog steeds die double impact uit de gouden jaren. Maar let op: het zou een onrecht zijn om ‘Lukas’ af te doen als een simpele vechtfilm. Daarvoor oogt de fotografie te stijlvol, zit het hoofdpersonage te complex in elkaar, en is de atmosfeer te melancholiek en te dreigend (telkens we Louwyck ‘Let’s go for a ride’ horen zeggen, wéét je dat er iets bloederigs staat te gebeuren). De donkere schaduw die de kap van Van Dammes hoodie over zijn ogen werpt, hangt in feite over de hele film. De duels die Lukas (meestal tegen zijn zin) uitvecht zijn ook nooit gratuit, maar vloeien altijd heel logisch voort uit het verhaal.
Nachtelijk Brussel vormt trouwens het ideale decor van deze desolate grootstadsfilm, waarin een achtervolging doorheen een ondergrondse parkeergarage uiteraard niet mag ontbreken. Ook schitterend: de in één take gefilmde knokscène in het cracklab, waarbij regisseur Julien Leclercq (‘Braqueurs’) het geluid heel knap laat wegvallen; pure vechtpoëzie. Quentin Tarantino vertelde ons ooit dat hij enorm had genoten van ‘JCVD’. Wel, als Tarantino díé film al goed vond, dan zal hij wild zijn van ‘Lukas’. Dit is de beste film die Van Damme ooit heeft gemaakt.
undefined