Marc Didden - Het lieve leven en hoe het te lijden
Ach, de Zilveren Humo… Eigenlijk werd die in de Livornostraat gemaakt, in de late jaren 70, op krakende vloerplanken, te midden van halve glazen whisky, volle asbakken en wolken diepblauwe sigarettenrook.
Jonge redacteurs vragen mij wel 's: wat was er toch zo bijzonder aan die gouden jaren? Wel, het was de periode ‘dat Guy nog dronk’ en de jonge Kamagurka als een razende derwisj over de bureaus danste.
HUMO Iemand die je ongetwijfeld mee heeft gevormd, is ons beider voormalige baas Guy Mortier. Hoe ben je bij Humo terechtgekomen?
Didden «Ik ben altijd iemand geweest zonder ambitie, maar wel met welomschreven doelstellingen. Eén ervan was: ik wil later een vrouw, en het moet een goeie zijn. Al van jongs af aan wist ik dat ik een hetero was (lacht): ik heb altijd van het gezelschap van vrouwen genoten, ik hield van hun jurken, hun parfum, hun verhalen, hun standpunten. Ik kéék en kijk graag naar vrouwen, zonder ze daarom meteen te willen bespringen of bezitten. En twee: ik wilde absoluut ooit naar New York. Het Vrijheidsbeeld, gele taxicabs, mannen met deukhoeden, die fantastische wolkenkrabbers, Greenwich Village, dat was voor mij het beloofde land. Ik ben er ondertussen 36 keer geweest en ik heb er alles samen ook een jaar gewoond.
»En drie: ik wilde voor Humo schrijven. Eén van mijn ooms was een trouwe lezer en ik verslond bij hem thuis zijn oude nummers. Humo swingde, Humo was leuk, er stonden lezersbrieven in die een écht antwoord kregen, van een meneer die ik af en toe over straat zag schrijden, met een cape en een lavallière om en een hoed op: Willy Courteaux. Die man kwam ook op televisie, waar hij tegelijk grappig en erudiet bleek én een pijp rookte (lacht). Humo was een blad dat zijn publiek niet onderschatte, maar het een stem gaf. Er stonden ook leuke mannetjes in, strips én kortverhalen. Ook Guy Mortier kende ik van ziens: ik had hem al 'ns in het restaurant van de Sarma in de Brusselse Nieuwstraat zien zitten, met zijn vrouw en zijn kinderen. Guy had vroeger een rockprogramma op de radio: ‘Schudden voor gebruik’, en ik vond dat prachtig. Ik dacht toen: ‘Ooit werk ik zélf voor die fantastische Humo.’ Ik dacht het niet alleen, ik was er zéker van.
»In een nummer van Humo stond op een gegeven moment een in mijn ogen zeer slechte recensie van ‘Some Time in New York City’ van John Lennon. Zonder enige kennis van zaken, zonder zelfs die plaat te hebben beluisterd – ik had toen geen geld voor platen – heb ik in een ingezonden brief die recensie afgebroken. En de volgende dag lag er een antwoord van Mortier in de bus: ‘Als je het dan toch zoveel beter weet, kom het dan 'ns op de redactie uitleggen.’ Een bekend verhaal, maar wel écht waar.