Marc Didden: 'Impeach Jambon!'
Als de toekomstige postzegelrepubliek Vlaanderen straks op enige renommee wil rekenen – liefst tot ver buiten de gemeentegrenzen van Brasschaat – dan zal ze dat eerder te danken hebben aan de kwaliteit van haar kunstenaars dan aan die van haar politici.
Het zou ook passend zijn dat diezelfde politici onze artiesten niet langer zouden omschrijven als ‘culturo’s’, of erger nog ‘creatievelingen’, als ging het om een mentaal minder bedeeld bevolkingsdeel dat zich heelder dagen onledig houdt met kurk, lijm en knipschaar. Hen gewoon erkennen als wat ze zeer vaak zijn of zullen worden, excellerende kunstenaars, zou al mooi zijn. Want voor een geografisch zo beperkte ruimte als de onze beschikken wij over uitzonderlijk veel artistieke kwaliteit. Die kunstenaars hebben niet allemaal een lange baard en ze zijn gelukkig niet allemaal dood. Erfgoed is goed. Maar toekomstig erfgoed is beter.
De enige manier waarop politiek zich mag bemoeien, is door een klimaat te scheppen waarin jonge kunstenaars hun weg kunnen aanvatten, waarin iets minder jonge kunstenaars hun praktijk zullen verdiepen, waarin oudere kunstenaars hun parcours mogen voltooien, en dode kunstenaars met de nodige honneurs de eeuwige jachtvelden ingestuurd worden.
Toch leidt een gesprek over kunst en politiek vrijwel automatisch tot een stuk toogfilosofie over subsidies of geen subsidies, wat te betreuren valt. Dat Jan Jambon de bevoegdheid Cultuur zomaar even aan zijn fiets van minister-president heeft gehangen, alsof de materie niet volwaardig genoeg was om er voltijdse ministeriële aandacht aan te schenken, is ronduit pretentieus en stuitend. Mijn subsidieslurf gaat ervan jeuken. Daarom zeg ik: impeach Jambon! Marc Didden