BOEK★★★★★
Mario Vargas Llosa: ‘Bittere tijden’
Mario Vargas Llosa heeft flink aan de literaire viagra gezeten. In de nieuwe roman van de 84-jarige Nobelprijswinnaar wordt niet alleen gretig aan ‘gleuven gelikt’ en vroegtijdig geëjaculeerd, ‘Bittere tijden’ is ook een uiterst vitale historische roman die naar de 20ste-eeuwse Latijns-Amerikaanse geschiedenis kijkt zoals een kind naar een bak vol Play-Doh: als kleurrijk spul om naar hartenlust te kneden.
De geschiedenis die de Peruviaanse auteur in een wervelende vertelling als klei door zijn handen laat gaan, is die van de door de CIA beraamde militaire coup waarmee kolonel Carlos Castillo Armas in 1954 de macht greep in Guatemala. Een interventie die volgens Vargas Llosa de democratisering van het hele continent met tientallen jaren heeft vertraagd en vele duizenden levens heeft gekost. Toch maakt de schrijver, die in 1990 in zijn eigen land de presidentsverkiezingen verloor van de corrupte kandidaat Alberto Fujimori, er allerminst een somber verhaal van. Ondanks de titel, en het bloed dat onvermijdelijk van de pagina's druipt wanneer de politieke geschiedenis van Guatemala ter sprake komt, is ‘Bittere tijden’ een even speels verontrustende als razend grappige roman geworden. Zoals Vargas Llosa zich in interviews al liet ontvallen, is de wereld vol horror, barbarij en geweld die hij schetst, volstrekt onrechtvaardig, maar wel erg aantrekkelijk voor een schrijver.
Met sardonisch genoegen presenteert Vargas Llosa een reeks historische en fictieve personages die elkaar in buitenissigheid overtreffen. Hij maakt bestaande personages larger én smaller than life. In zijn handen is een man als Johnny Abbes García - die trouwe lezers nog zullen kennen van ‘Het feest van de Bok’ - niet alleen de bereidwillige beul die hij daadwerkelijk was, maar ook de ‘gleuvenlikker’ van dienst en een immer zweterige gluiperd die het letterlijk in zijn broek doet wanneer hij een moord uitvoert.
Niet dat Vargas Llosa de hele Guatemalteekse geschiedenis uit zijn duim zit te zuigen. In 'Bittere tijden' koppelt de volleerde verteller gedegen research aan een politieke en historische analyse van het tumultueuze en gewelddadige tijdperk waarin de Verenigde Staten het Latijns-Amerikaanse continent in een plooi legden die er vandaag nog steeds niet helemaal uit is gestreken. Alleen doet hij dat in zo'n zwierige stijl dat hij zijn lezers doet vergeten hoe ingenieus zijn verhaal is opgebouwd.
Van de eerste pagina's (waarin hij uit de doeken doet welke onsmakelijke rol de pr-afdeling van de Amerikaanse onderneming United Fruit heeft gespeeld) tot de laatste (waarin hij zichzelf een gesprek met één van zijn hoofdpersonages laat voeren) speelt Vargas Llosa een scherpzinnig spel met lineariteit, perspectief en een hele rist literaire conventies. Het siert de eredoctor aan 's werelds meest prestigieuze universiteiten dat hij daarbij zijn intelligentie nooit in de weg van een sappig verhaal laat staan, en dat hij ironie bezigt zoals de oude Grieken haar bedoeld hadden toen ze haar uitvonden.
Mario Vargas Llosa vindt opnieuw de vorm die hij volgens velen al even kwijt was met een verhaal dat ogenschijnlijk over het Guatemala van de jaren 50 gaat, maar dat eigenlijk (zonder het de lezer al te nadrukkelijk onder de neus te willen wrijven) aantoont hoe grote bedrijven via de destabiliserende kracht van nepnieuws over de wereld heersen. Ondanks Vargas Llosa's onnavolgbare gevoel voor humor smaakt de impliciete conclusie van ‘Bittere tijden’ dan ook even wrang als de titel doet vermoeden: de hele wereld is een bananenrepubliek geworden. Gelukkig wel één waarin schrijvers als Mario Vargas Llosa nog steeds ongestoord hun literaire gang kunnen gaan.