Martin Amis - Nachthuis
Britse schrijvers vergaat het soms geen haar beter dan doorsnee pop-, sport- en prinselijke bekendheden: zodra ze een zekere status bereiken, haalt de pers ze om ter smerigst door het slijk. Gevestigde waarde Martin Amis is al véél door de modder gesleurd.
Britse recensenten sloofden zich uit om zijn voorlaatste roman 'De gele hond' af te breken. In dat opzicht vormt de nieuwste 'Nachthuis' (Contact) een teleurstelling: het boek is niet slecht genoeg. Integendeel, Amis' obsessie met het totalitaire Sovjetsysteem spookt knap door de 'voortetterende memoires' van een oude Rus. De analyse in het kort: 'De afmetingen van het gebied ontwrichten het gezond verstand van de staat.'
undefined
In 'Nachthuis' richt een naamloze hoofdpersoon zich tot zijn stiefdochter Venus. De laatste twintig jaar van zijn leven woonde hij met haar in Amerika; nu bevindt de oude man zich in een terminale versie van 'Terug naar Siberië'. Zijn reis voert naar één van Stalins strafkampen in het uiterste noorden van Rusland. Jarenlang zat hij daar opgesloten, om onduidelijke politieke redenen: 'Toen zei de Russische staat, zelf fascistisch geworden, dat wíj de fascisten waren, arresteerde ons daarvoor en maakte slaven van ons.'
In het kamp verkeerde de verteller in het gezelschap van zijn jongere halfbroer Lev. De broers zijn in alle opzichten tegenpolen. De oudste is een geboren leider, die zich ' in de eerste drie maanden van 1945 een weg verkrachtte door wat spoedig Oost-Duitsland zou zijn'. Lev, het lelijke eendje, verklaarde zich in het slavenkamp, nochtans niet echt dé plek voor vredesidealen, pacifist.
'Nachthuis' gaat over moeizame familierelaties en jaloezie, want 'dit verhaal over liefde heeft de vorm van een driehoek, een niet-gelijkzijdige driehoek.' Beide broers zijn verliefd op de knappe Joodse Zoja, maar het is Lev die haar hart verovert en met haar trouwt. In het kamp mag hij één nacht met zijn vrouw doorbrengen. Die ontmoeting, in het fameuze nachthuis, verandert hem in een gebroken man. Het is onduidelijk wat er precies gebeurd is, maar Lev belooft zijn broer het voor zijn dood te verklaren. De rest van de roman drijft op de spanning van die nakende onthulling.
Al terugblikkend op het grillige Sovjetverleden, voorziet de verteller tevens hedendaagse gebeurtenissen van commentaar. Hij verwijst naar de belegering van het Doebrovka-theater in Moskou. Herhaaldelijk belicht hij ook de Tsjetsjeense bezetting van Middenschool nummer één in Beslan, die plaatsvindt op het moment van zijn 'goelagreis'. In het verleden én in het heden haalt hij uit naar de machthebbers: 'Zonder uitzondering vertelt elke Rus met wie ik praat dat Middenschool nummer één het werk van de regering is.' Dat is harde taal uit de mond van een gerussificeerd romanpersonage: zelf even intrigerend en onbetrouwbaar als de staat.