'Mensen als ik': de naakte Christophe Vekeman
Dat hij toe is aan nieuwe vrienden, klinkt het in ‘Mensen als ik’, de nieuwe roman uit het alsmaar autobiografischer getinte oeuvre van schrijver Christophe Vekeman. Maar hard zijn best doet de schrijver niet (‘Vriendschap is toch een beetje overroepen’), collega’s haalt hij met veel genoegen onderuit (‘Het niveau van de Nederlandse en Vlaamse literatuur is beneden elk peil’) en een kroost wil hij al helemaal niet (‘Mieke en ik hebben geen kind omdat het ons in de weg zou staan’). Welkom in Vekemans wereld, waarin het prettig toeven is voor wie graag lange zinnen leest.
'Het beste leven is een leven waarin zo weinig mogelijk gebeurt'
‘Ik wilde ergens écht bij horen. Dat was goed en misschien zelfs nodig, dacht ik, voor mijn mentale gezondheid. Ik wilde onder mensen zijn, zo af en toe, die fundamenteel op mij leken. Mensen als ik.’ Christophe Vekeman (45) heeft zich in zijn literaire carrière nooit eerder zo openhartig getoond als in zijn vijftiende boek ‘Mensen als ik’. Volgens uitgeverij De Arbeiderspers krijgen we eindelijk ‘de naakte Vekeman’ te zien, maar de man die de deur van het huis in de Gentse volkswijk Macharius opent, gaat gewoon gekleed. In Vekemans geval betekent dat: jeans van top tot teen en een fraai paar cowboyboots. ‘Een tijdloze stijl,’ zegt de countryfanaat, die zich in ‘Mensen als ik’ ontpopt als de Jani van de Vlaamse letteren, met kledingadvies voor de belezen cowboy: ‘Het probleem van een joggingbroek was niet zozeer de joggingbroek zelf, als wel het feit dat je een joggingbroek met geen mogelijkheid kon combineren met cowboyboots.’
CHRISTOPHE VEKEMAN «Met jouw skinny jeans zal het ook niet lukken. Dat is sowieso een verwerpelijk kledingstuk dat vandaag op grote schaal wordt gedragen, maar waarover iedereen zich over tien jaar het hart uit de borstkas zal schamen. Kijk maar naar oude archiefbeelden van nieuwslezers, daar schiet iedereen spontaan bij in de lach. Het is het beste, zo zou ik nieuwe vrienden of mijn denkbeeldige zoon aanraden, om kleren te dragen die vijftig of honderd jaar geleden ook al bestonden. Boots, bijvoorbeeld, of cowboyhoeden, hemden en jeans met een gewone taille en rechte pijpen. Over tien of twintig jaar zullen er nog altijd mensen rondlopen die gekleed gaan zoals ik nu. En gelukkig zal niemand er dan nog uitzien zoals jij. Wie het laatst lacht, lacht het best.»
HUMO Zo zullen we geen vrienden worden. Ik ben gewoon niet zo met kledij bezig.
VEKEMAN «Dat beweren wel meer mannen, maar het is een groot misverstand, want kleding is wel degelijk een expressiemiddel. Op een Open VLD-congres heerst een heel andere dresscode dan op een congres van Groen. Al zullen veel mensen, zeker op dat congres van Groen, zich er niet bewust van zijn dat ze zich aan elkaar conformeren. Frank Zappa zei in de jaren 60 eens voor een zaal vol hippies: ‘Maak jezelf niets wijs, iedereen hier draagt een uniform.’
»Voor mij zijn die boots en hoeden een ode aan de country, en dus een ode aan de kunst en aan het streven om boven de alledaagsheid uit te stijgen. En als je veel met country bezig bent, wordt je esthetische smaak daar enigszins door gevormd.»
HUMO Moet je die fascinatie voor countrymuziek, Texas, cowboys en alles wat enigszins naar Amerika ruikt, niet dikwijls verantwoorden?
VEKEMAN «Vrij vaak. Alsof mijn fascinatie voor Amerika in de eerste plaats een politieke basis zou hebben. Ten tijde van Bush speelde dat heel erg, onder Obama was het wat minder, maar door Trump mag ik het opnieuw overal gaan uitleggen. Terwijl Amerika toch niet het ontwikkelingsgebied is dat sommige mensen er van willen maken. Zelfs Texas staat niet zo geïsoleerd in de wereld als velen denken. De NASA is gevestigd in Houston en Belgische kunstenaars als Michaël Borremans en Luc Tuymans stellen er tentoon. En in weerwil van het cliché weten de meeste Amerikanen best dat België niet de hoofdstad van Brussel is. Waarom blijven we hen afbeelden als analfabete, gekke, achterlijke en obese conservatieven?»
HUMO Er is die obsessie met wapens, de afkeer van elke vorm van sociale zekerheid…
VEKEMAN «Welja. Maar de consensus bij mensen in het culturele milieu lijkt te zijn dat je heel voorzichtig moet zijn met alles wat je over een bepaald volk beweert. Alleen over Amerika mag je om het even wat zeggen. Heel weinig mensen schijnen te beseffen dat hun mening ook maar iets is wat zij dag na dag in de krant lezen. Ze beseffen de relativiteit van een overtuiging niet meer. Ik ben me daar wel erg bewust van en daarom hoed ik me voor het al te nadrukkelijk formuleren van eigen meningen.»
HUMO Je bracht onlangs in De Standaard wel begrip op voor de doodstraf en brak in het verleden een lans voor het katholicisme of voor het recht op wapendracht.
VEKEMAN «Als ik als opiniemaker uit mijn pijp kom, wat ik niet zo vaak doe, dan wil ik niet per se onpopulair zijn, maar wel een idee of een argument formuleren dat niet eerder is geformuleerd. Anders draag je niets bij aan het debat. Als Amerika-liefhebber wordt me geregeld gevraagd wat ik van Donald Trump vind. Natuurlijk vind ik hem een narcist en een ongelofelijke eikel, en ik ga akkoord met alles wat je elke dag opnieuw over hem in de krant leest. Daar heb ik niets meer aan toe te voegen. Ik lees te veel opiniestukken en columns waarin ik een mening aantref in vergelijking waarmee een stukgebeten kauwgom meer smaak heeft. Het voortdurend voeden van het eigen gelijk stoort me. Een mening staat een kunstwerk ook vaak in de weg. Tom Lanoye heeft heel uitgesproken, soms extreme, meningen. Ik kan me voorstellen dat die tussen deze of gene lezer en een meesterwerk zoals ‘Sprakeloos’, dat niets met die meningen te maken heeft, komen te staan. Dat is eeuwig zonde, omdat die meesterlijke roman vele keren waardevoller is dan de waardevolste mening van Tom.»
undefined
'Als opiniemaker wil ik niet per se onpopulair zijn, maar wel een idee formuleren dat niet eerder is geformuleerd. Anders draag je niets bij aan het debat.'
undefined
undefined
undefined
HUMO Maar Tom Lanoye plaatst zich als schrijver wel midden in de maatschappij.
VEKEMAN «De tijd waarin romans een impact konden hebben op onze maatschappij, is voorbij. In de jaren 80 zei niemand minder dan Gerard Walschap dat mensen die met literatuur bezig zijn in ons land, de neiging hebben om het belang ervan te overschatten. De man die vrijwel in zijn eentje de ontkerkelijking in Vlaanderen in gang heeft gestoken. Als iemand het tegendeel had moeten beweren, dan was hij het wel. Denk ook aan Hugo Claus, die door zijn mentaliteit en zijn boeken de clerus te kakken heeft gezet. Of iemand als Remco Campert, die in 1961 met ‘Het leven is vurrukkulluk’ het tijdperk van de vrije liefde zwart op wit aankondigde. Dat waren boeken en schrijvers die een impact hadden op de samenleving, omdat die akte nam van die boeken. Ze werden door de clerus op de zwarte lijst gezet, en op de kansel werd gepredikt tegen de antichrist Hugo Claus.
»Als je vandaag een boek over migranten of vluchtelingen schrijft, dan gaat dat voorbij aan de bevolkingsgroep waarover het gaat. Ik woon hier vlak bij een ontwijde kerk en bij de grootste moskee van Gent. In het weekend zie ik die lieve mensen naar de moskee trekken en denk ik: ‘Over jullie gaat dat boek, en dat boek.’ Maar niemand van hen heeft ooit van Tom Lanoye of Dimitri Verhulst gehoord. De impact van die boeken blijft binnen de inner circle van dezelfde opiniemakers over wie we het net hadden. Dat is dus verwaarloosbaar. Die boeken worden boven de hoofden van andere mensen geschreven. En daar ben ik als lezer niet meer in geïnteresseerd.»
HUMO Tegelijk is de vaakst geformuleerde kritiek op jouw boeken dat ze meer stijl dan inhoud of diepgang hebben.
VEKEMAN «Alsof je dagelijks diepgang aantreft in de krant. En dat zou je dan moeten overhevelen in je romans. Dat is net het tegendeel van diepgang. De stijl van de schrijver is als de stem van de zanger. De zonnebloemen van Van Gogh zouden maar een ordinair boeketje geweest zijn als ze door iemand anders waren geschilderd. ‘Madame Bovary’ van Gustave Flaubert is een flutverhaaltje van amoureuze aard, en door een mindere god verteld is het Libelle-proza. Het is juist in de stijl, in de manier waarop een schrijver formuleert, dat zijn persoonlijkheid zich laat gelden en er een wezenlijk contact met de lezer tot stand komt. Die herkenbaarheid is belangrijk.
»Luc De Vos was ook iemand die je in elke alinea kon herkennen, of de toon je nu aanstond of niet. Die toon is een kwestie van smaak. Er zijn mensen die elke zin uit mijn pen een goudklomp vinden en anderen raken er niet doorheen: 58 woorden in één zin!»
HUMO Vaak zijn het méér dan 58 woorden.
VEKEMAN «Ja, goed, ik tel dat niet. Ach, ik heb er op een enkel moment van wanhoop weleens aan gedacht om mijn schriftuur een tikje te vereenvoudigen met het oog op een wat breder publiek. Maar als je dat doet, ben je verloren als schrijver. Het staat haaks op alles wat ik ben en wil zijn. Je hebt maar één keuze als schrijver, en dat is zingen zoals je gebekt bent. Al de rest is bedrog. In de eerste plaats zelfbedrog.»
Dertiende maand
HUMO Het levert sommige van je collega’s wel grote literaire prijzen op. Die zijn jou vooralsnog ontglipt.
VEKEMAN «Daar heb ik nog geen minuut over gepiekerd. Ik denk dat het te maken heeft met het feit dat ik boeken schrijf die qua levensvisie of wereldbeeld niet aansluiten bij dat van de gemiddelde lezer. Ik geloof dat alle mensen eenzaam zijn, maar niet iedereen beseft dat even goed als ik. En ik veronderstel ook dat veel mensen graag boeken lezen die passen bij het bloemetjesbehang van hun karakter. En dat zijn dan geen boeken zoals de mijne.»
HUMO Hoeveel exemplaren heb je verkocht van een buitenissig boek als ‘Johnny Paycheck’, je biografie van de Amerikaanse countryzanger?
VEKEMAN «Ik weet het niet precies, maar mijn uitgever zei onlangs dat het er niet veel waren. Mijn bestverkochte boek is ‘Hotel Rozenstok’, met 4.500 exemplaren. Ik vind dat een riant aantal. Dan zijn er misschien nog iets meer mensen die het gelezen hebben. Daar wil ik niet klagerig over doen.»
HUMO Maar het betekent wel dat je je rekeningen niet van je boekenverkoop kunt betalen.
VEKEMAN «Klopt. Gisteren heb ik op een school een gedichtenwedstrijd gepresenteerd, een dag eerder heb ik een debat over poëzie gemodereerd, de dag daarvoor heb ik opgetreden in café De Paling in Sint-Lievens-Esse en de dag daarvoor heb ik opgetreden in café Aap op de Vlasmarkt. Twee dagen eerder zat ik in ‘Pompidou’ op Klara en vorige week heb ik een stuk voor De Morgen geschreven. Dat is niet hetzelfde als in de mijnen werken of achttien uur per dag een bedrijf leiden, maar evengoed is het niet het met subsidies overgoten luilekkerleventje dat anderen plegen te leiden. Uitgever Harold Polis heeft mij ooit aangekondigd als de hardstwerkende man in de Vlaamse letteren. Ik betwijfel of het waar is, maar ik ben wel trots op mijn werkethiek.
»Ik werk veel en de inkomsten van mijn boeken zijn wat de dertiende maand is voor iemand met een vast loon. Maar het is wel dankzij die boeken dat ik word gevraagd om op te treden of om voor te lezen in scholen en bibliotheken. Of om columns te schrijven, of boeken te recenseren op Klara. Al mijn andere werk komt uit die romans voort en maakt deel uit van mijn schrijverschap. Ik ben een ongelofelijke zeur in het dagelijkse leven, maar het beroep dat ik uitoefen, is een jeugddroom die in vervulling is gegaan. Een jeugddroom waarvan iedereen zei dat het een droom zou blijven.»
'Het valt zelfs niet meer op hoe slecht boeken vandaag zijn. De nieuwe norm is een lat die gewoon op de grond ligt'
HUMO Over je jeugd, of het gezin waar je in bent opgegroeid, heb je nog niet veel geschreven.
VEKEMAN «Een paar keer wel, maar ik hou er niet van om uit andermans dagboek voor te lezen. Het laatste wat mijn ouders verlangen, is om zelf in de schijnwerpers te staan. Mijn moeder heeft al last van plaatsvervangende nervositeit als ze eens naar een optreden van mij komt kijken.
»Ik ben opgegroeid als enig kind in een dorpse, cultuurloze omgeving. Mijn ouders zijn zeker geen cultuurliefhebbers. De boeken van de ECI-boekenclub stonden wel opgetast in mijn slaapkamer, maar ze zaten nog in de plasticfolie. Via een tante die maar tien jaar ouder was dan ik, leerde ik muziek kennen: David Bowie, Herman Brood, Frank Zappa, Cockney Rebel, de Sex Pistols. Dankzij die muziek kreeg ik ademruimte en werd ik mij bewust van het feit dat een ander leven mogelijk was dan de realiteit van elke dag opnieuw opstaan, eten, schoollopen en gaan slapen.
»Daarnaast ging ik vaak vissen als kind. In polders die ondertussen weg zijn (gespeeld dramatisch): ik kan niet terug naar het landschap van mijn kindertijd. Maar ik ging vissen met mijn bamboehengel en dat deed ik alleen, en aan de kreken zit je ook alleen…»
HUMO Nu ben je Mark Twains ‘Lotgevallen van Huckleberry Finn’ met je eigen leven aan het verwarren.
VEKEMAN (lacht) «Ik wás ook Huckleberry Finn. En misschien is daar wel mijn liefde voor fictie ontstaan. Als kind van 9 à 10 jaar, lang vóór er sprake was van reality-tv, was ik vaak alleen, maar ik had vaak het idee dat ik in de gaten werd gehouden. Als een soort personage dat gefilmd zou moeten worden. Dat heeft mij behoed voor de eenzaamheid. Ik had genoeg aan mezelf omdat ik wist dat ik nooit helemaal alleen was. Een beetje zoals Gerard Reve in ‘De avonden’ schrijft: ‘Het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven.’»
HUMO Je hebt geen strijd moeten voeren voor het schrijverschap?
VEKEMAN «Strijd voeren is iets voor amateurs. Toen mijn moeder mijn debuut ‘Alle mussen zullen sterven’ las, was ze niet echt dolgelukkig. Ze is me niet komen vertellen dat ze had gehoopt dat ik ooit zo’n boek zou schrijven. Maar aan de schrijftafel ben ik genadeloos en ken ik geen grenzen. Tegelijk heb ik niet zo vaak autobiografisch geschreven. Je hebt ‘Mensen als ik’, in ‘Johnny Paycheck’ zitten een paar autobiografische passages en ‘Hotel Rozenstok’ gaat ook over iemand die Christophe Vekeman heet. Daarvóór was het allemaal fictie.»
HUMO In die autobiografische passages ben je wel erg lyrisch over je vrouw Mieke.
VEKEMAN «Wat mijn vrouw betreft, moet en kan ik mij zeer gelukkig prijzen. ‘Mensen als ik’ begint met hoe ik op zoek ga naar nieuwe vrienden. Dat gaat indirect over de ontoereikendheid van vriendschap. Mensen schrijven vaak over de liefde als iets heel problematisch, iets dat geen leven lang kan duren en per definitie onvolkomen is. Mijn ervaring, sinds ik Mieke ken, is dat de liefde wel degelijk op alle mogelijke manieren voldoet en glans verleent aan mijn bestaan. Ik vind vriendschap, wat in de publieke opinie als iets veel standvastigers staat aangeschreven, zelfs overroepen. Dus ja, ik zou Mieke iedereen kunnen aanraden. Maar dat ga ik natuurlijk niet doen.»
HUMO Ze vertelde me dat ze zo bescheiden is dat ze automatisch denkt dat die passages niet over haar kunnen gaan.
VEKEMAN «Er zijn twee dingen. Als Mieke jarig is, schrijf ik één of meer liefdesgedichten voor haar. Men zegt weleens dat je met poëzie niet veel geld kunt verdienen, maar je spaart er wel een hoop geld mee uit (glimlacht). In die liefdesgedichten moet je niet de kleine kantjes benadrukken. Dat is eigen aan de amoureuze poëzie, die dient in het vuur van de passie te worden gesmeed. Wat de romans betreft, houdt Mieke meer afstand omdat ze mij de vrijheid wil gunnen. En als het niet voor haar is geschreven, zit ik er ook niet mee in wat zij van deze of gene passage zou denken. Als ik in ‘Mensen als ik’ uit mijn zogenaamde dagboek citeer dat ik naar een hoer ben geweest, dan kan zij dat geloven of niet, maar het is wel mooi meegenomen dat zij mijn eerbied en zelfs adoratie voor fictie deelt. Los van de fictie is de zaak voor mij erg eenvoudig: je hebt Mieke, en je hebt de rest van de mensheid.»
undefined
'Het probleem met het leven is dat je nooit weet wat je mist. Mocht ik op mijn 25ste vader zijn geworden, in hoeverre zou mijn leven dan rijker of rampzaliger zijn?'
undefined
undefined
undefined
undefined
HUMO Ze moet die passages dan maar bij de eerste lezing ontdekken?
VEKEMAN «Dat hoort erbij. De fictie is echt het enige domein waarop ik mij werkelijke vrijheid kan voorstellen. Zo’n boek schrijf ik in een roes van enkele weken en niemand weet dan dat ik daarmee bezig ben. Tijdens dat proces waarschuw ik zelfs mijn uitgever niet. Ik zeg er tegen niemand iets over. Ook niet tegen Mieke. Maar op een bepaald moment breng ik zoveel tijd in mijn schrijfkamer door dat ze toch iets begint door te krijgen. Ik probeer mijn boeken stiekem te schrijven. Op een gegeven moment kom ik doodleuk de trap af en zeg ik: ‘Het is af.’ Dan doet ze alsof ze niks doorhad: ‘O, was je echt aan een boek bezig?’ (lacht) Zij leest het dan als eerste.»
Vlak en vlekkeloos
HUMO Jullie hebben geen kinderen. Omdat die het schrijven in de weg zouden staan?
VEKEMAN «Onze huidige levensstandaard zou onvermijdelijk zakken. Het zijn uitgavenposten, die jolige bengels, en je draagt toch een financiële verantwoordelijkheid. Het zou natuurlijk ook tijd en energie vergen, maar ik zou mijn antwoord graag anders formuleren. Wij hebben geen kinderen, niet omdat ze het schrijven in de weg zouden staan, maar omdat ze in zekere zin ons in de weg zouden staan. Wij hebben geen behoefte aan een derde persoon in huis. Wij zitten niet elke avond zwijgend te hopen dat de bel gaat en er bezoek komt. Ik zie niet in waarom kinderen voor ons een meerwaarde zouden zijn, en mijn vrouw ook niet. Mocht zij er anders over denken, dan zou ik uiteraard bereid zijn om bij te draaien. Als je vrouw werkelijk een kinderwens heeft en je gaat daar niet minstens voor de duur van één exemplaar op in, dan mag je toch relationele problemen vrezen.»
HUMO Je zou ook kunnen beweren dat een schrijver een levenservaring mist door geen kinderen te hebben.
VEKEMAN «Dat klopt, maar het probleem met het leven is dat je nooit weet wat je mist. In ‘Mensen als ik’ citeer ik die bekende zin van Cees Nooteboom: ‘Ik had wel duizend levens en ik nam er maar één.’ Dat vind ik heel herkenbaar. Mocht ik op mijn 25ste vader zijn geworden, in hoeverre zou mijn leven vandaag dan rijker of rampzaliger zijn? Je weet het niet. Ik ben altijd van oordeel geweest dat ik zo vlak en vlekkeloos mogelijk moet leven. Dat wil niet zeggen dat er geen uitspattingen plaatsvinden, maar in wezen lijkt het beste leven mij een leven waarin zo weinig mogelijk gebeurt. Dat zit ook in de taal zelf. Als je zegt dat er iets is gebeurd, is het altijd negatief. Als Erik Van Looy ‘Het is gebeurd!’ zegt op het einde van een aflevering van ‘De slimste mens ter wereld,’ dan bedoelt hij niet dat iemand heeft gewonnen, maar wel dat iemand heeft verloren. Het zou raar zijn als ik zoiets ingrijpends als vader worden zou plannen. Dat zou haaks staan op mijn hele persoonlijkheid. Wat niet betekent dat ik er geen boek over zou kunnen schrijven. Met ‘Een uitzonderlijke vrouw’ heb ik een roman geschreven vanuit het standpunt van een vrouw. Als ik dat kan, zal ik me bij vaderschap ook wel iets kunnen verbeelden.»
HUMO Voor je vrouw heb je lieve woorden te over, maar minder voor je collega-schrijvers. In ‘Mensen als ik’ noem je hen ‘pukkelaars en zuurkutten’ met ‘prulboeken en achterlijke meninkjes’. En de letteren noem je ‘een pijnlijk ongevaarlijk allemanshobby’tje’.
VEKEMAN «Ik schrijf ook nog ergens dat het belang dat Vlaamse en ook Nederlandse schrijvers aan hun werk plegen te hechten, in geen enkele verhouding staat tot de waarde ervan.»
HUMO Zoveel afkeer van de literaire wereld. Ben je er nog wel graag?
VEKEMAN «Er is in mijn leven niets wat ik zo serieus neem als de literatuur. Daarom ben ik zo streng voor mijn collega’s. Omdat de literatuur voor mij een heilig domein is dat mijn hele wereld vormt en ook het eiland is waar ik naartoe kon vluchten vanuit de restanten van mijn kindertijd.»
HUMO Jij beschouwt, net als je idool Willem Frederik Hermans, een slecht geschrift als een persoonlijke belediging.
VEKEMAN «Exact. Dat geldt in mindere mate voor internationale auteurs, maar het stoort mij inderdaad dat sommige schrijvers in de literaire media of door het lezerspubliek op handen worden gedragen. Dan krijg ik weleens ‘Ga van mijn erf!’-achtige gedachten.»
HUMO Over wie heb je het dan?
VEKEMAN «Ik heb in het verleden weleens namen genoemd, maar het probleem is dat het tijdperk van de polemiek voorbij is. In de jaren 70 en 80 had je de grote vetes in de literatuur, denk maar aan de uithalen van Jeroen Brouwers tegen onder meer Dirk Ayelt Kooiman. Dat was vermakelijk om te lezen en veel lezers smulden ervan. Maar vandaag is er al zoveel agressie in de maatschappij en zoveel verbaal geweld op sociale media, dat het genre van de polemiek verloren is gegaan. Maar ik vind het niveau van de hedendaagse Nederlandse en Vlaamse literatuur beneden elk peil. Er wordt elk jaar slechter geschreven. Het valt zelfs niet meer op hoe slecht boeken zijn. De nieuwe norm is een lat die gewoon op de grond ligt.»
undefined
undefined
undefined
undefined
undefined
undefined
undefined
Christophe Vekeman, ‘Mensen als ik’, De Arbeiderspers