'A Quiet Place' Beeld RV
'A Quiet Place'Beeld RV

Taalgevaren

‘‘Mensen met een baarmoeder’ in plaats van ‘vrouw’ is flauwekul’: Taalkundige over wat je wél en niet meer mag zeggen

Kun je iemand nog ‘een allochtoon’ noemen, of ‘een Turk’? En zo niet, wat moet je dán zeggen? Taalkundige Vivien Waszink schreef er een handzaam boek over. “Iemand met een migratieachtergrond’ is een prima alternatief, maar meteen zo’n mond vol.’

Sander Becker

‘Dames en heren’ werd ‘beste reizigers’ en ook de overheid spreekt je niet meer aan volgens je geslacht: heel wat woorden zijn de afgelopen jaren in de ban gedaan. Critici verzuchten dat je onderhand níks meer mag zeggen. Maar dat is overdreven, meent taalkundige en woordenboekmaker Vivien Waszink. In boek ‘Dat mag je óók (al niet meer) zeggen’ betoogt ze dat we nu de keus hebben uit een berg alternatieve woorden. Je mag juist méér zeggen dan ooit.

Als voorbeeld noemt ze het voornaamwoord ‘die’, waarmee je sinds enkele jaren een non-binair persoon kunt aanduiden. “Deze extra betekenis hebben we erbij gekregen, maar daarnaast kun je ook prima ‘hij’ en ‘zij’ blijven gebruiken. En als genderactivisten aandringen op ‘mensen met een baarmoeder’, begrijp ik best dat sommigen dat flauwekul vinden. Maar het betekent niet dat je nooit meer het woord ‘vrouw’ in de mond mag nemen.”

Het grootste succes van de inclusieve taalbeweging is volgens Waszink de snelle aftocht van het ‘n-woord’. In ijltempo raakte vrijwel iedereen ervan doordrongen dat ‘neger’ beledigend is. Ook relatief eenvoudig ging het met de aanspreekvorm ‘dames en heren’. In de trein klinkt nu ‘beste reizigers’, in het theater hoor je ‘bezoekers’ of ‘aanwezigen’ en de gemeente schrijft inmiddels ‘bewoners’ in plaats van ‘heer/mevrouw’. Waszink: “De nadruk ligt tegenwoordig meer op de functie die je in een omgeving hebt en minder op je geslacht.”

Liever een bijvoeglijk voornaamwoord

De deskundige signaleert nóg een opvallende trend: binnen het inclusieve taalgebruik winnen bijvoeglijke naamwoorden het steeds vaker van zelfstandige naamwoorden. Vroeger hoorde je geregeld ‘een zwarte’ of ‘een homo’. Maar zulke zelfstandige termen reduceren een persoon tot een huidskleur, afkomst, geaardheid of gender. “In werkelijkheid heeft een individu veel meer kenmerken dan alleen dat ene aspect”, zegt Waszink. “We zien identiteit nu als een veelzijdig, flexibel en fluctuerend concept. Daarom heeft het inmiddels de voorkeur om in bijvoeglijke termen te spreken van ‘een zwarte vrouw’, ‘een Turkse Nederlander’ of ‘een homoseksuele man’.”

In haar boek wil Waszink niet dwingend voorschrijven welke woorden we wel of niet meer moeten gebruiken. Ze legt liever uit welke gevoeligheden er spelen. En ze doet suggesties voor oplossingen.

Lastige gevallen bespreekt ze ook, zoals ‘allochtoon’. Op zich is er niets mis met dat woord, maar het heeft inmiddels een negatieve connotatie en is daarom her en der al afgeschaft. ‘Buitenlander’, ‘gastarbeider’ en ‘immigrant’ zijn ook besmet. Je hoort nu vaak ‘iemand met een migratieachtergrond’. “Op zich een prima alternatief”, vindt Waszink, “maar mensen gebruiken het niet snel spontaan omdat het zo’n mond vol is.” Het opkomende ‘bicultureel’ vindt ze een mooiere oplossing, ook omdat daar meteen iemands Nederlandse achtergrond in doorklinkt. En, voegt ze toe, over het algemeen geldt: hoe specifieker, hoe beter. In plaats van ‘een Afrikaan’ kun je dus beter zeggen ‘een tiener uit Senegal’.

Directeur (m/v)

Een heikele, langslepende kwestie is ook of je een vrouw aan de top moet aanduiden als ‘directeur’ of als ‘directrice’. “Het is bewezen dat vrouwen vaker op een vacature solliciteren als er expliciet om een ‘directeur of directrice’ wordt gevraagd”, weet Waszink. Zo bezien is het dus belangrijk om vrouwen niet uit de taal weg te poetsen door alleen ‘neutrale’ termen te gebruiken. “Maar tegelijk doen een mannelijke en een vrouwelijke directeur precies hetzelfde werk”, vervolgt ze. “Waarom zou je er dan een ander woord voor hebben?”

Volgens de deskundige zitten we nu in een overgangsfase waarin een vrouwelijke term als ‘directrice’ nog nodig is. “Maar de maatschappij verandert. Uiteindelijk zullen we eraan gewend raken dat een ‘directeur’ ook een vrouw kan zijn. Dan is het nergens meer voor nodig om het geslacht of andere verschillen tussen mensen expliciet te benoemen.” Het is een zaak van lange adem, beaamt ze. “Zo’n verschuiving van associaties in de taal gaat heel langzaam. Het kan nog twintig jaar duren. Maar dat is wel de situatie waar we naartoe moeten.”

‘Dat mag je óók (al niet meer) zeggen’, een uitgave van het genootschap Onze Taal, verschijnt op 4 juni; 136 blz, €14,99.

(Trouw)

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234