BOEK★★1/2☆☆
Merijn de Boer: ‘De saamhorigheidsgroep’
Voor zijn vierde roman liet Merijn de Boer zich inspireren door een groepje wereldverbeteraars waar zijn eigen ouders ooit lid van zijn geweest. Als lezer infiltreren we in die ‘besloten gemeenschap’ via de buitenstaander Bernhard, een egoïstische snob die toevallig verliefd wordt op één van de vrouwelijke leden. De saamhorigheidsgroep ‘was begaan met mensen die aan de rand van de maatschappij leefden’, maar ‘werd toch vooral getypeerd door hun gemeenschappelijke afkeren: de monarchie, kernwapens, Shell, snelwegen, de NAVO en vooral: automobilisten’. Gaandeweg laat Merijn de Boer de saamhorigheidsgroep iets té netjes alle clichés afgaan. Vrije liefde is hun hoogste goed, ook al worden ze daar doodongelukkig van, en ze zijn zo begaan met de wereld daarbuiten dat de opvoeding van hun eigen kinderen erbij inschiet. En humor mag dan een kostbaar goed zijn in de o zo serieuze hedendaagse letteren, De Boer mikt wel heel nadrukkelijk op de lach: ‘De kinderen speelden ‘sociopoly’. Het doel was niet om zo rijk mogelijk te worden, maar om zoveel mogelijk geld weg te geven.’ Daardoor zijn de personages, afgezien van de drie in een driehoeksverhouding verwikkelde hoofdfiguren, helaas evenzeer van bordkarton als hun opruiende protestborden.