null Beeld

'Met grote bijval verlengd' Dwarskijker over 'Eigen kweek', 'Clinch' en 'Copy beest'

Een vervolg breien aan iets dat afgerond was, is altijd hachelijk. Er werd wellicht ook op een welwillend kijkerspubliek gerekend.

Rudy Vandendaele


Eigen kweek

Eén – 21 februari

Wegens succes is ‘Eigen kweek’, een laagdrempelige dramaserie over zelfredzaamheid in tijden van lage aardappelprijzen, met grote bijval verlengd. Laatst keken er 1,8 miljoen mensen, onder wie schrijver dezes, naar de eerste aflevering van het tweede seizoen. Een hoop volk, dat wel. Laat ik nog maar eens voorzichtigjes stellen dat ik een hoog kijkcijfer geen vanzelfsprekende kwaliteitsnorm vind, waardoor ik nooit voor beleidsmaker bij de commerciële televisie zou deugen. Ik heb er simpelweg het talent niet voor, maar – ik kan het u nog sterker vertellen – dat specifieke manco is dan weer mijn gave, vreemd genoeg. Ik hoop me hieromtrent eerlang nader te verklaren, maar nu moet ik in galop ter zake komen. Voor het zover is, gooi ik eerst even een anekdotetje uit mijn privésfeer te grabbel: ik heb de eerste aflevering van ‘Eigen kweek 2’ in een hotelkamer in Groningen gezien, een stad waar ik een kwalijke opstoot van melancholie heb overgehouden aan de aanbevelenswaardige tentoonstelling ‘David Bowie Is’ in het Groninger Museum. Iedereen blijft maar doodgaan. In die weeë stemming zag ik op de televisie dat er ter hoogte van de gemeente Heuvelland, de locatie van ‘Eigen kweek’, nog altijd vergezichten zijn die meer perspectief bieden dan ik doorgaans denk als ik in den vreemde ben. Ik kon me niet meer in detail herinneren hoe de eerste serie van ‘Eigen kweek’ was afgelopen, zodat ik eigenlijk op een korte samenvatting van wat voorafging had gerekend, zonder dat ik daarvoor naar een iPad moest grijpen, maar naar die service kon ik kennelijk fluiten. Wat ik dan ook oorverdovend maar daarom niet minder toonvast heb gedaan.

‘Eigen Kweek 2’ speelt zich vier jaar later af. We zagen hoe politieagente Chantal Vantomme (Maaike Cafmeyer) zich met een andere ordehandhaver in restaurant In De Wulf aandiende. Daar wou ze, met het oog op de plaatselijke veiligheid, even een hartig woordje met de nieuwe bordenwasser wisselen, ene Patrick Museeuw (Sam Louwyck), die als twee druppels water op zijn broer Klaas ‘den Ollander’ Museeuw leek. Klaas was de ontvoerder van Julita, een vent die de eerste serie dan toch niet had overleefd. Patrick, ook een boef, had er vijftien jaar gevangenis op zitten wegens een roofoverval waarbij een dode was gevallen: de expert bij wie hij te rade was gegaan aangaande de hoeveelheid semtex die je voor een geslaagde overrompeling van een geldtransport nodig hebt, had ‘de komma verkeerd geplaatst’. Patrick Museeuw vond dan ook dat hij technisch gezien geen moord op zijn geweten had. Het verhaal van de noodlottige komma van de expert, Museeuws argument à decharge, kregen we een aantal keren te horen, waardoor het een grimmig repeteergrapje werd. Tussendoor schotelde het personeel van In De Wulf de plaatselijke politie een amuse-gueule voor – varkenskotelet uit het vuistje – waarover Chantal Vantomme tijdens de diensturen zou zeggen: ‘Dat koteletje was zeker niet slecht.’ Ik moest grinniken om het lichte voorbehoud in die opmerking, en grinniken is zo nu en dan mijn lust en mijn leven.

Patrick Museeuw aasde op het verdwenen losgeld van 150.000 euro, tevens drugsgeld, waar zijn broer uiteindelijk naast had gegrepen. Die poen moest in de familie blijven. Daardoor kwam hij in het gezelschap van de opportunistische meeloper Bernard (Stefaan Degand) bij het boerengezin Welvaert terecht, de voormalige wietkwekers, die in de vorige serie de dans ontsprongen. Patrick Museeuw dreigde ermee het zoontje van Frank en Julita iets aan te doen, en in één moeite door chanteerde hij de chantabele Welvaerts, zodat ze, om die 150.000 euro bij elkaar te krijgen, en officieel aan ‘Eigen kweek 2’ te beginnen, zich weer aan de hachelijke wietteelt moesten wagen.

Er was duidelijk een kunstgreep nodig – Patrick Museeuw is een deus ex machina – om de tweede serie van ‘Eigen kweek’ in gang te zetten. Een vervolg breien aan iets dat afgerond was, is altijd hachelijk. Er werd wellicht ook op een welwillend kijkerspubliek gerekend. Naar de eerste aflevering te oordelen, helt serie 2 meer naar komedie over dan serie 1, met humor van wisselvallig niveau tot gevolg. Het Engels van Frank Welvaert is er, wellicht op algemeen verzoek, na vier jaar niet beter op geworden: zijn handelsmerk, of zijn gimmick, is nog steeds het Vlengels, een koddige kop-staartbotsing van West-Vlaams en vermoedelijk Engels, waar lollige ooms, die om origineel repertoire verlegen zitten, ondertussen overal in het land hun voordeel mee doen op bruiloften en partijen. ‘It’s no police, it’s just Chantal,’ sprak Frank toen politieagente Chantal in onmiskenbaar politie-uniform en met een nogal mannelijke tred haar opwachting maakte. Daar moest ik om lachen, meer bepaald omdat ik het grappig vond. ’t Bleek bovendien een repeteergrap te zijn, want bij een andere gelegenheid zei boer Jos Welvaert (Dirk Van Dijck) op geruststellende toon: ‘Dat is de politie niet, ’t is Chantal maar.’ Julita (Rhoda Mae Montemayor), de Filipijnse vrouw van Frank, mikt na vier jaar huwelijk weleens een woordje West-Vlaams in de conversatie: ik hoorde haar duidelijk ‘niet’n’ zeggen, een geluid dat ‘niets’ betekent, of zelfs nog minder. De humor zit ’m in het feit dat ze spaarzaam met dat West-Vlaams omgaat.

De eerste aflevering van ‘Eigen kweek 2’ was geen spetterend nieuw begin, maar veeleer een tussenstuk waar we, met nieuwe lotgevallen van de Welvaerts in het vooruitzicht, eventjes doorheen moesten. Welwillend op naar de tweede aflevering! En in godsnaam vooruit met de geit! Tussen haakjes: hoelang zal de West-Vlaamse way of life nog in de mode zijn op de televisie?

undefined

null Beeld

'Gevoelige waarnemers kunnen er, als de hoofdpersonen even hun kop houden, ook de vleugelslag van de waanzin in horen'


Clinch

Canvas – 24 februari

Voor onze ogen strekt zich een landschap uit dat veel weg heeft van Vlaanderen op een mooie zomerdag. De mais staat hoog. We zien zonovergoten zwart-wit, wat onalledaags is op de eigentijdse kleurentelevisie. Krijgen we mogelijk inkijk in een parallel universum dat zich ónder de gekleurde wereld schuilhoudt? ‘Wat is er gaande?’ is in deze omgeving, deze situatie, deze kijk op de vermoedelijke werkelijkheid, altijd een goede vraag.

Een auto haalt driftig een dreutelende auto van de autorijschool in. Weldra maken we kennis met de rijinstructeur, diens leerling en een jongen op de achterbank, die een aankomende reportagemaker blijkt te zijn. Met een achterhaald type camera is hij, in zijn afstudeerfase, een reportage over ‘bijzondere beroepen’ aan het maken. Het beroep van rijinstructeur vindt hij in dat verband opmerkelijk genoeg, zo te zien. Wat hij in de zoeker van zijn camera waarneemt, zien wij in kleur. Kleur is in dit geval: de verschoten tinten van het soort 8mm-filmpjes waarop je – ik noem maar wat – het kind dat je ooit was van lieverlee ziet ontkleuren. Zo jong nog en al zo verdwenen.

Deze drie personages, mannen in de kracht van hun leven, hebben geen naam, althans: ze maken zich vooralsnog niet bekend. Nog een geluk dat ik de acteurs Wim Helsen, Nico Sturm en Roy Aernouts in ze herken. Al snel blijken de drie mannen in de auto van de rijschool, of ze dat nu willen of niet, vertrouwelijker met elkaar om te gaan dan je in deze omstandigheden zou verwachten, maar de kansen op aanvaringen nemen zienderogen toe. Hun conversatie, waarbij de rijinstructeur (Wim Helsen) de boventoon voert, neemt de ene vreemde wending na de andere: alleen al de betekenis van het woord ‘achteruitkijkspiegel’ blijkt zowel tot verwarring als tot een meningsverschil te kunnen leiden. Over de gangbare logica inzake tijd en ruimte, en de taal waarin je die tot uitdrukking brengt, kun je het ook behoorlijk oneens zijn, als je door een speling van het lot de disharmonische drievuldigheid van ‘Clinch’ bent. Ineens zegt de rijinstructeur, die zo te horen weleens chassidim in een grote havenstad voorbij heeft zien fietsen: ‘Als ik zeg: ‘De Joden zouden beter binnenblijven’, dan heeft dat niets met racisme te maken, maar alles met de wegcode. En dat willen die mensen blijkbaar maar niet snappen als ze op de fiets zitten.’ Hij zegt het op een toon die geen tegenspraak duldt, waarna hij zich in één vloeiende beweging hardop inleeft in de verschrikkingen van de Holocaust. Om ‘Clinch’ lach je op eigen risico, maar dat belet mij in geen geval om te lachen. Als de leerling te kennen geeft dat hij naar de wc moet, vraagt de rijinstructeur meteen: ‘Kaka of pipi?’ Ik durf er ook op vergaderingen van het Nobelprijscomité voor uit te komen dat ik dit soort elementaire humor onweerstaanbaar vind.

Na verloop van tijd zegt de leerling langs de neus weg dat hij piloot is, waardoor de aankomende reportagemaker het beroep van rijinstructeur op slag minder bijzonder vindt, uiteraard tot ergernis van de rijinstructeur, die in hoofdzaak het vehikel van een buitenproportioneel ego is. Kwestie van geleerder te klinken dan ik ben, heb ik het nu wel over zijn ego, maar nog het meest lijken deze drie personages geheel buiten de reguliere psychologie te vallen. Dat de leerling piloot is en niet eens een rijbewijs heeft, leverde het soort gedachtewisseling op die ik graag eens in het echt zou meemaken.

Ongeluk en dood spelen, net als in het ware leven, ook mee in ‘Clinch’. Het was me vergund om meer afleveringen van deze serie te zien, waardoor ik weet dat er altijd een vierde personage, dat toevallig iets met het drietal te maken krijgt, naar de verdoemenis gaat. Dat gaat meestal met het brute geweld van een ongeluk gepaard, en met bijvoorbeeld de doffe smak waarmee een onfortuinlijke fietser tegen een motorkap aanknalt. Even zijn de drie mannen van slag, of zelfs uitzinnig van paniek, maar voorbij goed en kwaad gaan ze snel weer over tot de orde van de dag: de dood laten ze nog het liefst aan buitenstaanders over. Voor het overige dollen ze graag met heikele onderwerpen: racisme, bijvoorbeeld. Of één van hen, meestal gespeeld door Wim Helsen, weet dat een plaatselijke abortuskliniek voor filevorming zorgt, of geeft in de vlucht te kennen dat hij ooit een kind heeft doodgereden. De drie personages, vlietende persoonlijkheden, zijn in elke aflevering verwant aan wie ze eerder waren, maar toch ook anders; ze hebben, in hetzelfde lichaam, telkens weer andere besognes. En altijd weer ontmoeten ze elkaar voor het eerst, meestal ongewild en toevallig. ‘Clinch’ is het soort droom dat zich, om dromers te verschalken, listig in realisme heeft vermomd – plots, als je de storing opmerkt, denk je dat het beter is om eruit wakker te schieten, maar dan is het al te laat.

Bij het zien van ‘Clinch’ kwam Samuel Beckett me voor de geest. Ik dacht ook aan ‘Herenleed’, een programma van de VPRO, waarin Cherry Duyns, Armando en wijlen Johnny van Doorn zich bij geestelijk waaiweer staande hielden in een absurd landschap. Teenagers op jaren, die zich nog ijsbloemen op vensterglas herinneren, weten waarover ik het heb. De rest verwijs ik graag door naar het eindeloze internet.

‘Clinch’ is geschreven door Roy Aernouts, bijgestaan door Wim Helsen en Herwig Ilegems: taalplezier gekoppeld aan uitmiddelpuntige ideeën en een diepmenselijk verlangen om verwarring te stichten, in het volle besef dat enige subversie goed is voor de geestelijke gezondheid. Er wordt spannend in geacteerd, en de regie van Herwig Ilegems is beeldig. Daarbovenop is deze serie, niet het minst wegens dat grafische zwart-wit, ook nog een esthetisch genoegen voor de kleurenkijker. Ik doe liever niet dik over kunst, ik zwijg er zelfs liever over, maar laat ik dit keer toch maar mijn sterke vermoeden uitspreken dat het veelkantige ‘Clinch’, behalve een zesdelige tv-serie, ook kunst is. En in ieder geval televisiedrama naar mijn hart.

Gevoelige waarnemers kunnen er, als de hoofdpersonen even hun kop houden, ook de vleugelslag van de waanzin in horen. Een uitzonderlijk geluid.

undefined

null Beeld

'Nu kranten een kwijnend bestaan leiden, benieuwde het me welke krant zo'n zeearend in theorie zou lezen'


Copy beest

Eén – 25 februari

Dieter Coppens, die ik van ‘De poolreizigers’ ken, en van ‘Hello Goodbye’, hoeft zich niet in te spannen om voor de camera een sympathieke en ongedwongen indruk te maken. Zijn naturel is net als die van Jeroen Meus de gewoonste zaak van de wereld, en wellicht ook wel een habitus waaraan niet meer te ontsnappen valt als je ermee geboren bent. Mij verbaasde het dan ook niet dat die twee elkaar op een mooie dag ten behoeve van ‘Copy Beest’ in de keuken troffen. Daar moesten laboratoriumratten, die Dieter zelf met engelengeduld had getraind en geconditioneerd, de ingrediënten voor een warme moelleux van chocolade al snuffelend aanwijzen. Jeroen Meus zou dat dessert bereiden. Als die ratten zich vergisten, dan zou er zowel viagra als een krachtig laxeermiddel in de moelleux terechtkomen. De presentator en de tv-kok zouden er dan dapper, mogelijk met lange tanden, van eten, en ons in kleurrijke bewoordingen en waarschijnlijk onder het verbijten van darmklachten op de hoogte brengen van de gevolgen. Zo mooi werd het niet, want de reukzin van de ratten stelde niet teleur. Jeroen Meus vond dat ratten in een keuken een ondraaglijke aanblik boden, en dankzij zijn onontkoombare naturel liet hij dat ook merken. Hij probeerde zich een houding te geven tussen walgen en huiveren in. Ook wegens zulke bijkomstigheden is ‘Copy beest’ een onderhoudend programma. Naast de kwestie valt er altijd meer te zien dan je zou denken.

Aan het begin van elke aflevering drukt Dieter zijn bewondering uit voor de zintuigen van dieren. ‘Zij hebben talenten waar wij alleen maar van kunnen dromen,’ zegt hij. Als een laboratoriumrat, hoe getalenteerd ook, zonder voorafgaande waarschuwing en ver van het daartoe geschikte sanitair haar gevoeg doet, gaat het dan weer van: ‘Godverdomme, jij kakt gewoon op mijn aanrechtblad!’ En even later: ‘Godverdomme, zit jij nu nóg te kakken?’ Nu, de zintuigen van dieren, die in dit programma ‘talent’ worden genoemd, zijn vaak verbazend: neem nu de zeearend die in de meest recente aflevering vanaf de Boerentoren in Antwerpen drie kilometer ver kon kijken, waar Dieter Coppens op Linkeroever met een loer had postgevat – een loer is een kunstprooi met een plak vlees eromheen. Moge de uitdrukking ‘iemand een loer draaien’ opeens heel helder worden. Door een cameraatje dat op de zeearend was gemonteerd, konden we als het ware meevliegen en neerstrijken op de arm van Dieter, die het, ondanks een armbeschermer, ineens uitschreeuwde van de pijn: een klauw van een zeearend is indringend. Daar kon de roofvogelhouder van meepraten, want hij miste een oog. Die man zei dat de shorts van Dieter ook geen aanrader waren in vogelperspectief, want soms merkt een zeearend het verschil niet tussen een menselijke kuit en een kipfilet, ook al ziet hij dan zo’n acht keer beter dan de mens, en zou hij naar verluidt ‘op één kilometer hoogte in theorie een krant kunnen lezen’. Nu kranten een kwijnend bestaan leiden, benieuwde het me welke krant zo’n vogel in theorie zou lezen.

Staf en Mathias Coppens, die hun lichaam al bij hun leven aan de wetenschap hebben geschonken, zijn volle neven van Dieter. Het zal wel een familietrek zijn, want ook Dieter stelt zichzelf graag fysiek op de proef. In ‘Copy Beest’ – de titel zegt het al – bootst hij in de mate van het mogelijke allerlei dierlijke kwaliteiten na. Door middel van ademhalingsoefeningen trotseerde hij, met niets anders dan een zwembroek aan, de vrieskou van Lapland: min 25 graden Celsius. In navolging van het rendier, dat niet eens een zwembroek draagt. In de Schotse Hooglanden ging hij met een valkenier op valkenjacht. De afspraak was: eten wat de jacht hen oplevert of anders honger lijden. ‘In het slechtste geval kunnen we nog altijd het voer van de valk opeten,’ zei de valkenier. Hij haalde een dode rat uit z’n jaszak, hakte haar in stukken, en verbrijzelde haar kop. Een beetje valk houdt van bloederige smurrie. Een paar weken eerder had Dieter zo’n rat nog om haar reukzin geprezen. Hij zette het op een kokhalzen, wat vast helpt tegen de honger. Het duurde 44 uur vooraleer de valk, in nauwe samenwerking met een fret, een konijn had verschalkt. De dierenliefde van de mens gaat door de maag: ‘Zálig, zo’n bruin gebakken stukje konijn,’ riep Dieter. Het klonk zo enthousiast dat hij er vast een slapende dierenactivist mee zal hebben gewekt.

Wel een aardig programma.

Rudy Vandendaele

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234