'Met het stanleymes op de gorgel' Dwarskijker over 'De bunker', 'Het sterkste netwerk' en 'Jonas & Van Geel'
In 'De bunker' bleken de dames en heren van de Staatsveiligheid naar 'VTM nieuws' te kijken. Zouden ze na afloop blijven zitten voor 'Familie'? Of zouden ze ijlings naar 'Thuis' zappen?
De bunker
VTM – 21 september
Voor de veiligheid van de staat lijkt het me beter dat de burger, die van de wieg tot het graf een potentiële verdachte is, niets af weet van de Staatsveiligheid. Er bijna niets van af wetend, verbeeld ik me dan ook graag dat werknemers van de Veiligheid van de Staat vaak onder een schuilnaam in grootstedelijke horecazaken rondhangen: Le Petit Tirana, La Moule à Trois Pattes, Chez la Grosse Arlette, La Matelote – stuk voor stuk etablissementen in zoekgemaakte zijstraten waarvan menig taxichauffeur zegt dat hij er nog nooit van gehoord heeft, ook al zit hij dan al dertig jaar in het vak. Uitgerekend in zulke horecabedrijven treffen undercoveragenten dan allerlei interessante contactpersonen met uitheemse accenten aan, internationale ondernemers – import & export – die precies weten hoeveel een tweedehands kalasjnikov maximaal mag kosten als hij je vanonder de toonbank wordt aangeboden door iemand die drie tranen onder zijn rechteroog heeft laten tatoeëren. Ik stel me voor dat undercoveragenten met dienst vaak geweldig dronken worden, zo godverlaten starnakel dat ze zich, zelfs met een stanleymes op de gorgel, hun naam én hun schuilnaam niet eens meer kunnen herinneren. Kijk, dat noem ik nog eens: incognito zijn.
Het hoeft wellicht geen betoog dat ik de Staatsveiligheid alleen maar van horen zeggen heb, ook al word ik dan de klok rond in de gaten gehouden sinds ik in 1971 via via een exemplaar van het ‘Rode Boekje voor scholieren’ heb bemachtigd. Ze gaan mijn gangen preventief na, volgens mijn informant, ‘om nog méér kattenkwaad te voorkomen’.
Ik veronderstel dat de makers van ‘De bunker’ beter ingevoerd zijn in de materie: deze serie speelt zich gedeeltelijk af in het Antwerpse filiaal van de Staatsveiligheid, gevestigd in een cleane ondergrondse ruimte vol digitale zintuigen. Aan wifi geen gebrek. Dit keer had het land last van een hacker die onder andere – fictie is vaak te mooi om waar te zijn – nieuwslezer Stef Wauters in volle uitzending met een onvoorzien beeld aan het zicht onttrok. De dames en heren van de Staatsveiligheid bleken dus naar ‘VTM nieuws’ te kijken. Zouden ze na afloop blijven zitten voor ‘Familie’? Of zouden ze ijlings naar ‘Thuis’ zappen, dat uiteraard ook vol versleutelde boodschappen van terroristen zit?
Na vier afleveringen sleept ‘De bunker’ me nog steeds niet mee. Dat moet iets te maken hebben met het register waarin nagenoeg de hele cast klemzit. Op de website van deze serie las ik dat ‘de bedreiging van alle kanten kan komen’. En met een strakke blik die bedacht is op de bedreiging die van alle kanten kan komen, kijken alle acteurs voortdurend voor zich uit en om zich heen. Sven De Ridder, die de IT-expert en databaseanalist Rob Verbraeken speelt, is in dat opzicht exemplarisch. ‘Ik heb alles door, zelfs lang voor het kan gebeuren,’ lees ik in de aldoor vorsende blik van dit personage. In de vierde aflevering werd zijn persoonlijke tragiek duidelijker: eenzaamheid wegens verlies van naasten. Maar dat maakte zijn houding tot nog toe niet interessanter. Daar komt nog bij dat alle functionarissen van de Staatsveiligheid in deze serie nagenoeg voortdurend een toon aansloegen alsof ze elkaar deskundigenrapporten aan het voorlezen waren. Ik vrees dat deze serie me eerlijk gezegd te weinig kan schelen. Altijd bereid om op mijn schreden terug te keren, zal ik ‘De bunker’ nog wel even aanzien, maar niet te lang meer. Voor de rest ben ik nog niet vergeten dat de VTM ooit ‘Clan’ en ‘Cordon’ heeft uitgezonden.
undefined
'Zo nu en dan duikt de voormalige nimfijn Joy Anna Thielemans in dit programma op, de autreuse van mijn livre de chevet 'Gewoon Joy' en, naar ik heb vernomen, ook een onstilbare Twitterette die zelfs in 140 tekens niest.'
Het sterkste netwerk
Eén – 21 september
Met ijzeren regelmaat verschijn ik in druk in een legendarisch tijdschrift dat op 23 februari 1936 voor het eerst van de persen rolde. Dat onafhankelijke weekblad, sinds jaar en dag een genot voor z’n talloze lezers, is me al openbaar genoeg, zodat ik me liever niet vertoon op Facebook, Twitter en Instagram. Ik bulk goddank ook niet van de acute noch chronische meningen, en de aandrang om mijn veeleer ongewone, mogelijk aanstootgevende huis-tuin-en-keukenleven te kijk te zetten is me volslagen vreemd. Wederom een karakterkwestie, neem ik aan. De enige sociaalnetwerksite die ik voor lief neem, is zo analoog mogelijk: een onhip café in het oude hart van mijn woonstede, een niet nader genoemde provinciehoofdplaats waar Schelde en Leie domweg samenvloeien. Daar sla ik op vrijdagavond een paar uren stuk in het gezelschap van niet geheel onbesproken types die me, wegens mijn vermeende amusementswaarde, nog net iets liever in dat café zien verschijnen dan in druk. We foeteren gezamenlijk op het wereldgebeuren en vervolgens hebben we het op elkaar gemunt, zij het altijd in een lichte, aan slaande onnozelheid grenzende toonzetting. Door ernst getekende lieden die elkaar bezijden onze stamtafel niets te vertellen hebben, kijken daar raar van op. Voor de gelegenheid laat ik mijn mobieltje, een zo te horen lachwekkende dumbphone van Nokia, op zulke vrijdagavonden thuis, ook wel opdat ik me even de vrijheid van vroeger zou herinneren en de bijbehorende vermetelheid om onbereikbaar te zijn.
Laat ik maar ruiterlijk toegeven dat ik geen voor de hand liggende afnemer van ‘Het sterkste netwerk’ ben, een spel in het genre padvinderij in cyberspace, waarin twee lokale bekendheden het met gebruikmaking van nieuwe media en sociaalnetwerksites tegen elkaar opnemen. Zo nu en dan duikt de voormalige nimfijn Joy Anna Thielemans in dit programma op, de autreuse van mijn livre de chevet ‘Gewoon Joy’ en, naar ik heb vernomen, ook een onstilbare Twitterette die zelfs in 140 tekens niest. Zij gaf dit keer opdrachten aan de kleinschalige komiek William Boeva en aan Roos Van Acker, bekend van radio & televisie, maar minder als docente aan de Thomas More Hogeschool in Mechelen, waar ze – ga er maar aan staan – de bloem der natie in creatieve copywriting onderricht. Baat het niet, het schaadt niet. William Boeva zei dat hij, alvorens met de beminnelijke Roos in het strijdperk te treden, antiroosshampoo had gebruikt: eindelijk nog eens een man die niet vies is van zo nu en dan een woordspeling op klaarlichte dag. Het viel me ook geweldig mee dat hij maar één keer een grapje ten koste van zijn andersvolgroeidheid maakte.
We zagen hoe ze zich door middel van hun respectieve digitale vriendenscharen moesten zien te bevrijden uit een oord waar onvermurwbare beveiligingsfunctionarissen, die niet van boeven te onderscheiden waren, hen geketend hadden achtergelaten. Daarna moesten ze hun digitale vrienden oproepen om levensgrote cut-outs, ééndimensionale poppen van karton die William Boeva en Roos Van Acker voorstelden, naar zo ver mogelijke buitenlanden te brengen. Tussendoor dienden ze een klad bejaarden tegen hun zin in Facebook in te wijden, terwijl ze ondertussen ook holderdebolder de apotheose van dit programma moesten voorbereiden: de bruiloft van ene Karen en ene Wim, met alles erop en eraan, tot de feestdos van de bruid en de bruidegom toe. Aangezien goede smaak facultatief is op Eén, was ‘superhelden’ het thema van die trouwpartij. Ineens dwaalden mijn gedachten naar ‘Felice’s feestcomité’ af, een tv-programma waarin Felice Damiano rond de eeuwwisseling voor feestenbouwer speelde: het leek me zo gek nog niet om even bij Dré Steemans stil te staan, die op 9 oktober 2009 in zijn slaap stierf. Hij was 55. Incredibile ma vero.
Tot slot moesten Roos Van Acker en William Boeva door middel van een toespraak naar de gunst van het bruidspaar dingen: Roos Van Acker deed haar voordeel met de tekst ‘Liefde’ van Hans Teeuwen, en zoals het een stand-upcomedian betaamt, beledigde William Boeva de bruid op eigen kracht, waardoor hij dit spel prompt won. Het hoefde voor één keertje dus geen klachten te regenen bij het Interfederaal Centrum voor Gelijke Kansen. Maar goed, aan een mespuntje serieusheid is nagenoeg niemand doodgegaan: er ging bij het zien van ‘Het sterkste netwerk’ niets bijzonders door me heen. Tenzij misschien de vraag: ‘Zou ik niet beter voortlezen in ‘De man zonder eigenschappen’ op de e-reader die ik me onlangs heb gepermitteerd?’ En ook: ‘In geen honderd jaar zal ik van het werkwoord liken (likete, geliket) houden.’
undefined
'Het lijkt me raadzaam om met het verstand op nul naar 'Jonas & Van Geel' te kijken. Denk erom dat sommige mensen die keuzemogelijkheid niet eens hebben omdat hun schakelaar alleen maar op nul kán staan'
Jonas & Van Geel
VTM – 23 september
De zwierig in beeld gebrachte talkshow ‘Jonas & Van Geel’ is nadrukkelijk naar Amerikaans voorbeeld gemodelleerd: het had een pastiche kunnen zijn op het gemiddelde Amerikaanse kletsprogramma, maar dat is het niet. Ik zie een tijdsverloop dat vooraf intens is doorgesproken en voorgekookt; ik hoor veel hol gelach op een teken van een overijverige applausmeester, die thuis vast wel eens van uitputting in tranen uitbarst of met huisraad begint te gooien naar al wie hem lief is: zijn oude moeder; ik word enthousiasme gewaar dat niet in mijn door en door Europese natuur voorkomt. Ook geijkt Amerikaans is dat zijdelingse maar geheel afgesproken dollen met de zwarte jongens van het huisorkestje, en ondertussen maar in de rondte stuiteren, of anders van hot naar her en weer terug ijlen, en ga zo maar door, tot de aftiteling je uit je manische fase verlost en je eindelijk aan het zuurstofapparaat mag.
Het decor van dit programma – de naam Jonas in bakbeesten van rood oplichtende letters – doet mij aan het decor van de ’68 Comeback Special van Elvis Presley denken, waarin de reuzengrote letters E, L, V, I en S licht gaven in een jaar dat vanzelf ook al erg verlicht was. Ik mag er dan ook graag naar kijken, en ik beleef ook een zeker genoegen aan de suggestie dat alles mogelijk is in ‘Jonas & Van Geel’, en dat er voortdurend van alles te gebeuren staat: kosten noch moeite, alsof de crisis eindelijk voorbij is. Het lijkt me raadzaam om met het verstand op nul naar ‘Jonas & Van Geel’ te kijken. Denk erom dat sommige mensen die keuzemogelijkheid niet eens hebben, omdat hun schakelaar alleen maar op nul kán staan. Of aanzienlijk erger nog: geen nulstand heeft.
Nu ja, zelfs als ik er met het verstand op nul naar kijk, kan ik de occasionele gedachte niet onderdrukken: laatst zag ik de gebroeders Staf en Mathias Coppens, professionele proefkonijnen, speels lijden voor andermans lol door middel van een zogeheten stroomband, een leermiddel waarmee men honden beschaaft als de hondenfluisteraar uitgeschakeld is wegens rabiës. Het tenniswonder Kim Clijsters beleefde zichtbaar veel plezier toen ze de broers Coppens zo nu en dan aan de hand van een afstandsbediening een stroomstootje kon toedienen. En ik dacht op slag aan mijn jeugd, meer bepaald aan folterpraktijken in Chileense kelders waar ik toen erg van walgde, en nog steeds. Kortom: het verstand op nul is relatief.
Een week later waren Bart De Pauw en Tom Lenaerts in ‘Jonas & Van Geel’ te gast. Deze sympathieke ondernemers zaten er erg ontspannen bij; ze helden zelfs naar liggen over, alsof ze net een lucratief contract met de VTM hadden afgesloten en nog wat soezerig waren van de pousse-café. Of sterker nog: alsof ze op het punt stonden met z’n tweeën de leiding van VOKA over te nemen, na nog een pousse-café. Jonas vond ‘Schalkse ruiters’, waarmee De Pauw en Lenaerts hun naam hebben gevestigd in het Tochtgat aan de Noordzee, het mooiste programma dat hij ooit had gezien. Van de weeromstuit begonnen de makers van dat programma meteen sterke verhalen te lekken, die ik wegens plaatsgebrek niet ga navertellen. Jonas Van Geel herinnerde er Tom Lenaerts even aan dat hij de kijkers van de VTM ooit onheus in woorden had gevat, en speciaal voor de gelegenheid deed hij dat nog eens over: op de toon van een balende bejaardenhelper gelastte hij de VTM-kijkers hun kunstgebit nu maar uit te nemen en het in het daartoe bestemde glas water te deponeren. Waarna we, onder het wezenloze mummelen, best een muziekje konden gebruiken: ex-nieuwslezeres Cathérine Moerkerke, die thans ‘Telefacts’ presenteert, bleek zoals nagenoeg iedereen uit Menen ooit geplaybackt te hebben, en ze kon warempel nog steeds de vocale schijn ophouden. Kan Martine Tanghe kronkelend playbacken? Welaan dan.
De alerte redactie van ‘Jonas & Van Geel’ wist dat Quinten De Pauw en Willem Lenaerts, zoons ván, samen in een bandje zaten: Petit Raymond. Om hun vaders te verrassen mochten ze in dit programma live het nummer ‘Black Silhouettes’ spelen. ‘Was dit een echte verrassing of niet?’ lijkt me een vraag in de geest van ‘Schalkse ruiters’. Nog een andere vraag is: ‘Hebben de vaders van deze zondagskinderen inmiddels al een platencontract getekend?’ Quinten De Pauw vond ‘Twee tot de zesde macht’, waarvan het vierde seizoen op til is, het slechtste programma dat zijn vader ooit heeft gemaakt. Rock-’n-roll is nergens te vermijden.
Rudy Vandendaele