Migrant in eigen land: Birsen en Fatma Taspinar
Twee zussen. De ene is radio- verslaggeefster bij de nieuwsdienst van de VRT en las tot voor kort het nieuws op StuBru, de andere is psychologe en systeemtherapeute en heeft net haar eerste boek uit: ‘Moeders van de stilte’.
Dat op zich zijn al mooie carrières, maar wat het nog specialer maakt – en dat beseffen ze zelf ook – is hun naam: Fatma en Birsen Taspinar. Dochters van Turkse ouders die eind jaren 70 hun geboortedorp verruilden voor het exotische Lier. Allebei zijn ze Turks, Vlaams én migrantenkind. Alleen gaan ze daar elk op een andere manier mee om.
‘Ik ben veel Vlaamser dan Birsen.’ Ons gesprek is amper vijf minuten aan de gang wanneer Fatma al tot de kern doordringt van wat de twee zussen van elkaar onderscheidt.
Fatma (31) «Ik ben een controlefreak, verdraag geen chaos. Misschien komt dat omdat we uit zo’n chaotisch gezin komen: we zijn thuis met zes kinderen – drie meisjes, drie jongens. Tot voor kort organiseerde telkens één van ons op zondag een ontbijt voor de hele familie, maar daar zijn we mee moeten stoppen: te chaotisch. Bij mij is iedereen altijd welkom, op voorwaarde dat ik op voorhand weet wie er komt en wanneer.»
Birsen (37) «Terwijl bij mij de regel geldt: sluit maar aan. Organiseer ik een etentje, dan geef ik geen uur, maar een richtuur. Is dat Turks? Misschien wel. Mij ligt het vrijblijvende van een meer mediterrane levensstijl wel.»
HUMO Fatma, jij durfde op school weleens te liegen over de exacte grootte van het gezin Taspinar.
Fatma «Ik ging naar een katholieke school, de anderen gingen naar een gemeenschapsschool – met de jongste had mijn vader plots andere plannen. Ik was er de enige met zoveel broers en zussen. Daarom vond ik dat er een waas van marginaliteit rond dat hoge getal hing, dus maakte ik er vier van. Thuis lachen ze daar nog altijd om: ‘Zeg Fatma, was ik nu je zus of je tante?’
»Ook de eerste schooldag was altijd pure horror, omdat iedereen zich dan moest voorstellen. Ik wist dat ik weer dezelfde vragen zou krijgen over mijn Turkse naam, dus antwoordde ik altijd met een fijn stemmetje. Waarop de leerkracht gegarandeerd zei: ‘Wat zeg je, Fatima?’»
Birsen «Als puber wilde je zelfs niet met mama gezien worden op straat, omdat ze een hoofddoek droeg.»
Fatma «Erg, hè! Maar hou alsjeblieft in gedachten dat ik aan het puberen was. Als tiener ben ik door een zware identiteitscrisis gegaan. Die had minder met schaamte te maken dan met mijn eeuwige drang om alles te ordenen. Ook mijn identiteit: wie ben ík? Waar hoor ík bij?»
HUMO Jouw antwoord was: ik hoor bij Vlaanderen.
Fatma «Ja. Ik heb mijn thesis voor criminologie geschreven over criminaliteitsberichtgeving over allochtonen in de media. Birsen zei toen: ‘Jij bent het jezelf en je gemeenschap verplicht om daar een goeie thesis van te maken.’»
Birsen «Heb ik dat gezegd? Ik bedoelde dat je moest oppassen om niet in stereotypen te vervallen. Wat je ook niet gedaan hebt.»
Fatma «Terwijl ik dacht: ‘Zeg, ik ben ook maar gewoon een student zoals alle anderen.’ Ik vind niet dat ik iemand iets verplicht ben, dat het mijn taak is om de strijd van alle migrantenkinderen te voeren. Ik strijd mijn hele leven net om géén uitzondering te zijn, om te zijn zoals iedereen. Maar: met ouder worden heb ik wel geleerd om mijn Turks-zijn en mijn religie – ik ben gelovig – een plaats te geven. Tegenwoordig vind ik het zelfs leuk om iets specialer te zijn dan de gemiddelde Vlaming.»