Mijn leven als straatmuzikant: Ed Sheeran, Arno, Roland, Stef Kamil Carlens, Passenger en Bjorn Eriksson
‘De straat heeft eigen regels, die je onder de knie moet zien te krijgen.’
'We gingen naast de tafels van etende koppels spelen. Dan gaven ze ons geld, en zegden ze: 'Please shut up''
Ed Sheeran een ex-dakloze noemen is overdreven, maar toen hij nog niet de miljoenen platen verkopende rosse superster van ‘Shape of You’ was, sliep hij weleens onder een portiek van Buckingham Palace, of anders wel op een Londens metrostel. Althans, dat wil de legende over zowat de minst voor de hand liggende muzikant ooit om stadions en festivalweides te vullen. Sheerans goeie vriend Michael Rosenberg, ook bekend als Passenger, is zelf een busker die in het kielzog van zijn beroemde maatje met gepolijste popfolk de oversteek maakte van de straat naar de radio.
Michael Rosenberg «Ik heb Ed zowat tien jaar geleden leren kennen in Cambridge. Het was de allereerste zomer dat ik buskte. Mijn groep was gesplit, mijn manager was ervandoor en mijn vriendin had me laten zitten. Ik zat volledig aan de grond en woonde weer bij mijn ouders, maar ik had wél een versterkertje om mee te busken. Dus die zomer reisde ik door Engeland en Schotland, van stad naar stad. Ik speelde er telkens drie à vier dagen op straat, en dat leverde altijd wel een optredentje in een pub op. Op een avond in Cambridge speelden Ed en ik allebei in dezelfde pub, voor 50 man. Ik kon alleen maar denken: this guy is insane. Daarna vertrok ik naar Australië om daar een hele zomer te busken, en voor ik het wist, was Ed een ster.»
HUMO Wat is het geheim van zijn succes?
Rosenberg «Stadions vullen met niet meer dan een gitaar en een loop-pedaal: had je dat gezegd voor Ed Sheeran langskwam, mensen hadden je vierkant uitgelachen. Misschien zouden Bruce Springsteen of Neil Finn dat twee songs volhouden, maar geen twee uur. Ed doet natuurlijk aan posh busking: hij speelt met de allerbeste loop-pedalen en krijgt van z’n roadie 17 verschillende gitaren aangereikt, maar zijn instinct is dat van de straat. En dat instinct maakt hem zo succesvol, ook voor een publiek van 40.000 man.»
Wat is dat instinct van de straat? Hoe krijg je het? En raak je het ooit kwijt? Ook bij ons begonnen genoeg rockmuzikanten op straat. Stef Kamil Carlens was in de vroege jaren 90, voor dEUS, zowat voltijds straatmuzikant en woonde samen met de eveneens buskende Tom Barman.
undefined
Stef Kamil Carlens «Tom was een vriend van mijn zus, ik heb hem via haar leren kennen en we zijn heel snel gaan samenwonen. We hadden elk een verdieping en daarboven een repetitieruimte. Ik speelde toen heel vaak op straat, het was mijn belangrijkste bron van inkomsten. Ik was wat fanatieker dan Tom: ik trok vaak naar Brussel om op de metro te spelen, van wagon naar wagon. In Antwerpen speelde ik overal, op terrassen en in restaurants.
»Later zijn we met dEUS, voor we bekend waren, een paar keer in Spanje gaan spelen. Dat waren heel leuke tours, in kleine clubs en cafés. Overdag speelden we op straat om wat geld bijeen te krijgen. Toen ik ooit met Moondog Jr. door Frankrijk tourde in het voorprogramma van Morphine, hebben we een paar keer met Mark Sandman zaliger en de rest van zijn band samen op straat gespeeld. Daar kwam heel veel volk op af. Ik heb nog altijd spijt dat daar geen foto’s van bestaan.»
HUMO Terug naar je prille begin als straatmuzikant in Antwerpen: welke sfeer hing er toen in de stad?
Carlens «De sfeer van de jaren 60 en 70 hing nog heel erg in Antwerpen. Veel cafés uit die tijd bestonden nog, Den Babylon bijvoorbeeld. Door die reputatie kwamen hier reizigers van overal aan: ik had vrienden uit Oekraïne, Italië, Brazilië, Australië... En iedereen bleef bij mij logeren. Een belangrijk café was toen De Muziekdoos: daar was een vrij podium, iedere avond kon je daar spelen. De jonge An Pierlé speelde er ook vaak.
»Door een Schots lief was ik toen regelmatig in Schotland, en in Glasgow en Edinburgh zag ik véél straatmuzikanten. Het was de tijd van The Waterboys, Mike Scott was heel populair. Muziek spelen en rondreizen, leven als een bohemien: die hele romantiek van het busken trok me enorm aan.»
In de vroege jaren 90 ook vaak musicerend te vinden in de Antwerpse straten was de toen 16-jarige Bjorn Eriksson, tot 2004 lid van Zita Swoon en nu de helft van het bluegrassduo Eriksson Delcroix.
undefined
Bjorn Eriksson «Op straat spelen was voor mij aanvankelijk een manier van repeteren. Ik speelde nog maar net gitaar en dacht: zo verdien ik nog wat geld ook. Mijn vader en ik stonden in 1992 met onze bluegrassgroep Hank Van Damme vaak in de Hoogstraat, aan De Wilde Zee, of op de Meir. Dat marcheerde meteen, de mensen waren echt heel vrijgevig.
»Ik kende Stef Kamil vanop school, de kunstacademie. Hij zat enkele jaren hoger dan ik en iedereen keek naar hem op. Op een keer was ik nog met mijn vader op straat aan het spelen toen de winkels al gesloten waren, en plots kwamen Stef Kamil, Tom Barman en de rest van dEUS voorbij. Ik werd toen ineens héél zenuwachtig (lacht).
»In die tijd speelden veel Peruvianen op straat in van die Incapakjes. Je had nog geen vergunning nodig. Twee jaar later was die vergunning wél verplicht, en ik herinner me nog levendig hoe die Peruvianen altijd snel hun boeltje pakten als de politie eraan kwam.»
HUMO Tom Barman liet ooit optekenen dat hij als straatmuzikant op de Meir en omstreken zijn geld verdiende met z’n cover van ‘Losing My Religion’ van R.E.M. Wat was jullie succesnummer?
Carlens «Ik speelde vaak covers van Tom Waits, en ook een beetje Dylan, maar toch het vaakst ‘New York Time’ van Tom Waits. Prachtige song, een beetje country, die je makkelijk op één gitaar kunt spelen.»
Eriksson «Onze grote hit was ‘Duelling Banjos’ uit de film ‘Deliverance’. Wij waren dat al een beetje beu, maar als mensen nog maar een banjo zien, willen ze dat nummer horen.»
Spuwen in de koffer
Wie busken zegt, zegt de jaren 60: iedereen, van Janis Joplin tot Rod Stewart, begon als straatmuzikant. Stewart werd tijdens z’n dagen als busker ooit zelfs Spanje uitgezet voor landloperij. Bij ons buskte ene Arno Hintjens eind jaren 60, begin jaren 70 samen met zijn Freckleface-kompaan Paul Couter. Ze speelden tot in Zuid-Frankrijk.
undefined
Arno Hintjens «Ik heb Paul leren kennen op straat in Oostende. Ik passeerde, zag hem spelen en dacht: amai. We speelden samen bluesnummers. Ik zong en speelde mondharmonica, Paul speelde gitaar. We speelden vooral op de Grote Markt van Brussel, maar ook in Zuid-Frankrijk, Saint-Tropez. Daar mocht je niet op straat spelen van de flikken, maar we zorgden ervoor dat er altijd iemand op de uitkijk stond.
»Op een keer moesten we in Saint-Tropez toch stoppen van de politie en kwam er een Afro-Amerikaanse madam naar ons toe. Ze zei: ‘Don’t worry, I’m gonna buy you an ice cream.’ Het was Chaka Khan, zij speelde die avond met haar toenmalige groep Rufus in de club van Brigitte Bardot (Byblos was een club in Saint-Tropez waar Bardot vaak werd gesignaleerd, red.). Dus ik heb daar die avond gedanst met Brigitte Bardot, allemaal dankzij Chaka Khan!»
HUMO Terug naar het Oostende van eind jaren 60: speelden daar toen veel straatmuzikanten?
Hintjens «Vooral Engelsen, door de ferry tussen Oostende en Dover. In Oostende had je ook de Folk & Blues Club: ik heb daar Bert Jansch gezien, Derroll Adams speelde er... Die optredens waren allemaal gratis, en nadien gingen die folkmuzikanten op straat spelen – dat was toen gewoon zo.
»Wie ook in Oostende op de dijk stond te spelen, was Roland Van Campenhout. Daar heb ik hem leren kennen. Hij deed zijn legerdienst bij de zeemacht in Oostende.»
undefined
''Zijn instinct voor muziek kreeg Ed Sheeran op de straat. En dat instinct maakt hem zo succesvol, ook voor een publiek van 40.000 man'' Passenger
Roland Van Campenhout «Uiteindelijk ben ik gedeserteerd bij de zeemacht en in Gent in De Nieuwe Wandeling beland. Overdag mocht ik uit de gevangenis om te gaan werken, als metser bij Walter De Buck thuis. Ik kwam uit Boom, ik had nog nooit gasten met lang haar gezien. Die bende van Walter: voor mij waren dat allemaal Jezussen (lacht).
»Nadien speelde ik vaak in de kelder van Het Trefpunt van Walter De Buck, folk. Ik speelde toen heel primitief gitaar, met één vinger – skiffle, zoals Leadbelly en Lonnie Donegan.
»Maar mijn allereerste muzikale ervaring was als wasbordspeler bij een Engelse groep: The City Ramblers. Ik was hen op straat tegengekomen en ze zeiden: ‘We need a washboard player!’ En ik, totale bluf: ‘I’m your man!’»
HUMO Zorgden de eerste Gentse Feesten in 1969 voor een toeloop van buitenlandse muzikanten?
Van Campenhout «Ja, veel folkmuzikanten uit Engeland en Frankrijk. Het podium op het plein Bij Sint-Jacobs was gemaakt van bierbakken met planken erop. Iedere avond kwam er tweehonderd man, en wij vonden dat een ongelooflijk succes!»
HUMO Kun je je brood verdienen met busken?
Hintjens «Ik heb veel verdiend als straatmuzikant. We speelden op de Grote Markt in Brussel. Als er ergens koppels zaten te eten, gingen Paul en ik naast hun tafeltje spelen. Dan stopten ze ons 100 Belgische frank (2,50 euro, red.) toe, met de mededeling: ‘Please shut up.’ Dat was onze truc, zo heb ik véél geld verdiend.»
Carlens «Toen ik nog buskte, was er in Antwerpen een hele goeie plek om te spelen: het vegetarische restaurant Atlantis, pal in het centrum. Je kon er twéé keer met je hoed rondgaan én je kreeg een gratis maaltijd. Ik geef altijd geld aan straatartiesten: dat is mijn gouden regel.»
Eriksson «Wij speelden vaak in het Mexicaanse restaurant Cantina: ze hadden ons daar zelf gevraagd, want we speelden ook tex-mex en cajun. Een goed moment was altijd wanneer er iemand een briefje van 100 frank in onze cowboyhoed stak. Dat werkte heel aanstekelijk: als één iemand ermee begon, volgden anderen. Zo verdienden we op een dag toch al gauw een paar 1.000 frank.
»’s Avonds waren we ook in een paar cafés zeer welkom: in De Ware Jacob, De Billenkletser... Eigenlijk kwam het erop neer dat we het geld dat we overdag verdiend hadden, ’s avonds opmaakten aan drank.»
Rosenberg «Ik verkocht ook mijn cd’s op straat, voor 10 euro per stuk. Busken kan behoorlijk lucratief zijn. Maar zeg dat niet aan de belastingen. En een gouden tip: ga nooit busken in de metro of in een station. Daar verdien je niks, want niemand blijft er staan, iedereen is gehaast.»
HUMO Heb je verder nog tips, de do’s en don’ts van het busken?
Rosenberg «Iedere stad is anders. Door de terreurdreiging is het ook alleen maar moeilijker geworden: in Duitsland is busken in ongeveer iedere stad verboden. Politie, veiligheidsmensen, een dakloze wiens slaapplaats je verstoort: op straat loop je ook voortdurend tegen confrontaties aan. Dat is achteraf gezien het allerbelangrijkste dat ik geleerd heb van busken: omgaan met mensen. De straat heeft z’n eigen regels, die je onder de knie moet zien te krijgen.»
Eriksson «Er heerste enorme rivaliteit tussen straatmuzikanten, ik was daar zelfs door gechoqueerd. De zware gevallen – meestal oudere Ierse of Engelse straatmuzikanten, vaak alcoholisten – konden heel venijnig uit de hoek komen als ze zagen dat wij wat succes hadden. Dan liepen ze voorbij en spuwden ze in onze gitaarkoffer.»
Carlens «Het was inderdaad niet allemaal zo romantisch: er werd héél veel gedronken, ik heb véél alcoholproblemen rond me gezien. Wij waren jong, maar veel van die buskers waren al in de 40 of 50 en zaten vast in een vicieuze cirkel van armoede en drank.»
Auditie doen
HUMO Is busken de ideale leerschool voor het podium?
Carlens «Je leert in ieder geval aandacht te trekken, je moet ook luid kunnen zingen.»
Eriksson «Ik vind van wel. Je leert je grenzen verleggen, je leert mensen entertainen. Ik heb altijd op een podium willen staan, dus voor mij was het een leuke fase. Maar voor veel straatmuzikanten blijft het een manier om te overleven.»
Hintjens «Ik wil niet de professor uithangen, maar tegenwoordig zijn er scholen voor rockmuzikanten. Toen ik nog op straat speelde, was rockmuziek niet erkend. In 1968 was ik 19 jaar, en toen was iemand van 25 jaar een oude zak, want die had de oorlog nog meegemaakt. Rockmuziek, dat was anarchie, rebellie, dat was tegen het systeem. Heel die spirit is weg. Je moet de rider eens zien van jonge groepen tegenwoordig. Wat die allemaal vragen: ik viel op mijn gat. Wij waren tevreden met een boterham met hesp. Wij speelden op straat om te kunnen eten, hè.»
'Ga nooit busken in de metro of in een station. Daar verdien je niks, want niemand blijft er staan, iedereen is gehaast'
Van Campenhout «Wij buskten voor geld en leefden op straat. De mensen waren veel minder wantrouwig. Die mentaliteit van toen lijkt volledig verdwenen.»
Hintjens «Ik was met Paul Couter begin jaren 70 in de Verenigde Staten. We speelden daar op straat, er passeerden jonge gasten en die zeiden: ‘Vanavond is er een party bij ons thuis, kom af.’ En daar zaten we ineens bij mensen thuis. Of we woonden met z’n drieën in een appartement en wat in de koelkast stond, was voor iedereen, voor eender wie aanbelde.»
Carlens «Na de crisis van 2008 lijkt iedereen toch schuwer geworden. Ik zie minder straatmuzikanten in Antwerpen dan vroeger.»
Rosenberg «Ik vond het rond 2008 net enorm bevrijdend dat ik de industrie niet meer nodig had om mensen te bereiken. Dat geen platenlabel me vertelde welk jasje ik moest dragen. Ik had genoeg aan mijn kleine versterkertje, en ik deelde op straat flyers uit met mijn Facebookpagina erop. Dat was de tijd voor Zuckerbergs rottige algoritmes, toen je nog fans kon vinden via Facebook. Ik combineerde busken met sociale media en zag mijn fanbasis zo groeien.
»Busken is intussen een heus genre geworden. Toen ik in Brighton mijn eerste optredens probeerde te versieren, lukte er niks. We zaten nog volop in de tijd van de dj’s en dance-acts. Drie jaar later werd je overspoeld door singer-songwriters met akoestische gitaren. Damien Rice en David Gray hebben het buskergenre, folk dus, nieuw leven ingeblazen. Akoestische songs die ergens over gaan: ineens besefte men dat daar een enorme markt voor was.»
Niet zo in Hasselt. Want een populair genre of niet, Erik Debny – halve finalist in Humo’s Rock Rally 2010 – werd door het stadsbestuur van Hasselt afgekeurd als straatmuzikant, wegens ‘te slecht’. Een blamage voor het Hasseltse stadsbestuur of voor Humo – kennen die van de TTT dan écht niks van muziek?
Erik Debny «Je moet tegenwoordig auditie doen om op straat te mogen spelen in Hasselt, wat ik nogal bizar vind. Maar ik ben die auditie gaan doen, voor een bende politici die niks van muziek kennen. Ik heb een eigen nummer gespeeld. Ik heb dat heel goed gebracht en heb heel goed gezongen, maar ik werd afgekeurd. Ze vonden me ‘niet goed genoeg’. Terwijl ik voortdurend optreedt, ook in Hasselt, in cafés en op podia allerhande. Dat klopt toch niet?
»Ik ben nochtans de ideale straatmuzikant: ik ken héél veel liedjes, ik speel veel covers. Het is echt wraakroepend dat ik niet ben geselecteerd.»
HUMO Nog maar eens auditie doen dan?
Debny «In november zijn er opnieuw audities, en ik ga weer meedoen. Ik wil echt op straat spelen, om wat bij te verdienen én om mijn akoestische soloplaat ‘Beat the System’ te promoten. Dat is een echte straatmuzikantenplaat: tegen wapenhandel, tegen slechte muziek en tegen shit. Maar ja, ze jagen de straatmuzikanten allemaal weg.»
Carlens «Of je nu door Antwerpen, Brussel of Gent wandelt: overal zie je dezelfde grote winkelketens. Straatmuzikanten die zich daartussen zo kwetsbaar opstellen, ik hou daar enorm van. Het wijst je weer op dat kleine, fragiele dat de mens uiteindelijk maar is.»
Leffingeleuren, van vrijdag 14 tot zaterdag 16 september, Leffinge. Info: www.leffingeleurenfestival.be.