Monty Python - Almost the Truth
Als u dit leest, geachte miserable fat Belgian bastards, bent u wellicht net te laat om nog op tijd te zijn voor de reünie van Monty Python, morgen in New York, ter gelegenheid van de veertigste verjaardag van het invloedrijkste comedycollectief aller tijden. Always look on the bright side of life evenwel: na het onovertroffen 'Monty Python and the Holy Grail' (vanavond om 21.15 u.) zendt Canvas een compilatie uit van de gloednieuwe, in totaal zes uur durende Britse documentaire 'Almost the Truth'.
Daarin wordt de geschiedenis van Monty Python met nooit geziene grondigheid uit de doeken gedaan ('zo volledig en waarheidsgetrouw dat ik niet hoef te kijken', aldus Terry Jones), en komen onder meer Rowan Atkinson, Germaine Greer, Johnny Depp en Iron Maiden-frontman Bruce Dickinson de Pythons eer bewijzen. En nog meer fijn nieuws: de Grote Roerganger van het digitale kanaal Acht komt ons zojuist bevestigen dat zijn zender ergens tegen het prille voorjaar de volledige documentaire in zes delen over u zal uitstrooien. Zet gerust een silly walk in, maar kijk een beetje uit voor het porselein.
ALAN G. PARKER (maker) «Tot enkele jaren geleden werkte ik als consultant voor de punk- en heavymetalafdeling van EMI. Op zekere dag kreeg ik te horen dat ik de cd-reissues van alle Monty Python-platen moest begeleiden: ik mocht de vijf nog levende Pythons opzoeken om hun mening te vragen over de vormgeving van de hoesjes, de keuze van de bonustracks en zo meer. Maar toen dat allemaal in kannen en kruiken was, dacht ik: 'Hang on, we zijn niet ver meer van de veertigste verjaardag van Monty Python. Als ík geen carrièreomspannende documentaire over de Pythons maak, dan doet iemand anders het wel.' Ik heb ze dan teruggebeld en gevraagd of ze wilden meewerken, en ze zeiden meteen ja. Ze kenden de documentaires die ik eerder al had gemaakt over The Clash en Sex Pistols, en die vonden ze goed.
»Overigens: Graham Chapman mag dan al twintig jaar dood zijn, hij zit net zoveel in 'Almost the Truth' als de andere vijf. Met dank aan het geweldige BBC-archief.»
HUMO Naar verluidt stonden de Britse komieken in rijen aan te schuiven om u hun medewerking toe te zeggen.
PARKER «Toch ongeveer, ja. Simon Pegg nam zelfs speciaal drie dagen vrij van de opnames van de 'Tin Tin'-film in Parijs om naar Londen te vliegen en zijn interview te doen. En Steve Coogan schudde zó drie hele Python-sketches uit zijn mouw, inclusief alle silly voices. Zijn imitaties waren zo griezelig perfect dat we hem de sketch 'The Piranha Brothers' hebben laten overdoen, in een hotelkamer in Los Angeles dan nog: die beelden hebben we in de montage gecombineerd met de partij van Michael Palin van veertig jaar geleden. En ken je Eddie Izzard? Die heeft speciaal voor ons uit zijn hoofd de volledige 'Four Yorkeshiremen'-sketch gespeeld. In z'n eentje!»
HUMO Ook de enige echte Elvis was een groot Monty Python-fan, leren wij uit uw prachtige documentaire.
PARKER «Ja. Ik heb Priscilla Presley nog om een interview verzocht: daar had ze helaas geen tijd voor, maar ze wist me wel te vertellen dat Elvis 'The Holy Grail' woord voor woord vanbuiten kende. Vooral the black knight scheen hij fantastisch te vinden. Als hij tijdens een spelletje voetbal in de achtertuin van Graceland struikelde en z'n knie schaafde, ging dat van (met bekakt accent): 'Oh, tis but a flesh wound, my friend' - net als de black knight wiens beide benen zojuist zijn afgehakt (lacht). Uiteindelijk hebben we zijn beste vriend bereid gevonden om mee te werken: Jerry Schilling, die lid was van The Memphis Mafia.»
HUMO Bent u eigenlijk zélf een grote Python-fanaat?
PARKER «Eentje van het obsessieve soort zelfs. Dat is begonnen in 1973, toen ik als mannetje van acht voor het eerst een aflevering van 'Monty Pythons's Flying Circus' zag op BBC2. Eén van de sketches in die aflevering was 'The Cheese Shop': die vreemd ogende man van wie ik later te weten zou komen dat hij John Cleese heette, en dan die arme kaasverkoper die geen enkele kaas in voorraad bleek te hebben - nog nooit had ik zoiets grappigs gezien.
»Maar pas vanaf mijn punkjaren, eind jaren 70, ben ik een obsessieve fan geworden. Johnny Rotten die uitschreeuwde dat hij de antichrist was of Terry Jones die zijn liefde voor verkeerslichten bezong: ik hield van allebei evenveel. De punkers waren trouwens allemaal Monty Python-fans. 'Life of Brian' kwam uit in '79, en ik kan me herinneren dat de punks op mijn school er veel harder mee konden lachen dan de straights.
»In die dagen ben ik ook een verzameling Python-memorabilia begonnen. Alles wat ik zag, kocht ik: boeken, tijdschriften, platen, posters... the lot. Het vreemdste item is ongetwijfeld mijn kotsende Mister Creosote-pop. Je weet wel, die ontploffende vetzak uit 'The Meaning of Life'. Je drukt op zijn buik, en er komt een gulp groen slijm uit, die meteen weer wordt opgezogen wanneer je zijn buik loslaat (lacht).
»Een paar jaar geleden zat ik met mijn maat Mick en mijn toenmalige vriendin Tara bij mij thuis te wachten op Bill, de zoon van Terry Jones - we zouden een gebouw gaan bezoeken waar ooit een Pythonsketch was opgenomen. Bill is één van de coregisseurs van 'Almost the Truth', en al jaren een vriend. Op een gegeven moment vraagt Tara: 'Mick, wat deed jouw pa eigenlijk voor de kost?' - 'Mijn pa is altijd spoorwegarbeider geweest. En als ik mij niet vergis was Alans pa behanger. En de pa van Bill...' en daarop wees hij naar de Mister Creosote op mijn vensterbank, '...die staat daar.' En ik zweer het: net op dat moment begon Mister Creosote te kotsen. Vanzélf! (grijnst)»