Morrissey - Low in High School
De eerste noten van de nieuwe Morrissey klinken alsof een olifant de studio binnen-stormt wanneer pedofiel Gary Glitter z’n comeback-cd opneemt en z’n slurf in diens reet ramt. Maar nee, dit is wel degelijk de nieuwe worp van – tot spijt van wie ’t benijdt – nog steeds de meest intelligente, welbespraakte, charismatische rockster van de voorbije decennia. Op Nick Cave na zie ik niet in wie hem evenaart.
Amper een maand na de heruitgave van ‘The Queen Is Dead’ (met een vracht aan succulente bonustracks) gooit Morrissey bijna achteloos ‘Low in High School’ op de markt – een typische woordspeling. Als Morrissey niet de Oscar Wilde van zijn tijd is, wie dan wel?
De Morrissey van cuvée 2017 is een kwaaie Morrissey, en ook deze keer kapt hij over koningen, potentaten, presidenten, dictators, soldaten (‘eerbelust kanonnenvoer’) en niet-vegetariërs tonnen pek en veren uit, vermengd met in zwavelzuur gedrenkte fluimen en venijn. Hij is ook zowat de enige die durft in te gaan tegen de monarchie: de hoesfoto toont het zoontje van zijn Mexicaanse bassist dat voor de poort van Buckingham Palace demonstreert met een bord met daarop ‘Schaf de monarchie af’. Andere popsterren slijmen liever bij de Queen, hopend op een adellijke titel.
Zijn zucht naar provocatie wint het weleens van z’n gezond verstand, getuige ‘Who Will Protect Us from the Police?’ Naar eigen zeggen werd Morrissey door een agent ‘geterroriseerd’ in Rome, waar hij al jaren woont (ondanks de nieuwe track ‘Home Is a Question Mark’). Maar da’s geen reden om wereldwijd de politie te hekelen. En hij heeft sinds enige tijd ook iets met Israël, wat drie songs heeft opgeleverd: ‘When You Open Your Legs’, ‘Israel’ en ‘The Girl from Tel-Aviv Who Wouldn’t Kneel’ – om ons in verwarring te brengen, giet hij dat Joodse onderwerp in een flamenco-arrangement.
‘Jacky’s Only Happy When She’s Up on the Stage’ is Morrisseys 21ste-eeuwse equivalent van Noel Cowards hilarische ‘Mrs. Worthington (Don’t Put Your Daughter on the Stage’ (googel het!), een wrede sneer aan het adres van talentloze deelnemers aan talentenjachten, gemixt met een sombere state of the nation (‘Everybody’s running to the exit’). En op ‘Spent the Day in Bed’ regenereert hij het orgeltje dat we kennen van vroege Roxy Music-tracks – Morrissey vereert Roxy, maar hij haat Bryan Ferry, want die jaagt.
Af en toe slaat Morrissey de bal mis. Ik zit bijvoorbeeld niet te wachten op blazers. En hier en daar is Boz Boorer een iconische hook (à la ‘Irish Blood, English Heart’) of een memorabele melodie (à la honderd Mozzer-songs) vergeten. En dan wordt een song wat monotoon, alsof Morrissey de tekstvellen van zijn irritatie du jour uitbraakt over doorsnee rock-’n-roll. Some albums are bigger than others en een klassieker heb ik deze keer niet gehoord. Maar nog steeds geldt: de kruimels van this charming man zijn beter dan andermans parels.